Antiparadijs
In deze column schrijft televisiemaker Nicolaas Veul over de obsessieve mate waarin hij vitaminepillen en voedingssupplementen aanschaft, in de hoop om grip op het leven te houden en een betere versie van zichzelf te worden.
TEKST
Nicolaas Veul
Speciaal gemaakt voor VPRO Zwelgplek
SOORTEN ELLENDE
Ik kan niks
dikke doei stress
Ik gooi de deur dicht en zet het tasje van de vitaminewinkel op het aanrecht.
Ik grabbel gretig in het tasje, en potjes met kersverse preparaten ontdoe ik een voor een van hun plasticjes.
Eerst een ‘goede’ multi-complex. ‘Dat is echt de basis, hè,’ had de meid van de winkel nog gezegd. Dan een kruid voor betere darmwerking. Als ik stress heb, slaat dat meteen op mijn kak. En ik heb stress.
Ook een aanvullende B voor een sterk zenuwenstelsel, want die is wat overstuur. Valeriaan, om beter te slapen. In combinatie met Rodhian, om de bijnier schoon te houden die het zwaar heeft vanwege de stresshormonen. Biologische kukurmapillen.
De toverwortel waarvan zelfs de arts van wijlen Steve Jobs zegt dat het beter werkt tegen sommige vormen van kanker dan chemo. Ik heb geen kanker, maar als het goed is tegen kanker, dan is ’t goed tegen alles.
Ik ondersteun het geheel nog eens met spirulina.
Ik zorg maar weer goed voor mezelf.
Dikke doei stress.
Ik doe het keukenkastje open – ik heb een speciaal plankje voor pillen en preparaten. Maar er is een probleem. Er staan al twaalf pillenpotjes op de plank; een aantal exact hetzelfde.
Dat was niet zo heel erg geweest als alle pillen bijna op waren. Maar dat is niet het geval. De potjes zijn oud en de meesten nog driekwart vol. Op een paar zit zelfs een plakkerige stoflaag. Die potjes zijn denk ik al tweeënhalf jaar oud en hebben twee verhuizingen meegemaakt.
Ik staar naar de stoffige potjes, naar het onomstotelijk bewijs dat ik niet kan volhouden.
Ik weet ergens donders goed dat ik niet iemand ben die met regelmaat pillen slik, dat ik ze daarom altijd na een aantal dagen links laat liggen. Maar dat lijk ik in de vitaminewinkel altijd te vergeten. Elke aanbieding daar zwaait vrolijk naar me, en weet precies op mijn behoefte in te spelen. De pillen zingen me toe.
‘Minder stress? Neem dit tegen vermoeidheid, wil je mooie haren, koop mij voor een perzikhuidje’
Vederlicht hop ik door de shop; ik ben op mijn best met een mandje vol pillen.
Voor mijn kastje snap ik heus wel dat ik met elke potje iets van controle wil kopen, eigelijk altijd juist op het moment dat ik op het punt sta die te verliezen. Want dat lichaam, dat soms niet wil slapen als het moet. Dat wordt angstig als ik sterk moet zijn, dat is verdrietig als ik wil dat het vrolijk is. Als ik stress voel, voelt het alsof op elk moment alle negatieve emoties de overhand kunnen nemen. Dat ze mij gaan ontvoeren naar een antiparadijs, een plek van dorre weides en eeuwige levenloosheid.
Slikken lijkt dan zo’n prettige oplossing.
De pillen zouden me kracht moeten geven, mij een beter, sterker mens maken.
Ze beloven me autonomie.
Voor voorverpakte verlossing is €137,45 geen geld.
Om plek te maken voor mijn nieuwe potjes, duw ik vlug de oude helemaal achterin de kast. Zo, hup. Alsof ze er nooit zijn geweest.
De nieuwe potjes schermen de oude mooi af, ze glimmen ook mooi. ‘Dit keer ga ik het anders doen,’ houd ik mezelf voor en neem het handjevol pillen.
Ik voel me top.