In de Afghaanse hoofdstad Kabul is het levensgevaarlijk. Westerse hulpverleners zitten in een zwaar beveiligde compound. Filmmaker Shoresh Kalantari legde voor VPRO Tegenlicht het leven achter die muren vast.

Shoresh Kalantari (57) is een zelf­benoemde specialist in ‘fucked-up ­places’. De van oorsprong Iraanse filmmaker studeerde in Nederland en ­Canada en nam daarna klussen aan in allerlei conflictgebieden. Soms om verslag te doen, maar vaak ook om voor hulporganisaties te werken en zijn kennis over filmmaken over te brengen op de lokale bevolking. ‘Ik wilde graag werk doen dat iets betekent. Als er veel van dat soort moeilijke landen op je cv staan, word je steeds weer gebeld.’ We spreken de filmmaker in een montageruimte in Amsterdam, waar hij snoept van boerderijdrop. Hij is pas een paar dagen terug in Nederland en praat langzaam, want hij moet de Nederlandse taal weer terugvinden na opnieuw lang van huis te zijn geweest.

In 2016 maakte Kalantari nog een Tegenlicht-uitzending vanuit Istanbul over ‘opvang in de regio’ van vluchtelingen. Daarna kwam opnieuw een telefoontje uit Afghanistan: of hij voor Unicef wilde komen werken. Hij maakte voorlichtingsfilms voor een poliovaccinatieprogramma. Dat hij steeds weer gevraagd wordt, is niet de enige reden waarom hij blijft teruggaan. ‘Het is meer dan een baan. Je blijft toch benieuwd hoe het afloopt. Toen ik voor het eerst in Afghanistan kwam, was er niets. Ik ben getuige geweest van allerlei ontwikkelingen op economisch, maatschappelijk en sociaal gebied. Het was een land dat vanuit een oorlog naar een stabiele situatie moest worden gebracht. Ik wil toch steeds weer weten hoe het leven ervoor staat, hoe de veiligheid is, hoe de economie draait en hoe het gaat met de mensen die ik heb opgeleid.’ 

Corruptie

Helaas gaat het helemaal niet goed. De situatie in Afghanistan is in jaren niet zo onveilig geweest. Wekelijks zijn er alleen al in Kabul ontploffingen waarbij tientallen mensen omkomen. ‘Het is nu echt schokkend. Ook mijn Afghaanse vrienden zijn heel bang, vroeger was dat niet zo. Nu durven ze hun kinderen niet meer voor de deur te laten spelen. Toen ik dat hoorde, dacht ik: dit gaat de verkeerde kant op. Veel Afghanen proberen te vluchten naar het buitenland.’

Hoe komt dat allemaal? De huidige Afghaanse regering heeft problemen, legt Kalantari uit. Ze kunnen het niet met elkaar eens worden. ‘Verder is er enorm veel corruptie op alle niveaus. Dat komt ook door de Amerikanen, want zij wilden hun werk daar doen en iedereen die daarmee kon helpen kreeg geld. Nu is er niets mogelijk zonder smeergeld te betalen. Ter plekke is de algemene overtuiging dat er meer internationale troepen moeten komen om de boel in de gaten te houden. De Navo heeft het Afghaanse leger opgeleid, maar zij hebben niet genoeg kunde en materieel.’

Daar maakt de Taliban gebruik van om meer plaatsen te veroveren. ‘Ze hebben nu bijna zestig procent van het land in handen. Verder zit Afghanistan midden in een explosieve regio: tussen Pakistan en Iran. Mensen denken dat wanneer de druk op Isis in Syrië groter wordt, Afghanistan hun volgende stap is. De ellende komt van alle kanten. Daarom is er geen rust en kan het land zich niet ontwikkelen.’

Dat alles zorgt ervoor dat nog maar weinig westerlingen zich Afghanistan in wagen. Er zijn nog maar een stuk of vijf buitenlandse journalisten ter plekke. Veel persbureaus hebben de taken overgedragen aan Afghanen die zij hebben opgeleid. Hulpverleners en andere collega’s van Kalantari doen hun werk achter hoge muren. Sinds een grote aanslag in 2014 zijn de veiligheidsmaatregelen flink opgeschroefd. Eerst had de filmmaker een appartement midden in ­Kabul, maar tijdens zijn laatste reis woonde hij verplicht op een afgeschermde compound. ‘Ik voel me meestal thuis in Kabul, behalve deze laatste keer. Er zijn naast de bommen ook veel ontvoeringen. Het was zo onveilig dat ik er niet eens zelf op uit mocht om te filmen. Ik moest een dik storyboard maken en dat door een Afghaanse medewerker laten uitvoeren, omdat Unicef het niet verantwoord vond om zelf naar buiten te gaan. Ik vroeg me soms af wat ik er dan nog deed.’

De beveiligde compound in Kabul wordt steeds groter, er wonen nu ongeveer zeshonderd mensen van over de hele wereld. ‘Van elk VN-land is afgesproken hoe groot de afvaardiging moet zijn. Wie in de bubbel van de compound woont, krijgt maar heel weinig mee van het land. Alleen mensen die al langer in Afghanistan komen, weten hoe het ooit was. De rest ziet alleen het vliegveld en de compound. Bijna niemand heeft ervaring met omgaan met de bevolking.’ 

Doelwit

Over die onwerkelijke situatie gaat de uitzending van Tegenlicht deze week. Sushi in Kabul geeft een inkijk in het vreemde leven in de compound. Kalantari: ‘Ik portretteer een aantal VN-collega’s: juristen, douaneambtenaren, administratieve medewerkers. Ik laat zien hoe ze leven, hoe ze hun werk kunnen doen en wat ze daarvoor moeten inleveren. Het gaat er ook over wat er gebeurt als zij weg zouden moeten. Bij groot gevaar wordt de vn-staf geëvacueerd. Maar de Afghaanse medewerkers kunnen niet zomaar weg, en als de Taliban de macht overneemt zijn zij het doelwit.’

Terwijl hij bezig is met de montage van de documentaire en ondertussen nog zijn projecten in Afghanistan aanstuurt, went de regisseur langzaam weer aan Nederland. ‘De eerste paar weken hier zijn altijd raar. Ik kan niet eens meer fietsen. Ook contact met anderen is onwennig; mijn hoofd zit nog steeds daar. Plotseling geluid maakt me nerveus. Na twee of drie weken krijgt mijn hoofd een reset, kan ik beter uit mijn woorden komen in het Nederlands en kom ik weer een beetje tot rust.’

Kalantari weet nog niet wat hij nu gaat doen. Natuurlijk wil hij even bijkomen en tijd doorbrengen met vrienden en familie. Maar het eerste telefoontje uit Syrië kwam alweer binnen. ‘Werken in een oorlogsgebied trekt me op een of andere manier aan. Ik heb wel vaker gezegd dat ik nooit meer zou gaan, maar daar kom ik toch weer op terug. Syrië klinkt interessant.’

Bovendien heeft de filmmaker ondanks alles het gevoel dat hij mensen in oorlogsgebieden kan helpen. ‘Ik doe dit werk niet om Nederlanders te laten zien hoe het er in die landen aan toegaat. Ik wil graag iets kunnen doen voor de mensen daar. Maar nu de politieke situatie in het Westen zo is veranderd, met Trump en Wilders, denk ik dat ik me hier misschien ook wel nuttig zou kunnen maken. De situatie wordt hier ook steeds gevaarlijker. Ik heb het gevoel dat ik daar iets aan moet doen.’