Nederland dreigt hopeloos achter te lopen als er niet gauw meer wordt geïnvesteerd in de kenniseconomie. Die waarschuwing staat in de ‘Kenniseconomie monitor 2003’ die maandag door Stichting Nederland Kennisland aan premier Balkenende werd overhandigd. “Kennis moet meer naar de samenleving gaan stromen.”

“Laat ze het maar ergens anders uitvinden”

In de monitor staan veel grafieken waar de auteurs sombere conclusies aan verbinden: vergeleken met andere Europese landen is Nederland helemaal niet zo’n hoog opgeleid land. Ook zijn er relatief weinig onderzoekers en juist veel vroegtijdig schoolverlaters. Volgens de auteurs schetst dit alles een beeld van Nederland als een ‘verbleekte kampioen’.

Bij de presentatie waren tientallen kopstukken uit bedrijfsleven, overheid en hoger onderwijs aanwezig, zoals burgemeester van Amsterdam Job Cohen, Schiphol-directeur Cerfontaine en wetenschapper Ronald Plasterk. Volgens Plasterk valt het wel mee met het negatieve beeld dat van het Nederlandse kennisklimaat geschetst wordt. “Ik ben het er mee eens dat we onze concurrentiepositie verliezen als we niet snel grote ingrepen doen, maar de vraag is of dat alleen in het onderwijs moet gebeuren. In het wetenschappelijk onderwijs zie ik mensen die studeren en dan promoveren, maar de beste bèta’s willen helemaal niet in het bedrijfsleven werken. Dat wordt gezien als een tweederangscarrière, de meeste mensen willen professor worden of naar Amerika. Dat is een tekortkoming van het bedrijfsleven.”

(Klik rechts op deze pagina voor het hele interview met Ronald Plasterk)

Jacques Schraven, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW, wijt dat aan voorlichting. “Misschien communiceren we niet genoeg. We hebben nu met vijf ondernemingen het initiatief genomen om kinderen op middelbare scholen te informeren over exacte vakken en hoe leuk het is om in het bedrijfsleven te werken.” Hij wijst naar de overheid voor het verbeteren van de kenniseconomie: “Balkenende-1 had geen oog voor wetenschap en onderzoek, en Paars al helemaal niet. Meer geld steken in de wetenschap levert geen onmiddelijk rendement op, maar het zijn investeringen voor de toekomst. Onderzoekers gaan op zoek naar inkomsten uit contractonderzoek, maar dat leidt tot versnippering en niet tot de lange-termijnplanning die nodig is.“ In het algemeen vindt de werkgeversvoorzitter niet dat het Nederlandse kennisklimaat ontzettend slecht is: “Er zijn een paar problemen, maar ik ben toch niet van mening dat het niveau van het onderwijs ongunstig afsteekt in Europa.”

Hoewel de aandacht vooral uitging naar het hoger onderwijs en toponderzoek in de bèta-vakken, pleitte Frans Leijnse, voorzitter van de HBO-raad, vooral voor meer investeren in het VMBO. “De kern van de zaak is dat je geen toponderzoek, geen geavanceerde kenniseconomie en high-techbedrijven kunt organiseren in een land, als je geen slimme samenleving hebt. Dat vraagt gewoon dat mensen een behoorlijke opleiding hebben. Als wij toch nog twee miljoen mensen hebben rondlopen die niet het startniveau van de arbeidsmarkt hebben, en jaarlijks komen daar nog 60, 70 duizend jongeren bij die dat ook niet hebben, dan hebben we dus een probleem. Dan is de basis te smal.” Schraven: “Ik ben het helemaal eens met Leijnse, maar er is de afgelopen jaren wel veel meer geld gegaan naar het VMBO dan naar de universiteiten. Het VMBO is veel te theoretisch en algemeen gemaakt, en het sluit te weinig aan op de arbeidsmarkt. Er vallen te veel leerlingen uit. Hoewel je natuurlijk met meer geld niet alle problemen op kunt lossen, moet er meer in onderwijs geïnvesteerd worden.”

(Klik rechts op deze pagina voor het hele interview met Frans Leijnse)

Bij het debat over de Nederlandse kenniseconomie werd veel gepraat over de verantwoordelijkheden van de overheid en het onderwijs. Is het niet zo dat bedrijven zelf met te weinig vragen naar de wetenschap toe gaan? Leijnse: “Met kennis is het zo dat je niet weet wat je weten wilt. Bedrijven hebben een product en dat kan beter, maar ze weten niet dat het beter kan. Als hogescholen en universiteiten gaan zitten wachten tot er vragen komen dan komen ze vaak niet.” Ook Schraven vindt dat het gebrek aan kennisuitwisseling juist aan de wetenschap is te wijten. “Universiteiten zijn nooit sterk geweest in meedenken. Er is van daar uit nooit veel belangstelling geweest voor het bedrijfsleven. Dat begint nu wel meer te komen, de houding is aanzienlijk bijgesteld in de afgelopen paar jaar.”

Hoogleraar Ronald Plasterk heeft geen hoge dunk van het initiatief vanuit het bedrijfsleven: “Hoeveel ondernemerschap zit er nou werkelijk bij die grote bedrijven? Ik heb vaak het gevoel dat men toch zegt ‘kunnen we dat bruistablet niet in een andere kleur verpakken want dan pakken we twee procent markt meer’ in plaats van dat men zegt ‘laten we nou eens een geneesmiddel tegen kanker of de ziekte van Alzheimer zoeken’.”

Volgens de stichting Nederland Kennisland hebben veel andere landen Nederland ingehaald. Nederland behoort niet langer tot de wereldtop als het gaat om investeringen in onderwijs en onderzoek. Plasterk heeft er een verklaring voor: “Ons zelfbeeld is dat we een doorvoerland zijn. We hebben een grote haven, Schiphol, Betuwelijn, daar kan het allemaal niet op. Maar er is twintig jaar bezuinigd op het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Dat is omdat mensen misschien ten diepste wel denken ‘laat ze het elders maar uitvinden, dan verpakken wij het wel en verschepen we het door naar het Ruhrgebied’.”