Vanaf 19 november is in museum De Pont in Tilburg de tentoonstelling 'The Things I Used to Do' van schilder Hans Broek (1965) te zien. Broek dook in de lang onderbelichte geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel en slavernij en maakte een serie schilderijen die zowel een nationale als een persoonlijke geschiedenis belicht. 'Ik wil mensen graag door de strot duwen hoe het in elkaar zat. En misschien wel nog steeds zit.'

‘New York werd te duur, Trump was niet om uit te houden en bij Homeland Security werden mensen zó verschrikkelijk onvriendelijk behandeld dat ik dacht: wegwezen hier.’ Hans Broek is terug in Nederland. Na ruim twintig jaar in Amerika en enkele tussenstops in onder meer Ghana en Senegal, heeft de schilder, die eind vorige eeuw beroemd werd met zijn filmische en surrealistische landschappen, zich gevestigd in het oer-Hollandse Muiden. Daar werkte hij aan een serie schilderijen die nu onder de naam The Things I Used to Do te zien is in museum De Pont in Tilburg, dat Broeks werken al sinds haar prille jaren in de collectie heeft. 

Het tiental enorme werken dat Broek in De Pont toont, is minder behagend dan zijn geprezen panoramische uitzichten. De afgelopen jaren dook hij in de wrange geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (en slavernij) en schilderde hij oude Nederlandse vestigingen van de trans-Atlantische handelsroute, als stille getuigen van de gruwelijkheden die zich eeuwen geleden overzees afspeelden - en die nog altijd in de samenleving doorsijpelen.  

Broek met zijn werk 'Ring' (2020)

Broek vertrekt begin jaren negentig naar Los Angeles om zijn schilderscarrière, waar hij in Nederland veel succes mee boekt, daar voort te zetten. ‘Ik dacht dat ik de top had bereikt in Nederland. Ik werkte met fijne galerieën, had tentoonstellingen in musea en mijn werk maakte deel uit van goede collecties. Dat wilde ik in Amerika weleens overdoen.’ Op den duur gaat hij daar ook lesgeven op de kunstafdeling van het UCLA, waar hij grote kunstenaars als John Baldessari en Paul McCarthy tot zijn collega’s kan rekenen. 

Al vanaf de eerste dag van zijn verblijf, wordt Broek geconfronteerd met het harde racisme dat Amerika tekent. ‘Ik verhuisde naar een woning die enkele straten van het beroemde Skid Row af lag, waar duizenden daklozen, voornamelijk Afro-Amerikanen, in zelfgebouwde hutjes van karton sliepen. Als ik uit het raam van mijn appartement keek, zag ik de zakenmannen- en vrouwen langs die daklozen lopen. Er zat letterlijk een centimeter afstand tussen die twee totaal verschillende werelden. Tot mijn verbazing leerde ik dat er op dat moment 35.000 mensen in LA op straat leefden; dat zijn er net zoveel als er in totaal in mijn geboortedorp woonden.’ 

Broek arriveert bovendien enkele dagen na de Rodney King-opstand, die ontstond nadat in 1992 een voornamelijk witte jury vier politieagenten vrijsprak van de mishandeling van de zwarte taxichauffeur. ‘In de buurt waar ik woonde heerste drie dagen lang pure anarchie. De politie had totaal geen grip op de situatie. De Amerikaanse pers schreef heel goede verhalen over de naweeën van die rellen, waar ik ontzettend veel van heb geleerd. Het racisme in Amerika is heel duidelijk, heel erg in your face. Ik ben me er daardoor steeds meer in gaan verdiepen en parallellen gaan leggen met het Nederlandse slavernijverleden. Ik realiseerde me dat het in Nederland pas in de 21ste eeuw echt breed is begonnen door te dringen. Dat het daarvoor altijd een vage bundeling van verhalen is gebleven.’ 

The Things I Used to Do is, behalve een nationaal onderzoek, ook een persoonlijke zoektocht. ‘Mijn familie is in bezit van een stamboom die teruggaat naar de dertiende eeuw. Een van de mensen die daarop staat, is Adriaen Pieterszn. Broek, die zijn naam later naar Raep veranderde. Hij was lid van het bestuur van de Amsterdamse admiraliteit. Die bepaalde, mede met de VOC en de regering, de koers van Nederland. Die verre voorouder stond daarmee ook aan het begin van de slavenhandel. Toen ik dat verhaal ontdekte, riep dat een gevoel van schuld en schaamte, maar vooral van verbijstering op. Dat je als mens een knop kan omdraaien waardoor je in staat bent om overduidelijk onethische dingen te doen, puur voor de winst. Er ontstaat een soort kuddegeest, waardoor het inééns geaccepteerd wordt. Ook iets typisch Hollands: zo lang men het niet ziet, kun je ermee wegkomen.’  

'Als ik uit het raam van mijn appartement keek, zag ik de zakenmannen- en vrouwen langs die daklozen lopen. Er zat letterlijk een centimeter afstand tussen die twee totaal verschillende werelden.'

In 2018 begint Broek aan een reis langs vestigingen waar ooit, onder Nederlands bewind, slavenarbeid werd verricht. Hij bezoekt slavenforten, plantagehuizen en kerkers in onder meer Ghana, Senegal en Suriname. De indrukken die hij daar opdoet, verwerkt hij in de doeken die verzameld zijn in De Pont. Het levert gigantische en confronterende schilderijen op, met beelden van plekken waar duizenden mensen ooit, geketend aan polsen, nekken en enkels, hun dagen sleten. Kerkers, traliepoorten en muren die door het rauwe schilderwerk en donkere kleurgebruik aandoen als vervloekte plekken. 

Ze doen denken aan wat schilder Armando ooit een ‘schuldig landschap’ noemde: een plek die ‘heeft zien gebeuren’ en het verleden met zich meetorst. Veel schilderijen bestaan uit dikke klonten verf die Broek met paletmessen op het doek aanbrengt. ‘Een soort punk-achtige manier van werken,’ noemt hij het zelf. ‘Lelijk, maar met opzet. Ik wil graag bij mensen door de strot duwen hoe het in elkaar zat. En misschien nog steeds zit.’ 

Op één van de opvallendste werken, genaamd Machtsstructuur, beeldt Broek een slavenfort af waarop hij met een zeurderig schoolmeesterschrift aangeeft hoe het gebouw is opgedeeld: ‘Onderin de ingang van de slavenkerker, daarbovenop de kerk en bovenaan de luxueuze gouverneurswoning met uitzicht op de oceaan. Het eerste wat de Nederlanders deden, was een kerk bovenop de slavencellen bouwen. Zo creëerden ze hun eigen versie van hemel en hel.’ 

'Het eerste wat de Nederlanders deden, was een kerk bovenop de slavencellen bouwen. Zo creëerden ze hun eigen versie van hemel en hel.’

De enige persoon die Broek heeft afgebeeld, staat op het schilderij Voorouders met slavenkerkers. Daarop zien we Adriaen Pieterszn. Broek op een acht meter breed drieluik, omgeven door twee duistere slavenkerkers, de een rood en de ander blauw. ‘In het Amsterdam Museum hangt een schuttersstuk waar Adriaen opstaat, maar ik heb hem er een stuk sulliger afgebeeld dan hij er daar uitziet. Verder heb ik hem in een Spaans tenue gestoken, omdat hij destijds al naar Spanje op vakantie ging, waar hij hoogstwaarschijnlijk ook slavenmarkten heeft bezocht.’ Wie zijn hoofd naar links kantelt, herkent de vlag van Nederland. 

 

Hans Broek, 'Machtsstructuur' (2020). Fotograaf: Gert-Jan van Rooij

De tentoonstelling is voor Broek geen eindresultaat, maar juist een manier om een discussie op gang te brengen. ‘Er is hier in Tilburg een vereniging voor Surinamers die graag over het werk wil komen praten, dat vind ik fantastisch. Toen mijn tentoonstelling in Dakar opende, heb ik daar openlijk in een speech mijn excuses aangeboden voor hetgeen dat mijn voorouders in dat land hebben aangericht. Ik dacht: als ze iets met me willen doen, is dít het moment! Maar al gauw daarna kwamen de verhalen los en deelden we elkaars verdriet. Kunst heeft zo’n verbroederend effect, en dat is ook precies wat ik hiermee heb willen bereiken.’ 

De tentoonstelling The Things I Used to Do van Hans Broek is tot en met 18 april 2020 te zien in museum De Pont in Tilburg.