De vijfde Zomergast van 2021 is schrijver Alfred Birney (1951). In zijn avond staan de Nederlands-Indische geschiedenis, de oorlog en de bagage die je meedraagt in het leven centraal. Lees hieronder vijf redenen waarom jij moet kijken.

1. Hij is het schoolvoorbeeld van een doorzetter

Al in 1987 debuteerde Alfred Birney als schrijver met de experimentele roman Tamara’s Lunapark. Na de publicatie van dertien boeken had Birney de hoop op een bestseller allang opgegeven. “Ze hebben gedacht: een goeie schrijver, maar niet te verkopen,” aldus Birney.

Dertig jaar lang schreef Birney voor een select publiek, tot hij in 2017 bij het grote publiek doorbrak met zijn (grotendeels) autobiografische roman De tolk van Java, een genadeloze roman gebaseerd op de memoires van zijn door de oorlog getraumatiseerde vader en zijn eigen jeugdherinneringen. Birney rekent in het boek af met de mythen over ons koloniale verleden en de directe gevolgen daarvan voor de betrokkenen en hun nazaten. Voor deze roman werd hij bekroond met zowel de Libris Literatuur Prijs als de Henriette Roland Holst-prijs.

2. Hij schijnt een persoonlijk licht op de koloniale geschiedenis

Birney heeft een groot oeuvre van romans, novellen, verhalen en essays op zijn naam staan, waarin zijn Nederlands-Indische familiegeschiedenis een centrale rol speelt. Toch wil hij zich oorspronkelijk niet als ‘postkoloniale’ auteur profileren. Birney zegt in De Standaard in 2017: “Als ik een Indische roman schreef vroeg men waarom ik me zo beperkte, als ik over de liefde schreef vroeg men waarom ik niet over Indië schreef.”

Het verzoek een bundeling uit de Indische letteren samen te stellen is een keerpunt in zijn carrière. Met zijn bloemlezing Oost-Indische Inkt - 400 jaar Indië in de Nederlandse Letteren vestigt hij zich definitief als onmisbare stem in de Indisch-Nederlandse literatuurgeschiedenis. In zijn Zomergastenavond zal Birney aandacht besteden aan maatschappelijke geschiedschrijving en het gebrek aan aandacht voor ons koloniale verleden. Hij toont hierbij een fragment uit de nieuwe film De Oost van regisseur Jim Taihuttu en een reportage van het polygoonjournaal over de aankomst van troepenschip De Groote Beer in 1950, het schip waarop zijn vader naar Nederland kwam.

3. Hij maakt het leed van oorlogen en veteranen-kinderen voelbaar

De vader van Alfred Birney was van Indische komaf en vocht in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog aan de kant van Nederland. In deze oorlog doodde hij naar schatting meer dan honderd mensen.

Na de oorlog bleef Birneys vader vechtlustig. Hij verlangde terug naar de oorlog. Zelfs zo, dat hij zich vrijwillig had aangemeld om mee te vechten met de Amerikanen in Vietnam. Maar hij werd afgewezen.

Birneys vader nam de oorlog mee naar huis. Zijn oorlogstrauma botvierde hij op zijn kinderen. In de oorlog moest Birneys vader gevangenen verhoren en martelen, en zo werd ook Birney zelf wanneer hij uit school kwam onderworpen aan verhoor en geslagen op dezelfde manier als zijn vader de gevangenen sloeg. Op zijn dertiende werd Birney uit huis geplaatst en woonde hij in meerdere internaten.

De schrijver is bijzonder open over zijn jeugd en het oorlogstrauma van zijn vader, dat op allerlei manieren op hem doorwerkte. In Zomergasten laat hij een fragment zien uit de Nederlandse documentaire First Kill van Coco Schrijber. Deze film stelt de vraag: schuilt in ons allen een moordenaar? Schrijber interviewt Vietnam-veteranen over hoe het is om te doden en toont hoe veteranen hier na thuiskomst mee worstelen.

4. Hij geeft een podium aan virtuoze gitaristen 

Oorspronkelijk wilde Birney gitarist worden, maar door een chronische blessure aan zijn hand moest hij deze droom opgeven. Hij werd gitaarleraar en introduceerde het gecombineerde noten- en tabulatuurschrift voor gitaristen, dat grote navolging kreeg. Door zijn handblessure ging hij het schrijven serieuzer nemen, waar hij voorheen alles wat hij opschreef meteen weggooide. 

Tijdens zijn Zomergastenavond deelt Birney een fragment van o.a. de Tielman Brothers en een optreden van Jimi Hendrix uit de documentaire Hendrix: Band of Gypsys uit 1999 van Bob Smeaton. Het optreden wat we zien is in 1969 in de Fillmore East in New York opgenomen en we horen het nummer Machine Gun, waarover Birney in zijn roman Vogels rond een vrouw (1991) schrijft: ‘Een van pijn en ellende doortrokken oorlogsimpressie via een overstuurde elektrische gitaar, aan het slot waarvan de meestergitarist met mitraillerende klanken een soldaat onder vuur neemt.’

5. Hij is ’s avonds (en dus tijdens Zomergasten) op zijn best

Alfred Birney is een echte nachtbraker. Hij werkt ‘s nachts en slaapt overdag. ‘Ik ben het helemaal niet gewend om voor vier, vijf uur in de ochtend in slaap te vallen, ik ben een nachtdier, mijn werkdagen beginnen om drie uur in de middag in mijn gitaarlespraktijk en na het eten ga ik verder van zeven tot tien uur,’ schrijft Birney in zijn boek In de wacht

Deze levensstijl is Birneys manier om zijn nachtmerries te ontlopen. In het NRC Handelsblad schrijft hij in februari dit jaar hierover: ‘De nachtmerries zijn te herleiden naar mijn jeugd. Mijn moeder werd mishandeld door mijn vader toen ze zwanger was van mij. En als ik 's nachts huilde, schopte mijn vader net zo lang tegen de wieg totdat ik stil was. Voor mij is het leven constant overleven, vechten tegen de herinneringen van vroeger, en de nachtmerries ontwijken. Daar kun je aan onderdoor gaan. Gelukkig heb ik een optimistische aard en ben ik dapper. Ik ben gaan schrijven en heb nog iets van mijn leven gemaakt.’