In september 2006 zal het vijf jaar geleden zijn dat twee vliegtuigen zich in het World Trade Center boorden. Sinds die aanslagen heeft de Westerse wereld de oorlog verklaard aan 'het terrorisme'. De wetgeving die hieruit is ontstaan, is ingegeven door angst en komt voort uit de gedachte dat je door repressieve maatregelen een halt kunt toeroepen aan terroristische organisaties.

Alexander Oey: “In Nederland moest de wet vier keer worden aangepast om leden van de Hofstadgroep te kunnen vastzetten. Dat draagt volgens mij niets bij aan veiligheid.”

Alexander Oey: "In bijna vijf jaar tijd zijn we met al die wetgeving niets opgeschoten. Door aanpassingen in het juridische systeem zijn we nu opeens allemaal verdacht. Ook in Nederland moest de wet vier keer worden aangepast om leden van de Hofstadgroep te kunnen vastzetten. Dat draagt volgens mij niets bij aan veiligheid. Het negeert namelijk de oorzaak van het probleem dat aan de basis ligt van die terroristische aanslagen. Daar moeten we nu serieus over gaan nadenken."

Een ander voorbeeld dat Alexander Oey aanhaalt, is een recent verschenen rapport van de Britse geheime dienst. Daaruit blijkt dat de dienst, alle nieuwe wetgeving ten spijt, niets had kunnen uithalen om de aanslagen in het Londense openbaar vervoer te voorkomen. "Je hebt maar een paar jongetjes nodig die een keer samenkomen en besluiten dit te gaan doen om een aanslag voor te bereiden. Alle benodigdheden staan op internet. Het geeft maar aan dat we nu lang genoeg hebben ingezet op repressieve maatregelen. Als we nu niet gaan praten met zogenaamd radicale groeperingen, dan zijn de problemen straks niet meer te overzien."

Oey ziet nog wel mogelijkheden voor een open gesprek. De onvrede wordt volgens hem veroorzaakt door een aantal breed gedragen opvattingen in de Arabische wereld. Namelijk dat de zittende Arabische regimes zich gedragen als stromannen van de Westerse wereld en dat het Westen autoritaire regimes steunt in ruil voor olie en de noden van het volk veronachtzaamt. Oey: "Zolang daar geen verandering in komt, zullen de hardliners onder de Arabieren verzekerd zijn van de steun van de bevolking. En zonder die steun zijn ze veel minder gevaarlijk. Het gros van de Arabische bevolking ziet niets in aanslagen, maar kan zich wel vinden in de motieven die terroristische organisaties naar buiten brengen. Door te luisteren naar de behoeften van de bevolking kun je die sympathie verplaatsen."

In de documentaire wordt een vergelijking getrokken tussen de radicale groeperingen van de jaren zeventig in Duitsland met de radicaal islamistische jongeren nu. Oey: "Die vergelijking is goed te maken. Natuurlijk zijn er verschillen. De Europese radicalen van de jaren zeventig opereerden op nationaal niveau. De islamisten hebben een internationaal podium gekozen. Toch zijn de vijanden van toen globaal gezien dezelfde als nu: het kapitalistische Amerika, de globalisering. Ook in de rekrutering zie je dezelfde mechanismen. De voormannen van radicale organisaties spelen in op de woede die al in de jongeren zelf zit. Die woede kan overal vandaan komen: een slechte jeugd, een gebroken liefde, een gekrenkt ego. Het is het soort woede waar heel veel jonge mensen mee rondlopen. Die woede wordt gevoed en in een kader geplaatst dat breder is dan het persoonlijke verhaal. Die mensen trekken vervolgens ten strijde om het onrecht de wereld uit te helpen."

Vijf deskundigen op uiteenlopende terreinen komen in documentaire aan het woord. De strekking van hun boodschap is hetzelfde: we moeten luisteren naar de boodschap die besloten ligt in de terroristische aanslagen. Oey: "Dat is een geluid dat je nu steeds meer hoort. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de verkiezingsoverwinning van Hamas. De reactie van de Europese Unie daarop was de financiële bijdragen aan de Palestijnse gebieden stop te zetten. Daar is veel kritiek op gekomen van organisaties die veel van het gebied afweten. Ook het recent verschenen WRR-rapport 'Dynamiek in islamitisch activisme' is het resultaat van een andere benaderingswijze van problemen met islamitische jongeren. Het is voorstelbaar dat de falende operatie Irak een opening heeft geforceerd voor dit soort geluiden. Het volgende pijnpunt is Iran. Als daar niet goed mee wordt omgegaan, dan zijn de problemen niet te overzien. Het conflict dat daar nu al gaande is tussen de rijke Sjiieten (die de meeste olie bezitten), de Koerden (die ook een klein oliereservoir tot hun beschikking hebben) en de straatarme Soennieten (een bevolkingsgroep zonder olie) heeft niet veel nodig om volledig uit de hand te lopen."

De spanningen die binnen Nederland leven tussen islamitische en niet-islamitische bevolkingsgroepen, worden vaak geweten aan een niet te overbruggen cultureel verschil. Alexander Oey vindt deze redenering zwaar overdreven. Er zijn culturele verschillen, maar die zijn niet onoverbrugbaar. Oey: "Wij hebben vaak het idee dat als je een wetgeving op basis van de sharia invoert, je terug gaat naar de Middeleeuwen. Dat dan zaken als steniging opeens weer zijn toegestaan. Dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. De sharia is wel meer voor interpretatie vatbaar dan onze wetgeving, maar biedt wel een kader voor een humane rechtstaat. Bovendien kan de sharia ook binnen Westerse wetgeving worden gehanteerd. Dat gebeurt al in Canada. Daar zijn bepaalde civiele zaken waarbij de sharia gehanteerd wordt. Maar ik weet niet helemaal of dit wel de juiste aanpak is, hoor. De multiculturele gedachte komt ongetwijfeld voort uit goede intenties, maar je ziet dat juist in landen waar voor de multiculturele aanpak gekozen is, de boel ontspoort. Er zijn geen aanslagen gepleegd in Frankrijk, waar in verhouding tot Engeland en Nederland veel minder sprake is van een multiculturele samenleving. Misschien als je mensen te veel laat zwemmen er een vervreemding optreedt. Maar het blijft lastige materie. Het is moeilijk te begrijpen hoe dit soort mechanismen werken."

De aanpak van de Nederlandse overheid van de spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen, vindt Oey niet overal slecht: "Na de moord op van Gogh is in Amsterdam niet de pleuris uitgebroken. Dat is vooral te danken aan het optreden van Cohen en Aboutaleb. Die gaan de wijken in om met mensen te praten. Die gaan op zoek naar de oorzaken van de problemen. Maar de wijze waarop Donner opereert getuigt van zo'n klassieke repressieve instelling. Dat is ronduit gevaarlijk. Daarmee kweek je terroristen."

Maar het is niet alleen de overheid die de toon van het gesprek bepaalt. De media dienen ook hun verantwoordelijkheid te nemen. Oey: "Ik vind dat de media zeer in gebreke blijven. En dan met name de actualiteitenrubrieken Nova en Netwerk. Ik heb het idee dat ze veel te veel bezig zijn om lekkere televisie te maken. De inhoud is ver te zoeken. Het is niet zo gek dat Wilders de meest geciteerde politicus is. Als je ziet hoeveel airplay die man krijgt bij de genoemde programma's, dan kun je alleen nog maar de conclusie trekken dat de programma's kijkcijfers als belangrijkste maatstaf hanteren. Want zo'n Wilders heeft inhoudelijk toch helemaal niets te brengen. Zelfs voor de rol van nar heeft die man nog te weinig inzicht en visie. Hetzelfde geldt voor Hirsi Ali. Die wordt ook steeds weer uitgenodigd om haar nog altijd rammelende verhaal te repeteren. Het zou goed zijn als media zich eens wat verantwoordelijker zouden opstellen. Mensen uitnodigen die werkelijk deskundig zijn."

De documentaire eindigt met het postbus 51 spotje waarin we te horen krijgen dat er tweehonderdduizend professionals bezig zijn om een terroristische aanslag te voorkomen. Oey: "Of je daar nu vijfhonderdduizend of een miljoen van maakt, het zal voor de veiligheid weinig uitmaken zolang we niet gaan kijken naar de oorzaken van de problemen."