Hard getroffen door de crisis trekken veel Zuid-Europeanen naar het Noorden op zoek naar werk. De eerste gastarbeiders in Nederland kwamen ook uit Italië en Spanje. Is er veel veranderd?

Dit artikel is geschreven in april 2013.

Het aantal immigranten dat naar Nederland komt, daalt het afgelopen jaar voor het eerst sinds 2006. Maar het aantal Zuid-Europese immigranten neemt wel toe. In 2011 kwamen er ruim drieduizend Spanjaarden naar Nederland, op de voet gevolgd door iets minder dan drieduizend Italianen. Dit aantal is verdubbeld sinds het begin van de economische crisis (2007).

Kort verblijf

De voorlopige cijfers van 2012 tonen aan dat deze trend zich heeft doorgezet. Per saldo kwamen er in 2012 ruim vierduizend migranten uit Zuid-Europa naar Nederland. Verreweg de meeste van deze nieuwe gastarbeiders rekenen erop een relatief korte periode in ons land te werken. De eersten zijn zelfs alweer terug naar het Zuiden vertrokken.

De Zuid-Europese gastarbeiders die in de jaren zestig naar ons land kwamen, bleven verhoudingsgewijs langer werken in Nederland en ze waren met meer. Op het hoogtepunt, halverwege de jaren zestig, waren er 30.000 Spaanse gastarbeiders in Nederland. Anders dan hun Turkse en Marokkaanse collega's is de eerste generatie Zuid-Europese gastarbeiders bijna in zijn geheel teruggekeerd naar hun vaderland. Een opvallende overeenkomst met het voornemen van de huidige generatie Zuid-Europese arbeidsmigranten. 

Geen stamppot meer

Voor veel Nederlanders was de kennismaking met gastarbeiders in de jaren zestig een eerste kennismaking met een Italiaan of Spanjaard. Nederland moest wennen. De overheid bracht gidsen uit voor werkgevers met waarschuwingen over de vreemde eetgewoontes en de werkschuwe mentaliteit van de Italiaan. De Italianen op hun beurt gruwden van het eten dat hen werd voorgeschoteld en waren verbaasd over de assertieve houding van de Nederlandse vrouw. Jaloezie over de omgang tussen Italiaanse mannen en Nederlandse meisjes leidde in september 1961 zelfs tot straatgevechten waarbij de politie en de marechausse moesten optreden.

Inmiddels zijn Nederlanders vertrouwd geraakt met de cultuur van de Zuid-Europeaanse arbeider. Nieuwe Italiaanse arbeiders hoeven geen stamppotten meer te eten. De bezwaren tegenover de gastarbeiders zijn vooral van economische aard. De angst voor het inpikken van de Hollandse vrouwen is verschoven naar de angst dat migranten onze banen inpikken, of tegen lagere lonen gaan werken en zodoende oneerlijke concurrentie tot stand brengen.

Tekorten opvullen

De Italiaanse en Spaanse gastarbeiders waren laagopgeleid en waren afkomstig uit de armste gebieden van hun land. Zij werden in dienst genomen door grote Nederlandse bedrijven waar ze aan de slag gingen als fabrieksarbeiders. Bij bedrijven als Hoogovens, Philips, de Rotterdamse havens, de Twentse textielindustrie en bij de Demka staalfabrieken in Utrecht.

In Hotel Europa zien we dat de vraag naar het type arbeid door de jaren heen verschoven is. De nieuwe gastarbeiders zijn zowel laag- als hoog opgeleid en komen diverser terecht dan hun voorgangers in de jaren zestig. De Spaanse Ana komt hier werken als bejaardenverzorgster. De zorg is een sector waarin er grote vraag is aan personeel. Door de vergrijzing van onze samenleving zal de behoefte aan extra werkkrachten op onze arbeidsmarkt alleen nog maar gaan groeien.

De Italiaanse Simone ging aan de slag bij ASML. Door het Nederlandse tekort aan technologie-studenten is er een groeiende vraag naar hoger opgeleide technici. Arbeidsmigranten vullen dus nog steeds tekorten op. Zij doen het werk waar veel vraag naar is. In de jaren zestig was het tekort aan Nederlandse arbeiders de aanleiding voor arbeidsmigratie; nu is de vraag naar nieuwe werknemers (in zorg en techniek) er vooral omdat Nederlanders bepaalde soorten werk liever niet meer willen doen.