Nicolaas is in politiek correct Canada en ervaart een cultuurshock. De Nederlandse ‘grappen' over onder meer Sylvana Simons lijken daarvandaan extra pijnlijk.

Vorige week presenteerden publieke omroepen van over de hele wereld hun interessante oogst aan elkaar op het festival Input 2016. Dit keer in Calgary, Canada. Deze oliestad bestaat voor het grootste gedeelte uit migranten, en het draait er allemaal om inclusiviteit. Op het vliegveld word je direct opgewacht door blije pensionado’s die ‘welcome’ roepend rondrijden op golfkarretjes en naar toeristen zwaaien. In het moderne stadspark joggen alle rassen die de aarde kent door elkaar heen.

Op het festival worden we verwelkomd door de flamboyante burgemeester, die een homoseksuele moslim blijkt. Woorden als ‘diversity’ en ‘respect’ vallen. En daar houdt het niet op: na hem bestijgen een homoseksuele joodse minister en een lesbische organisatrice het podium. Dan komen twee natives op, compleet in traditionele kledij. Ze doen een welkomstdans die ik alleen ken uit Dances with Wolves.

Na hun optreden wordt er een moment gevraagd voor de lokale stamoudsten van de Blackfoot, de stam waartoe de dansers behoren. De organisatie wil ons hun respect betuigen, omdat we op hun land mogen zijn. De burgemeester sluit het geheel af in native tongue. Iedereen klapt uitbundig. Ik kijk naar mijn Nederlandse collega’s. We moeten een beetje lachen – het lijkt wel een sketch.

Om onze exporthumor kan duidelijk niemand lachen, sterker nog: de ruimte trekt tijdelijk vacuüm, zelfs de stilte houdt haar adem in

Nicolaas Veul

Op het congres presenteert Nederland een aantal programma’s, waaronder Rundfunk: een sketchshow die populair was op 3LAB van de NPO. De serie van Rob Lücker wordt als volgt omschreven: ‘Twee beste vrienden, Erik en Tim (Tom van Kalmthout en Yannick van de Velde), zitten op een totaal geflipte middelbare school. De leraar Duits (Pierre Bokma) heeft een dubieuze fascinatie voor een bekende Oostenrijkse politicus uit de jaren 30, de conrector speelt het liefst met de borsten van de Chinese maaltijdbezorgster en de tekenlerares betrekt alles op haar ongeremde geilheid.’ 

Verder vuren de makers een spervuur harde homograppen af en worden invaliden te kakken gezet. Ongeveer elk taboe over minderheden wordt geslecht. Rundfunk is keihard. En dat is juist de hele grap.

Tijdens de presentatie in Calgary van het bij vlagen hilarische en soms pijnlijke Rundfunk wordt onder andere een scène getoond waarin een donkere jongen wordt vergeleken met een aap. Om onze exporthumor kan duidelijk niemand lachen. Sterker nog: de conferentieruimte trekt tijdelijk vacuüm. Zelfs de stilte houdt haar adem in.

Ik zie ons door de ogen van de Canadezen: een stelletje botte Hollanders die vinden dat ze om alles kunnen lachen

Nicolaas Veul

Een paar Canadezen, die zelf een speciale viewing presenteerden van televisie die gemaakt is voor natives, vragen na de vertoning aan een van de makers of wij echt zo met homo’s en met donkere mensen omgaan; de racistische clichés waren pijnlijk om te zien. De maker antwoordt ter verdediging dat ze niet een ras of minderheid, maar iedereen belachelijk maken. Dat is juist de grap, reageert hij: niet iets om serieus te nemen.

Een collega zegt: ‘Dat ligt hier allemaal wat gevoeliger dan bij ons.’ Maar hoewel ik dat normaal wil beamen, zie ik ons nu door de ogen van de Canadezen. De perspectiefwisseling geeft een ander beeld: een stelletje botte Hollanders die vinden dat ze om alles kunnen lachen. Alleen wordt de scheidslijn tussen humor en beledigen steeds dunner.

We lachen keihard om Willy, want je koning ridiculiseren moet juist kunnen. Het is een teken van een vrij land. Erdogan een pijpsletje noemen moet ook kunnen. Net als sportschoolkennissen mij voor de gein ‘gaylord’ noemen, want ‘hé, man, ik kan het zeggen toch’ of Maxim Hartman die onlangs bij DWDD beweerde dat vrouwen zo geëmancipeerd zijn dat je ze wel mag beledigen. Dat deed hij dan ook in die uitzending toen hij een dikke vrouw typeerde als ‘tweezitter’. En laat ik maar niet herhalen wat voor ‘ludieke’ namen Sylvana Simons naar haar hoofd krijgt. 

Wie zegt dat iets niet grappig is of pijnlijk, is meteen ‘tegen het vrije woord’

Nicolaas Veul

Het probleem is dat humor of spot de schijn heeft van progressiviteit. De retoriek is dat het allemaal maar moet kunnen. En je mag er ook niets over zeggen. In de traditie van Wilders, wiens woordspelingen altijd komischer zijn dan je zou willen, hebben we in Nederland spot vereenzelvigd met zelfbeschikking.

Zodra de grappenmaker en/of belediger op weerstand stuit, beroept hij zich op zijn rechten – van het jolige ‘ik kan dit gewoon zeggen’ tot het agressieve ‘je kan in dit land ook niets meer zeggen!’ en alles ertussenin. Vaak wordt die lijn maar meteen doorgetrokken naar nog grotere thema’s als vrijheid van meningsuiting en democratie. Discussie is vervolgens niet meer mogelijk: wie zegt dat iets niet grappig is of pijnlijk, is meteen ‘tegen het vrije woord’. Of moet in de zak van Sinterklaas mee naar Spanje...

Rundfunk ligt gevoelig bij de Canadezen. Maar de Canadezen zijn volgens mij niet zozeer overgevoelig, als wij ongevoelig. In Canada krijgt gevoeligheid een plek. Het gladde ijs van hun pijnlijke geschiedenis met de natives betreden ze op kousenvoeten. Ik sta daar wat ongemakkelijk bij te lachen. Maar bij ons mag het ijs niet eens glad zijn: wij walsen er keihard overheen. Misschien maken we daarom zulke uitglijers.