De zenderindeling bij de televisie is gebaseerd op 'doelgroepprofielen' en de programmering is daar volledig op toegesneden. Het onverwachte, de verrassing krijgt daardoor geen kans meer. Hier ligt een taak voor minister Plasterk.

Uit: cultureel supplement, NRC Handelsblad 11 mei 2007.

Onlangs is Ad de Boer, voormalig directeur televisie van de Evangelische Omroep, benoemd tot interim hoofd Televisie van de Publieke Omroep. Volgens een bericht in NRC Handelsblad is De Boer een groot voorstander van de nieuwe zenderindeling en de structuur waarbij de macht over de programmering is verlegd van de omroepen naar de netcoordinatoren. De Boer: " Het nieuwe model heeft de effectiviteit van de publieke omroep vergroot. Het is een levensreddend medicijn gebleken voor een ernstig zieke patiënt".

Als documentairemaker heb ik echter het onbehaaglijke gevoel dat de diagnose van de geneesheren onjuist is, en dat de verstrekte medicijnen niet werken.

Daar ligt een taak voor Ronald Plasterk, een minister die zegt media en educatie belangrijk te vinden.

DE GRAFIEK

Het Mediapark in Hilversum is de plek waar de vaderlandse televisiegeschiedenis wordt voorbereid, gemaakt en opgeslagen. Een koninkrijk eigenlijk, met eigen vorsten, prinsjes en prinsesjes, een hele reeks hofnarren, een eigen taal en eigen regels. Op dat mediapark zijn veel gebouwen met enorm grote entrees, van het soort waar je je onmiddellijk verloren voelt, alsof je als individu helemaal niets betekent in het licht van de machtige mediageschiedenis die hier besloten ligt.

Ergens in zo'n gebouw huist de specialist Kijk- en Luisteronderzoek. Hij heeft de beschikking over een geavanceerd computersysteem dat van seconde tot seconde meet waar 'de kijker'(dat zijn u en ik) zich bevindt. Grote gekleurde grafieken op een projectiescherm geven aan hoe we ons bewegen, door de vaderlandse televisieavond heen, van zender naar zender. Het beeld dat uit die grafieken opdoemt is dat van een roedel wolven op een steppe in de stille overtuiging dat er niet genoeg te eten zal zijn.

De kijker, u en ik, zapt voortdurend. Het aantal programma's dat op traditionele wijze wordt bekeken, dus van begin tot eind, blijkt uitermate klein. Om de kijker toch zo lang mogelijk bij een programma te houden zijn er inmiddels allerlei trucs bedacht. Zo is een regelmatige aankondiging van wat er nog gaat volgen een must, soms gevolgd door de mededeling 'Blijf Kijken', met een vinger van de presentator richting camera gepriemd.

Voor programma's zoals documentaires, die niet begeleid worden door een voortdurend commentaar dat er op gericht is dat we blijven kijken is het nog veel lastiger om de kijker vast te houden. Omdat de kijker geen volledige programma's meer kijkt is de kans groot dat hij pardoes ergens belandt -daarom worden er in veel 'moeilijke programma's' op gezette tijden 'herhalingen' ingebouwd opdat de kijker zich maximaal kan oriënteren.

En dan zijn er nog de dingen die je absoluut niet moet doen: de grafieken van de kijk- en luisterspecialist tonen meedogenloos aan hoe tienduizenden kijkers op slag verdwijnen zodra een documentairemaker even pauzeert, bijvoorbeeld door zijn camera iets te laten observeren. En er is geen enkele garantie dat die kijkers ooit bij je film terugkomen. Archiefbeelden hebben hetzelfde effect, zo blijkt. De grafieken liegen niet: Terug in de tijd is geen optie in de jacht van de moderne kijker.

FLASH-BACK

Terug in de tijd heet in filmtermen een flash-back. In 1970 was ik tien. Ik groeide op op een boerderij in Zeeuws-Vlaanderen. We hadden geen televisie. Volgens de ouderlingen van de kerk waartoe mijn vader behoorde (dezelfde waar Ad de Boer uit voortkomt) was televisie het Oog van de Duivel. De ouderlingen verwezen streng naar Kolossenzen 4, vers 5: "Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende." De strekking van de tekst is dat we voorzichtigheid dienen te betrachten om niet nodeloos geconfronteerd te worden met zaken die niet in overeenstemming zijn met Gods woord. En op zo'n televisietoestel moest je immers maar afwachten wat je kreeg. De ouderlingen hadden waarschijnlijk gelijk, maar dat begreep ik pas een half leven later.

In die dagen was er een repetitie geschiedenis op school. Op de vraag wie de president van Frankrijk was antwoordde ik 'De Kool' en niet 'Pompidou'. Dat gaf mijn moeder het handvat waar ze al jaren op had gewacht. Mijn vader werd voor de keuze gesteld: ofwel een huis zonder televisie, waar de luiken voor eeuwig gesloten zouden zijn, ofwel slimme zoons met een andere toekomst dan boer. Een week later hadden we televisie.

Aan die kleine geschiedenis heb ik de overtuiging overgehouden dat televisie een emancipatoire functie kan hebben -het scherm biedt de gelegenheid tot ontwikkeling, het is het oog op een wondere wereld, de wereld van Pompidou, zo veel groter dan verwacht.

U EN IK ALS DOELGROEP

Het bezoek aan de man van kijk- en luisteronderzoek was niet voor mijn plezier. Het maakt deel uit van een speurtocht naar de doelgroep die we als makers van VPRO's achtergrondrubriek Tegenlicht geacht worden te bedienen. Die doelgroep heeft een naam: het is de Participerende Burger. Dat bent u, overigens, de NRC-lezer die het Cultureel Supplement openslaat. Ik kan u nog wel wat meer vertellen over u. U bent gemiddeld 56 jaar en dat is de op één na oudste categorie die is opgenomen in de doelgroepenprofielen waarop de zenderindeling bij de televisie is gebaseerd. De Standvastige Gelovige is nog ouder. Beide doelgroepen worden aangesproken op Nederland 2, dat daarmee een 'verdiepend' karakter heeft. Op Nederland 3 is het een veel vrolijker boel: daar vinden we de Zorgeloze Spanningszoeker, de Tolerante Wereldburger en de Ambitieuze Pleziermaker, allemaal dertigers die niet te moeilijk willen doen. Nederland 1 is gericht op de Gemakzoekende Burger, de Zorgzame Opvoeder en de Bezorgde Burger. Kennelijk zijn deze medeburgers het best gediend met zo veel mogelijk misdaad- en opsporingsprogramma's; van Peter R. De Vries via Spoorloos, Opsporing Verzocht en Blik op de Weg tot detectives - het door de vorsten van het park zo geprezen succes van dat net is gebaseerd op een cocktail van spanning en kleine, overzichtelijke verantwoordelijkheden.

Terug naar mijn doelgroep, de Participerende Burger, en in iets mindere mate de Tolerante Wereldburger. Om u te kunnen bereiken moet ik weten wie u bent. Volgens de onderzoeken die op u zijn losgelaten ziet u er als volgt uit: de Participerende Burger heeft interesse in kunst, geschiedenis en politiek. U vindt immateriële waarden belangrijker dan materiele. U eet biologisch en drinkt wijn. U leest naast de krant ook boeken, we vinden u in de schouwburg, maar ook in de tuin. U bent redelijk liberaal-links. De Tolerante Wereldburger is gemiddeld twintig jaar jonger en dus wat voortvarender. Gaat graag uit (eet in exotische restaurants) en daarom kijkt hij minder televisie. Beide doelgroepen willen, ook dat is onderzocht, 'echte, authentieke verhalen' zien wanneer ze wel kijken. Televisie is er volgens hen om aan te zetten tot nadenken.

Als maker ben ik door u gehouden om onderwerpen 'vanuit verschillende invalshoeken en respectvol' te presenteren. Vervolgens moet de netcoördinator er voor zorgen dat mijn films zodanig geprogrammeerd worden dat ze u daadwerkelijk bereiken. Maar tegelijkertijd moet hij van de politiek een marktaandeel halen -u bent als Participerende Burger uiteindelijk gewoon een getal, hoe belangwekkend u het werk van mijn collega's en mij ook mag vinden.

DE ONTMOETING

Ergens begin jaren zeventig zond de VPRO een retrospectief uit van Jean-Luc Godard. Godard is een regisseur die alle filmische conventies aan z'n laars lapte. Zijn wonderlijke, experimentele films vergen veel concentratie van de toeschouwer. Die films werden uitgezonden op wat tegenwoordig prime time heet. Het zou nu ondenkbaar zijn, omdat die films op geen enkele manier beantwoorden aan wat er is uitgezocht over wat u wilt.

Onlangs nog zei de netcoördinator van Nederland 2, dus van de 'verdiepende' zender, dat uit onderzoek was gebleken dat mensen het lastig vinden om Franse films te zien, omdat ze dan echt aangewezen zijn op de ondertiteling. Gezien de opdracht een marktaandeel binnen te halen is dat dus voldoende reden om de Franse film (geen gering bestanddeel van de Europese cultuurgeschiedenis) in de ban te doen.

Dat is geen sinecure. Ik herinner me het Godard-retrospectief als een ontmoeting. Het kenmerk van een echte ontmoeting, één die je bij blijft, is dat hij uitstijgt boven wat je verwacht -wanneer u bijvoorbeeld terugdenkt aan de ontmoeting met uw geliefde weet u dat die niet voorgeprogrammeerd was Die oversteeg in alle opzichten wat u zelf had kunnen bedenken en had juist daarom zo'n impact.

Wat nu door alle kijkersprofielen, wensenlijstjes en Hilversumse (en Haagse) positioneringsdrang wordt buitengesloten is het onverwachte, de echte verrassing, de ontmoeting met datgene wat ons echt kan raken en beïnvloeden. Het aanbod is altijd iets waar we op de een of andere manier om gevraagd hebben (dat is immers onderzocht) en dat 'toegankelijk' wordt aangeboden. Dat is de opdracht die de netcoördinatoren van de politiek hebben meegekregen. En je kan hen niet kwalijk nemen dat ze daar vervolgens naar handelen, want ze zijn benoemd om kijkers te binden.

HET VERHAAL

Deze situatie is verontrustend, omdat juist het publieke bestel een taak heeft in een versplinterde samenleving; een samenleving op zoek naar community, naar identiteit -kortom, een samenleving op zoek naar een verhaal.

Het is heel verleidelijk om die zo rusteloos zappende kijker, u en ik, eens anders te beschouwen: als iemand die op zoek is naar een verhaal, naar iets wat hij niet kent.
Die karakterisering gaat dwars in tegen wat in Hilversum de geldende opvatting is: de kijker moet krijgen waar (we denken dat) hij om vraagt, anders is ie immers meteen weg. Vanuit die opvatting is de redenering ontstaan dat er niets aangeboden mag worden dat ' te moeilijk' is, omdat dat onvoldoende kijkerspotentieel heeft. Maar vanuit de overtuiging dat televisie een emancipatoire functie kan of zelfs moet hebben is juist het omgekeerde waar: het feit dat er weinig gekeken wordt naar 'verdiepende' programma's is een reden te meer om ze aan te bieden. Wanneer we dat nalaten blijft kwaliteit immers voorbehouden aan de groep die al weet waar die gezocht moet worden, maar de argeloze, onvoorbereide kijker, degene die verrast zou kunnen worden door een echte ontmoeting met het onbekende, wordt niet bereikt. En vanuit emancipatoir opzicht gaat het om díe kijker. Dus het veelgehoorde verwijt dat moeilijke programma's elitair zijn is vals -het is eerder elitair om ze niet aan te bieden.

Er bestaat nog een misverstand rondom het begrip 'verdieping'. Het format waarbinnen verdieping doorgaans wordt aangeboden is dat van het praatprogramma, of zelfs de quiz. Allemaal bedacht om de kijker erbij te houden. Praatprogramma's gaan ergens over. Maar we zijn vergeten dat dat maar de helft is van 'verdieping'. Het debat, de analyse, is een benadering, het is duiding, maar het is geen verhaal. Een verhaal, dat is die Franse film die niet meer wordt geprogrammeerd, dat zijn de documentaires die pas na de klok van elf mogen, dat is drama dat een kwijnend bestaan leidt.

Het gaat slecht met de verhalenvertellers, je vindt ze vrijwel niet meer in het mediapark. Het zijn zwervers geworden, in de randen van de programmering, in de randen van de nacht. Maar hoe biedt je samenhang aan een maatschappij wanneer je geen verhalen meer maakt? Geen wonder dat de minister-president aan komt zeulen met de VOC en stoere schaatsers wanneer hij het over identiteit heeft: ook hij heeft al heel lang geen verhaal meer gezien. Naast de logos, de analyse, hebben we de mythos, het verhaal, nodig. Uiteindelijk is dat een politieke beslissing. Soms vraag ik me af of de noodzaak van zo'n beslissing niet prangender wordt wanneer je met een andere bril naar de media kijkt: wanneer je mediabeleid eens beziet vanuit de optiek van volksgezondheid wordt het veel minder vrijblijvend. Het is dan makkelijker om een rijk, gevarieerd, gezond, exotisch, duurzaam, verrassend, artistiek aanbod te verdedigen. Dus als ook Plasterk verdwaalt in het mediapark, zoals zo veel van z'n voorgangers, moeten Klink en Rouvoet het doen. Zij kennen in ieder geval de aanwijzingen uit Kolossenzen, die vandaag de dag heel anders klinken dan 35 jaar geleden.

 

Jos de Putter, documentairemaker