Eigenlijk is het lastig om te spreken van één Aziatisch model, tussen reuzen India en China bijvoorbeeld zijn grote verschillen. Generaliserend kan men stellen dat veel van de opkomende Aziatische landen zich bedienen van pragmatisme in hun drang naar economische groei.

Overeenkomsten en verschillen

Eigenlijk is het lastig om te spreken van één Aziatisch model, zo merken de juryleden in onze uitzending The World’s Next Supermodel op. In hun bespreking over dit model halen zij veelvuldig twee van de zogenaamde “BRIC landen” aan. De BRIC-landen zijn de vier grootste opkomende economieën op dit moment: Brazilië, Rusland, India en China. In hun bespreking komen vooral de verschillen tussen India en China aan bod. Maar zijn er ook overeenkomsten? Het Aziatisch continent met haar opkomende economieën werd door Dominique Moïsi bestempeld als het continent van de ‘politics of hope’. Ook Tarun Khanna, verbonden aan de Harvard Business School, noemt deze positieve instelling van de Aziaten als een gemeenschappelijke eigenschap. Tevens kan men generaliserend stellen dat veel van de opkomende Aziatische landen zich bedienen van pragmatisme in hun drang naar economische groei. Modellen die na verloop van tijd niet bleken te werken werden in Azië moeiteloos ingeruild voor nieuwe modellen. Dit pragmatisme kwam eerder al aan bod in onze uitzending over Singapore, maar gaat ook op voor landen als India en China, de twee grootste landen van het continent.

India

India kende in de eerste dertig jaar sinds haar onafhankelijkheid in 1947 nauwelijks economische groei. De economie van het land was gebaseerd op het Sovjetmodel waar het draaide om het uitvoeren van vijf jarenplannen. Toen bleek dat het de groei van India alleen maar remde, liet India dit beleid varen. Wat volgde is het openstellen van de markt en het – naar Angelsaksisch model – privatiseren van veel staatsbedrijven. Daarnaast heeft India een hoop buitenlandse investeerders weten aan te trekken door het feit dat men, naast de lage lonen, over een beroepsbevolking met een goede beheersing van het Engels beschikt. Hierdoor kon een stad als Bangalore uiteindelijk uitgroeien tot de ‘Sillicon Valley’ van India. De drang van het kapitalisme om zo goedkoop mogelijk te kunnen produceren zien we in India ook terug in de grote toename van het aantal callcentres. Bijna een kwart van de totale Indiase beroepsbevolking werkt inmiddels in de dienstensector. Hoewel er de laatste decennia dus een liberalisering van de Indiase economie heeft plaatsgevonden speelt de overheid volgens Tarun Khanna nog steeds een bescheiden regulerende rol. Zo besloot de overheid in 2005 om het privatiseringsprogramma stop te zetten. De Indiase overheid is er echter nog niet in geslaagd de corruptie die in India hoogtij viert, aan te pakken.

Wat betreft de beroepsbevolking is het in India nog steeds zo dat het overgrote deel , zo’n zestig procent, actief is in de agrarische sector. Dit deel van de beroepsbevolking merkt weinig van de economische groei die het land doormaakt. Hoewel het inkomensverschil tussen mensen op het platteland en de stad ten opzichte van China minder groot is, geldt ook voor India dat de trend is dat dit verschil alleen maar toeneemt.

Hoewel de economische groei van India de inkomensverschillen alleen maar groter maakt, kan wel gezegd worden dat deze groei relatief ‘groen’ is. Dit blijkt – naast de geringe groei van de ecological footprint van India - ook uit de uitkomst van de Gallup World View waarin de overgrote meerderheid van de Indiase bevolking het opwarmen van de aarde een serieus probleem noemt. Dit percentage ligt zelfs hoger dan in landen als Nederland en de Verenigde Staten.

Met de huidige economische crisis heeft de Indiase overheid vooralsnog een bescheiden reddingsplan aangekondigd. In december 2008 maakte het bekend de economie een kapitaalinjectie te willen geven van zo’n drie miljard euro. Extra fiscale maatregelen zullen echter pas komen wanneer de nieuwe regering – India houdt in mei dit jaar verkiezingen – verkozen is.

China

In vergelijking met de economie van India, is de economie in China veel sterker overheidsgestuurd. Hoewel Deng Xiao Ping in december 1978 aankondigde de Chinese economie te hervormen van een gesloten economie naar een open economie, is de rol van de overheid nog steeds erg belangrijk. Hiervoor is, zoals in de uitzending Singapore Inc. ook al werd aangestipt, gekeken naar het Singapore van Lee Kuan Yew als voorbeeld voor China.

Met goedkeuring van de Chinese overheid werden buitenlandse investeerders vervolgens toegelaten op de Chinese markt. Ook werd er steeds meer nadruk gelegd op de handel met het buitenland. Het ‘socialistisch kapitalisme met Chinese accenten’ zoals het model van China ook wel genoemd wordt, kan het beste gezien worden als een mix tussen het Angelsaksische kapitalisme en het socialisme. Zo zijn de grote bedrijven in China eigendom van de staat maar concurreren ze onderling wel met elkaar. Deze concurrentie gedijt goed doordat de Chinese overheid, ondanks de centraal gestuurde economie, zich niet bemoeit met het niveau van prijzen. Daarnaast tracht de Chinese overheid om staatsbedrijven niet per definitie de voorkeur te geven boven particuliere Chinese ondernemingen. Een groot verschil ten opzichte van het sociale kapitalisme van het Rijnlands model is het feit dat duurzaam ondernemen in China vooralsnog niet belangrijk is.

Een ander belangrijk kenmerk van het Chinese model is dat met de economische groei, de inkomensverschillen tussen de stedelijke bevolking en zij op het platteland alleen maar zijn toegenomen. Zo verdient iemand in de stad gemiddeld bijna vier keer zoveel als iemand op het platteland. Ook is het sociale vangnet waar bijvoorbeeld het Rijnlands model bekend om staat in China nauwelijks aanwezig. Het grote inkomensverschil en het gebrek aan een sociaal vangnet zorgen er vooralsnog voor dat de toegenomen Chinese welvaart niet voor iedereen toegankelijk is.

In een recent onderzoek in McKinsey Quarterly – een Amerikaans zakenblad - wordt echter beweerd dat de wijze waarop menig econoom in het Westen het Chinese autoritaire kapitalisme als belangrijkste ingrediënt van het succes van China ziet, incorrect is. In hun onderzoek benadrukken zij juist het belang van het eigendomsrecht en privaat ondernemerschap als ‘drivers’ achter de economische groei van China.

Kishore Mahbubani

Kishore Mahbubani  pleit voor het Aziatisch model.
Al eerder kwam Mahbubani uitgebreid aan het woord in de Tegenlicht afleveringen ‘De eeuw van Azië’ en ‘Singapore Inc.’. In ‘The World’s Next Supermodel’ legt hij het nog één keer uit. De voormalig diplomaat van Singapore is professor en decaan van de Lee Kuan Yew School of Public Policy in Singapore. Daarnaast geeft hij over de gehele wereld lezingen en is hij publicist op het gebied van internationale politiek. Zijn meest recente werk ‘The New Asian Hemisphere’ gaat over de opkomst van de nieuwe Aziatische grootmachten als India en China.