‘Jason Chu was een goede vondst van Wiesje, de researcher. We hadden al veel rechtse Chinezen, onder meer ook een steenrijke makelaar en een kunstenaar die tegen elke vorm van overheidsbemoeienis was, en hij had echt een ander geluid. Jong en fris, en hij kon ontzettend goed verwoorden wat hij vond. Jason is van de tweede generatie, dus in Amerika geboren, maar wel uit ouders die tot de “nieuwe Chinezen” worden gerekend. Opgegroeid in Chicago of Boston, dat weet ik niet meer, en nu dus in Los Angeles, waar we alles voor deze aflevering hebben gefilmd.
‘Echt een onafhankelijk denker. Zijn passie is maatschappijkritische muziek maken, rap, en hij gelooft heel erg dat je altijd moet blijven proberen de wereld te verbeteren. Ik praatte met hem terwijl hij een tattoo liet zetten, of twee eigenlijk: op de ene kuit “fear is easy” en op de andere “hope is real”. Angst zorgt ervoor dat je elkaar niet goed begrijpt, wil hij daarmee zeggen, terwijl je juist oog moet hebben voor elkaars menselijkheid. De moed hebben om samen te streven naar verbetering, zoiets. Best mooi, vond ik dat.
‘Hij was onderdeel van een heel diverse subcultuur, een versmelting van allerlei culturen. En zo was hij ook opgegroeid. Dat staat haaks op het heersende beeld, dat Chinezen altijd in hun eigen groep blijven, Chinees blijven spreken en zich niet willen aanpassen. Jason was fervent voorstander van proposition 16, het wetsvoorstel in Californië dat positieve discriminatie zou toestaan. Het voorstel waar Freya Zhao juist campagne tegen voerde. Er zijn altijd veel belemmeringen voor minderheden geweest om te gaan studeren, zei hij tegen me, en als je daar niets aan doet, laat je veel talent onbenut. In de jaren zestig stonden alle minderheden, inclusief Chinezen, samen op tegen de ongelijkheid. Hij vindt het jammer dat die saamhorigheid er nu niet is.’
Waar maakt Jason zich een paar maanden later druk om? Lees het hier.