Na films over Amsterdam en Parijs, staat in het slotdeel van Tegenlichts ‘stadstrilogie’ de Indiase boomtown Gurgaon centraal.

Door Hans van Wetering

Gurgaon is een satellietstad van Delhi die in krap tien jaar tijd uit het niets verrees, inmiddels vier miljoen inwoners telt en is uitgegroeid tot het centrum van de Indiase outsourcing industry. Gebouwd door een handvol projectontwikkelaars die van de overheid de verantwoordelijkheid voor ‘publieke zaken’ als infrastructuur en de veiligheid op straat overnamen, ontwikkelde Gurgaon zich tot een gated community waar de urban professionals in exclusieve appartementen en penthouses bescherming zochten tegen de rauwe wereld van de sloppen direct buiten de ommuurde stad.

Wie zich echter na lezing van voorgaande verheugt op een film waarin beelden van armoedige slums en exorbitant dure appartementen vakkundig worden versneden tot een hapklare morele brok, die komt bedrogen uit. In Marije Meermans I am Gurgaon is niets wat het lijkt. De bouwvakkersslums aan de rand van de gated community zien er eigenlijk heel aardig uit, betoverend bijna, zo in het late middaglicht. Er zijn winkeltjes, zwerfvuil is nergens te bekennen, er staan nummers op de blokken, de golfplaten huisjes hebben sloten, en zelfs is er bewaking. En dat terwijl de rijke kopers van de appartementen even verderop het in hun ommuurde stad aan de stok hebben met een almachtige ontwikkelaar die zijn beloften niet nakomt. Hun huizen zijn zes jaar na de koopovereenkomst nog niet opgeleverd (of wel opgeleverd, maar van erbarmelijke kwaliteit), in de openbare ruimte ontbreken stoepen, de infrastructuur deugt niet, elektriciteit valt constant uit. In de film volgt Meerman een aantal van deze upper middle class kopers in hun strijd tegen zo’n ontwikkelaar.

Marije Meerman: ‘De ontwikkelaars hebben vrij spel. Terwijl de lokale overheid nog niet eens over computers beschikt, behoort de ceo van dlf – de grootste ontwikkelaar in Gurgaon – tot de rijkste mensen ter wereld. Dat kapitaal heeft hij in een paar jaar vergaard, dankzij de praktijken waar de mensen in mijn film het slachtoffer van zijn. Appartementen worden van papier verkocht en met dat geld gaat de ontwikkelaar niet gelijk bouwen, maar koopt hij elders nog meer land, waarmee hij nog meer papieren huizen verkoopt, waarna hij nog meer land koopt, etcetera. Het is een Ponzi scheme in feite. Planning is volstrekt afwezig en wat er wordt gebouwd is vaak van erbarmelijke kwaliteit. Elementaire voorzieningen ontbreken. Dat dit zo gemakkelijk kon, is vanwege de enorme braindrain die de afgelopen dertig jaar vanuit India heeft plaatsgevonden. Mensen trokken naar het westen om te studeren, verdienden daar een goed inkomen en spaarden, met het idee in het achterhoofd om ooit naar India terug te keren. Die mensen zien dan op goede dag ergens die folders liggen, want die ontwikkelaars staan op beurzen over de hele wereld, en zijn op slag verkocht. Een van de actievoerders liet mij zo’n folder zien. Daar staat überhaupt helemaal geen huis in! Je ziet alleen maar schetsjes van vrouwenlichamen met daaroverheen kreten als ‘Heaven on Earth’ en ‘Nirvana’. Daar is die man dus in getuind. Daar heeft hij meer dan een half miljoen voor neergeteld! De film heeft eigenlijk nog het meest van een tragikomedie.’

Maar I am Gurgaon is tegelijk ook een hoopvolle film. De middle class bewoners tonen zich ondanks alle tegenslag opmerkelijk strijdbaar. Meerman: ‘Ergens in de film zijn we met een van de actievoerders in zijn appartement. Met z’n vingers trekt hij hele stukken uit de muur, zo slecht is het gebouwd. En zijn reactie is: oké, het is dan slecht gebouwd, maar dan begin ik gewoon opnieuw. Ik hak gewoon alle muren weg en dan heb ik toch mijn penthouse op de veertiende verdieping. Die mensen hebben zo’n drive, zo’n zin om dingen beter te maken, zijn zo vol vertrouwen in de toekomst. Ik vond dat iets heel aanstekelijks hebben. Ze voelen zich ook betrokken bij de wereld buiten hun appartement. Ze leggen in hun vrije tijd stoepen aan, geven les aan vrouwen en kinderen in de slums, organiseren een ‘spaar het water’-campagne, delen tijdens de spits stickers uit met daarop de tekst: ‘Do Not Honk’. Op een gegeven moment filmden we die actiegroep tijdens een vergadering. Toen ik ze zo bij elkaar zag zitten aan tafel, de directeur van het reclamebureau, de architect, de financieel adviseur, had ik sterk zoiets van: het is eigenlijk net een schuttersstuk uit de zeventiende eeuw, het is dezelfde burgerzin waaruit hier weeshuizen ontstonden en burgerwachten werden opgericht. Een samenleving aan het begin van zijn bestaan.’

Uit: VPRO Gids Nr. 39, 2009