goedweershow in whatsappgroepen

Afgelopen zomer gingen mijn broertje en zijn vriendin op vakantie naar El Salvador, een land met een van de hoogste moordcijfers ter wereld. Daarnaast bleek een week voor hun vertrek dat de tropische storm Bret over het land zou kunnen trekken. Onze familie maakte zich zorgen.

Misschien dat mijn broer daarom na aankomst elke drie dagen een enorme lading foto’s naar onze familie-WhatsAppgroep stuurde. Aanvankelijk waren deze plaatjes geruststellend: mijn schoonzus lag gewoon op een ligbed een cocktail te drinken, mijn broer zat zorgeloos aan de ontbijttafel in de zon te lezen. Op dat soort momenten is WhatsApp een zegen.

Maar al snel (ik geef toe: te snel) begon ik me aan deze blije updates en de positieve reacties van mijn familieleden (‘Mooi!’, ‘Leuk!’) te ergeren. Het is heel belangrijk om aardig te zijn voor andere mensen, maar als het teveel gebeurt, krijg ik er jeuk van. Het leven is bovendien niet alleen maar mooi en leuk. Dan moet ik een harde grap maken om het te compenseren; aan de keukentafel, maar ook in een WhatsAppgroep. Het is een dwangneurose.

Bij de derde lading foto’s uit El Salvador schreef ik in eerste instantie: ‘Ziet er goed uit!’ Vervolgens staarde ik een paar seconden in afgrijzen naar het scherm van mijn telefoon. Ziet er goed uit? Waar was ik in godsnaam mee bezig? Koortachtig typend voegde ik er dus aan toe: ‘Laurie dan, hè. Die kop van jou kan ik missen als kiespijn.’

Op zoek naar een existentiële like

Rutger Lemm schrijft over zijn gloeiende hekel aan de goedweershow in WhatsAppgroepen. Want waarom kunnen we geen korte metten maken met deze hardnekkige positiviteitsparades?

TEKST
Rutger Lemm
Speciaal gemaakt voor VPRO Zwelgplek

SOORTEN ELLENDE
Kutsituaties
Ik haat alles

Niet de beste grap, ik geef het toe. Maar het was een enorme opluchting om voorbij de beleefde aanmoedigingen te reiken, en mijn broertje even te fucken. Maar hij was not amused: ‘Moet dat nou weer? Waarom kun je niet gewoon blij zijn voor ons?’ Een goede vraag.

Voor sociaal ongemakkelijke mensen als ik zijn grappen een manier om je een houding te geven, maar ik geloof ook dat ze een belangrijkere functie hebben. Een goede fuck kan je wakker schudden als je jezelf te serieus neemt, of een kleine correctie aanbrengen in een zelfvoldane sfeer. Ik verwacht van mijn vrienden en mijn vriendin dat ze me regelmatig belachelijk maken, want dat is net zo goed een vorm van liefde. Dit soort momenten van eerlijkheid zijn bovendien steeds zeldzamer in ons digitale tijdperk.

Ik was jaloers op mijn broertje. Zelf zat ik in regenachtig Nederland met een hoogzwangere vriendin die nauwelijks de bank af kwam, en ook na de geboorte zouden we waarschijnlijk niet snel naar Zuid-Amerika gaan. Maar ik gelóófde het ook gewoon niet. Hoe kun je naar zo’n risicovol land gaan, zonder dat het enige stress of problemen oplevert?

Ik hoopte dus dat een klein beetje realisme door hun idylle zou schijnen. Niet dat ze vermoord zouden worden door een van de beruchte Salvadoraanse gangs, God verhoede het, maar gewoon, dat iemand ze zou zakkenrollen ofzo. Of een selfie tijdens een vier uur durende reis in een overvolle bus. Maar nee hoor, alles ging goed.

Van Facebook en Instagram is inmiddels bekend dat ze narcisme en opschepperij in de hand werken, en dat we onszelf en elkaar met al die geluksposes juist ongelukkig maken. In reactie daarop kiezen mensen steeds vaker voor ironische posts (de zelf-fuck) of voor #sorrynotsorry (de fuck you).

Op Facebook kun je nu naast het klassieke duimpje ook voor een verdrietige smilie kiezen. Maar voor het grootste deel is er nog steeds sprake van een enorme druk op het uitwisselen van positiviteit: ik schrijf ‘knapperd!’ onder jouw profielfoto, jij schrijft ‘mooierd!’ onder die van mij.

Als je daar tegenin gaat door een grap over de profielfoto te maken, wordt daar vaak vinnig op gereageerd. Dat zegt genoeg: we kunnen het steeds minder goed hebben als iemand aan ons zelfbeeld morrelt.

Maar in WhatsAppgroepen gelden weer andere regels, omdat ze een bepaalde sociale ruimte vertegenwoordigen: de voetbalkleedkamer, de groepsreis, de keukentafel. Familie-WhatsAppgroepen zijn de meest hardnekkige positiviteitsparades, omdat je bij je ouders altijd onbeschaamd over jezelf mag opscheppen. Deze groepen worden voortdurend volgepompt met berichten over baby’s, promoties, vakanties en andere mijlpalen, en de daaropvolgende felicitaties. Het is een soort levend familiealbum. Vreselijk.

Binnen families kan de strijd om de aandacht van je ouders je namelijk echt kapotmaken. Aan de keukentafel gedragen we ons hetzelfde als op Facebook, maar het verschil is dat de goedkeuring van je ouders een soort existentiële like is, waar je je hele leven naar blijft streven, en onbewust ontstaat er altijd een concurrentiestrijd tussen broers en zussen.

Als ik een werkprestatie met onze familie-WhatsAppgroep deel, ben ik me er dan ook van bewust dat mijn broer en zus zich hier slecht door zouden kunnen voelen. Dat ze het me gunnen én tegelijk een beetje jaloers zijn. Daarom probeer ik in een vakantieverslag over een tropische reis mezelf te fucken door óók eerlijk te zijn over die nacht dat onze klamboe vol gaten bleek te zitten en mijn vriendin en ik zoveel gestoken werden dat we als slaapdronken maniakken onszelf en elkaar begonnen te slaan. Want als je niet eerlijk tegen je familie kan zijn, tegen wie dan wel?

Door het uitwisselen van eerlijke verhalen kunnen we ons minder eenzaam en raar voelen. ‘Daar ben ik het wel mee eens,’ reageerde mijn broertje vanuit El Salvador toen we ons appgesprek een-op-een hadden voortgezet, ‘maar het is hier gewoon écht fijn, ondanks die moordcijfers.’

Ik probeerde vlug een cynische grap te verzinnen, maar hij typte sneller dan ik: ‘En die gevoelens van jaloezie die jij noemt, daar heb ik ook echt geen last van. Ik word er oprecht blij van als ik zie dat jullie gelukkig zijn. Klinkt stom, maar zo is het wel.’

Verdomme. Zoveel oprechtheid, daar kon geen grap tegenop.