Wetenschappers worden door hun universiteit gestimuleerd om deel te nemen aan het publieke debat. Maar wie kiest voor het podium moet zich voorbereiden op (online) haatcampagnes, intimidatie en bedreigingen. Argos Medialogica spreekt met acht wetenschappers over de gevolgen. ‘Het is echt een inbreuk op je academische vrijheid.’

‘De bedreigingen zijn soms behoorlijk ingrijpend. Er is gedreigd mijn huis in brand te steken, ik word uitgemaakt voor Joseph Goebbels of Hitler, achtervolgd, en er worden brieven gestuurd naar het college van bestuur om mij te ontslaan. Ik heb altijd te maken gehad met bedreigingen, maar de laatste vijf jaar is het veel erger geworden.’ Hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid Jan Rotmans zit al meer dan dertig jaar in het vak. Als één van de weinige klimaatwetenschappers treedt hij regelmatig op in media en hij is zeer actief op Twitter. Zijn online zichtbaarheid maakt hem steeds vaker tot een doelwit. Rotmans heeft naar eigen zeggen zo’n 2,5 duizend accounts op social media geblokkeerd.

Ook voor hoogleraar virologie en OMT-lid Marion Koopmans zijn online dreigementen een dagelijkse realiteit geworden. ‘We weten waar je woont, we staan misschien al in je straat, wacht maar tot we naast je bed staan. Je hele familie moet opgeruimd worden, je vader moet gecastreerd worden. Dat soort dingen.’ Ze kan er inmiddels goed mee overweg, benadrukt ze, maar normaal is het allerminst. ‘Het meest unheimische is eigenlijk dat je gewoon niet weet wanneer je iemand tegen gaat komen. Ik ga niet meer met het openbaar vervoer en ik loop niet meer relaxed over straat, want ik ben niet meer anoniem.

Vizier op links

Léonie de Jonge doet onderzoek naar radicaal rechts en is universitair docent aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Onlangs sprak ze bij Argos Medialogica over haar onderzoek naar media-aandacht voor rechts-populistische partijen. Na dat optreden wordt haar naam vermeld op de website van Vizier op Links, een platform dat vermeende linkse activisten op de korrel neemt en met regelmaat privégegevens publiceert. In de dagen na de publicatie op Vizier op Links wordt De Jonge overspoeld met haatberichten, intimidatie en (doods)bedreigingen. ‘Ik ben best wat gewend, maar dit was echt buitenproportioneel.’ De Jonge besluit aangifte te doen bij de politie.

Collega-onderzoeker Sarah de Lange besluit het voor De Jonge op Twitter op te nemen. Vijf dagen later staat de bijzonder hoogleraar politicologie zelf op de website van Vizier op Links. ‘Ik krijg altijd dreigende mails, post en telefoontjes,’ zegt De Lange. ‘Maar wat er nu gebeurde, had ik nooit eerder meegemaakt.’ In de eerste nacht na de Vizier op Links-publicatie wor­­dt meer dan vijftig keer gepoogd de Facebook-, Twitter-, Instagram- en Paypalaccounts van De Lange te hacken. Zes dagen lang gaat dit zo door. ‘Ik heb mijn accounts natuurlijk goed beveiligd,’ zegt ze. ‘Het is denk ik een bewuste intimidatietactiek om te laten zien dat men je in de gaten houdt, dat men je in het vizier heeft.’

‘Zelfcensuur is een reëel risico’

Voor wetenschappers die doelwit zijn van online vitriool kan een zogeheten ‘chilling effect’ optreden, een vorm van zelfcensuur waarbij men liever de openbaarheid schuwt dan zich bloot te stellen aan online agressie. ‘Ik zie het als een reëel risico dat zelfcensuur kan ontstaan,’ zegt hoogleraar sociale psychologie en empirische rechtswetenschap Kees van den Bos. Hij maakt zich zorgen, omdat hij ziet dat collega’s huiverig worden in de media te treden. Koopmans bevestigt die tendens: ‘Dat wetenschappers zich uit het publieke debat terugtrekken zie ik in mijn omgeving al gebeuren.’

‘Natuurlijk betrap je jezelf erop dat je denkt, nou dit hoeft niet meer. De bedreigingen zijn echt een inbreuk op je academische vrijheid. Je wordt letterlijk geïntimideerd om niet over je onderzoek te praten,’ zegt De Jonge. Ze denkt dat het probleem groter is dan we op dit moment kunnen overzien. ‘Er zijn veel wetenschappers die last hebben van bedreigingen, maar er niet over spreken. Zij blijven uit de media, want als je jezelf laat zien, dan maak je jezelf kwetsbaar.’ 

‘Ik heb een hele dikke huid gekregen, maar zelfs ik maak de afweging wel eens om uit de media te blijven.’

Jan Rotmans, Hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid

Over de hele linie van wetenschappers die onderzoek doen naar thema’s die raken aan maatschappelijke kwesties, ligt zelfcensuur naar aanleiding van intimidatie en bedreiging op de loer. Ook bij de conservatieve denkers. Raisa Blommestijn is werkzaam als docent en onderzoeker aan de afdeling rechtswetenschap aan de universiteit van Leiden. ‘Als ik in de media iets zeg dat afwijkt van het “juiste”, dan word ik meteen gediskwalificeerd.’ Dit gebeurde bijvoorbeeld na haar media-optreden bij het programma De Stelling, het racismedebat bij de NPO. Blommestijn werd na haar optreden uitgemaakt voor racist, nazist en ‘arische FVD-prinses’. ‘Maar het blijft niet enkel bij haatreacties’, benadrukt ze. ‘Ik zou maar over je schouder kijken, als ik je op straat tegenkom dan doe ik je wat, dat soort berichten krijg ik ook vaak.’ Ook wordt ze seksueel geïntimideerd. ‘Ik ben vaker bedreigd met verkachting’. Ze kiest er daarom bewust voor om periodiek in de luwte te blijven. ‘De lange nasleep aan haatreacties na een televisieoptreden kost ontzettend veel tijd en energie. Dus soms besluit ik dan dingen niet meer te doen.’

De Leidse hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap Paul Cliteur merkt eveneens dat bedreigingen invloed hebben op zijn werk. ‘Een dag niet ontslagen gewenst, is een dag niet geleefd’, merkt hij sarcastisch op. Netelige onderwerpen gaat hij nu uit de weg en hij let goed op waar hij iets publiceert. ‘Als je iets wil publiceren over een onderwerp waarvan je al weet dat er bedreigingen door komen, dan ga je strategischer kijken naar platformen waar je het kwijt kan.’ Ook houdt Cliteur zich bewust ver weg van sociale media. ‘Ik heb bijvoorbeeld geen twitteraccount, want als ik dat zou doen, dan verwacht ik veel onaangename dingen te horen.’

Terug in de ivoren toren?

De drijvende kracht achter een vitaal en sprankelend maatschappelijk debat, zijn de mensen die er het meest verstand van hebben. Maar wat als precies zij, omwille van hun veiligheid, niet meer naar voren willen treden? ‘Dat is het begin van het einde,’ stelt Rotmans. Het publieke debat is volgens hem gebaat bij wetenschappelijke input. ‘Er zijn niet veel klimaatwetenschappers in de media, die zijn op één hand te tellen. Een aantal zoeken bewust de schaduw op, dat is heel kwalijk.’ 

‘Een verschraling van het publieke debat, is niet alleen zonde, maar kan ook een gevaar zijn voor de democratie,’ stelt politicoloog Sarah De Lange. Wetenschappers hebben volgens haar net als journalisten, een oppositie functie in het democratisch bestel. De academische vrijheid is belangrijk zodat wetenschappers op basis van onderzoek de overheid en andere organisaties kunnen bekritiseren. ‘Als wetenschappers zich niet meer vrij voelen om dat te doen, dan hebben we een groot democratisch probleem. De huidige situatie in Polen en Hongarije zijn daar voorbeelden van.’ 

De Lange maakt zich ook zorgen over de langetermijnconsequenties. ‘Jonge onderzoekers zijn angstig om het publieke debat te betreden. Mijn grootste zorg is dat zij zich niet meer in de media willen begeven, of zelfs helemaal niet meer in de wetenschap willen werken.’ De Lange waarschuwt voor het ontstaan van een selectiemechanisme waarbij de wetenschappers die het meest maatschappelijk betrokken zijn, door de vele intimidatie pogingen en dreigingen, als eerste afvallen. ‘Dan houden we alleen nog wetenschappers over die juist een ivoren toren benadering voorstaan. Het kan echt op de lange termijn het karakter van de wetenschap veranderen.’

Verwachtingen vanuit de universiteit

De ivoren toren, een gesloten bolwerk ver weg van de alledaagse realiteit. Dit idee staat haaks op de ambities van universiteiten, die wetenschappers juist vragen hun expertise uit te dragen in de media. ‘Het is een informele wens, maar in je jaarlijkse beoordelings- en ontwikkelingsgesprek, worden dit soort dingen wel meegenomen en positief gewaardeerd’, zegt hoogleraar sociale psychologie en empirische rechtswetenschap Kees van den Bos. Ook de onderzoeksfinancier, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) vraagt bij de aanvragen van onderzoekssubsidies altijd naar de maatschappelijke impact en het bereik van het onderzoek. Hebben de universiteiten en de NWO dan niet ook een bepaalde verantwoordelijkheid om onderzoekers voor te bereiden op de onvermijdelijke online backlash en te steunen in het geval van (doods)bedreigingen?

De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en tevens hoogleraar Grieks, Ineke Sluiter, vindt van wel. In haar diesrede doet ze een oproep: ‘Instellingen die pronken met hun bekende wetenschappers moeten ook actie ondernemen om hun wetenschappers te steunen als ze daarmee in het oog van de storm belanden.’

‘Universiteit ervaart de lusten, niet de lasten’

De roep van wetenschappers voor bescherming vanuit de universiteit lijkt luider te worden, maar tot op heden bestaan er geen algemene richtlijnen voor universiteiten over hoe die bescherming vorm te geven. Koopmans heeft inmiddels een manier weten te vinden waarbij de Erasmus Universiteit haar praktisch ondersteunt. ‘Vervelende mails of andere berichten worden gelijk doorgezet naar de universiteit. Ik weet dat die door hen bekeken worden. Zij hebben ook contact met de politie, waardoor ik er zelf minder mee bezig hoef te zijn.’ Koopmans hoort van veel anderen dat ze het allemaal zelf uit moeten zoeken. ‘Ik denk echt dat de inhoudelijke en praktische ondersteuning beter georganiseerd moet worden. We zijn allemaal zoekende, wat moet je hier in vredesnaam mee?’

Rotmans : ‘De universiteit ervaart de lusten, maar niet de lasten. Die liggen bij de individuele wetenschappers.’ Wetenschappers moeten een vuist maken en laten zien dat zij rugdekking verwachten van het college van bestuur en de decaan van hun universiteit.

Hoe belangrijk dat is, heeft Léonie De Jonge zelf meegemaakt. Vijf dagen na het begin van de bedreigingen publiceerde haar universiteit een statement: ‘Het CvB verwerpt deze grove inbreuk op de academische vrijheid’, zo stelt de Rijksuniversiteit. ‘We staan achter onze medewerkers en ondersteunen hen volledig.’ De Jonge stelt dat het erg belangrijk is dat de universiteit publiekelijk achter haar is gaan staan. ‘De RUG is mijn werkgever, die moedigt mij aan me te mengen in het publieke debat. Vervolgens wordt mijn hele wetenschappelijke credibiliteit in twijfel getrokken. Dan is het echt van belang dat je werkgever laat weten dat ze achter je staat.’

Volgens De Lange is er naast inhoudelijke steun ook werk nodig op het gebied van praktische ondersteuning. ‘Hoe zorg je als universiteit dat je voldoende juridische kennis in huis hebt om iemand te ondersteunen als er aangifte gedaan moet worden? Hoe zorg je ervoor dat je wetenschappers kunt steunen bij de technisch-digitale kant? Hoe licht je medewerkers in over hoe ze hun thuisadres en privégegevens kunnen beschermen? Is het tijd voor een ander, veiliger telefoonsysteem binnen de universiteit?’

KNAW-president Ineke Sluiter sluit zich hierbij aan en meent dat wetenschappers gesteund moeten worden wanneer zij aangifte doen bij de politie. ‘De decaan moet gewoon meegaan naar de politie. Het maakt een groot verschil of je daar als wetenschapper alleen komt, of dat je samen met jouw instituut aangifte doet.’

Verschillende universiteiten namen dus al stappen, maar duidelijke richtlijnen op landelijk niveau ontbreken. Ineke Sluiter pleit voor het landelijk oprichten van een taskforce ‘sociale veiligheid online’. ‘Het moet niet zo zijn dat elke universiteit zelf het wiel gaat uitvinden.’ De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) zegt de oproep serieus te nemen. VSNU ontwikkelt een handreiking voor wetenschappers, waarin staat welke stappen zij kunnen nemen in het geval van bedreigingen of intimidatie en waar ze binnen en buiten de universiteit terecht kunnen. De VSNU hoopt dat er uiterlijk bij de start van het nieuwe collegejaar met de handreiking gewerkt kan worden. KNAW-president Sluiter laat weten dat het thema ook op Europees niveau aan de orde gesteld wordt.

Samen een vuist maken

Wetenschappers zeggen gas terug te nemen uit angst voor bedreigingen. Zelfcensuur ligt op de loer. Toch blijven sommigen zich uitspreken over wat ze meemaken. Koopmans: ‘Ik heb de indruk dat het toeneemt, dat het meer georganiseerd wordt en dat het politieker wordt. De omvang die het krijgt zorgt er eigenlijk voor dat het genormaliseerd wordt. Dat is waarom ik besluit hier af en toe wel iets over te zeggen, want het mag nooit normaal worden.’

Blommestijn wijst op de verantwoordelijkheid van de universitaire gemeenschap als geheel om hier samen een vuist tegen te maken. ‘We moeten het ook voor elkaar opnemen, of je het in maatschappelijke discussies nou met elkaar eens bent of niet. We moeten samen een vuist maken tegen dit soort haat, intimidatie en bedreigingen, afkomstig van wie dan ook.’