Je leert mensen pas écht kennen via hun boekenkast. Mondo duikt daarom elke week in de boekenverzameling van een cultuurmaker. Deze week: schrijver Jan Brokken.

Boeken-cv

Mijn boekenkast is… groot. Het klinkt misschien wat gewichtig als ik ‘bibliotheek’ zeg, maar het is wel een flinke collectie. Zoveel dat ik het niet in één kamer kwijt kan. Ik heb de helft moeten onderbrengen in een opslagplek op een industrieterrein. Daar liggen de boeken in dozen, op auteursnaam van A tot Z. Het komt toch best vaak voor dat ik denk: verdraaid, dat boek heb ik! Dan moeten die dozen weer ondersteboven worden gehaald. 
Mijn meest unieke boek is… Explorations and adventures in Equatorial Africa. Een boek uit 1861. De schrijver, Paul Du Chaillu, was de eerste Europeaan die oog in oog stond met gorilla’s in Afrika. Ik kreeg het cadeau van Boudewijn Büch, die ik had verteld over mijn zoektocht naar dit boek. Hij vond het in een antiquariaat in Londen. 
Een boek waar ik veel herinneringen aan heb: een bundel met Makassarse sprookjes. Dat is een heidens moeilijke taal om te leren. Het leest als een soort spijkerschrift, van rechts naar links. Mijn moeder kon het lezen. Dit is dan ook hét boek dat voor mij mijn moeder symboliseert. 
Bijzonderste gesigneerde exemplaar: Ik heb twee boeken gesigneerd door Gabriel García Márquez. Ik heb hem twee dagen lang geïnterviewd in Parijs. In het ene boek schreef hij: 'Voor Jan, van zijn vriend. Gabo.' In het andere: ‘Voor Jan, van zijn slachtoffer. Gabo.'

#1 De Wijde Sargassozee

Jean Rhys

‘De Wijde Sargassozee is een boek waar ik eigenlijk al een jaar of dertig mee bezig ben. Een korte roman, 140 pagina’s, waar ik in elke levensfase anders naar kijk. Ik las het voor het eerst toen ik aan het begin van de jaren negentig naar de Caribische eilanden verhuisde. Dit boek was een fantastische introductie in die West-Indische maatschappij. Dat was eigenlijk het eerste dat me interesseerde, de beschrijving van het leven op zo’n Caribisch eiland. Daar heb ik toen zelf ook een boek over geschreven, Het eiland van Jean Rhys. Via De Wijde Saragassozee en mijn eigen boek ben ik vervolgens in contact gekomen met schrijvers en dichters uit Curaçao. Dat is het begin geweest van mijn tienjarige verblijf dat eiland. 

Jean Rhys is opgegroeid op het eiland Dominica. Haar vader was een Engelse arts en haar moeder kwam uit een plantersfamilie, die een suikerplantage op het eiland beheerde. Als jonge vrouw las Rhys het boek Jane Eyre van Charlotte Brönte, een van de grote meesterwerken uit de Engelse literatuur. Ze ergerde zich ontzettend aan de hoofdpersoon, Edward Rochester, een man uit een adellijke familie die aan lagerwal was geraakt.

Wat zulke mannen dan vaak deden, was trouwen met een plantersdochter van de West-Indische eilanden. Die waren niet van adel, maar hadden wel geld! Rochester slaat een vrouw genaamd Antoinette aan de haak, maar dat huwelijk loopt voor geen meter. Zodra ze weer in Engeland zijn, verklaart hij haar krankzinnig en verbergt haar op een zolder. Vervolgens gaat hij er met de gouvernante Jane Eyre vandoor. Rhys vond dat verhaal belachelijk stereotiep. Die witte Caribische vrouwen die werden neergezet als een soort seksuele beesten zonder inhoud en weet van de wereld. Rhys dacht: ik ga die vrouw een werkelijk gezicht geven. Niet een paar regels, maar een heel boek. Dat is natuurlijk een literair waagstuk, want je neemt het op tegen een meesterwerk uit de wereldliteratuur. 

De Wijde Sargassozee beschrijft hoe moeilijk het was voor een vrouw in de negentiende eeuw om een eigen leven te leiden. Daarnaast schetst het een prachtig beeld van het leven op een tropisch eiland. En het is natuurlijk helemaal verweven met de slavernij en de gevolgen van de afschaffing. Het bleef doorzieken in die maatschappij en die sociale verschillen zijn nog altijd aanwezig. De wortels daarvan heeft Rhys in dit boek uitmuntend beschreven. Een absoluut meesterlijk boek.’

 

#2 Bellini

Rodolfo Pallucchini

‘Dit boek neemt een heel bijzondere plek in mijn boekenkast in. Ik heb het bijna veertig jaar geleden gekocht in een klein boekwinkeltje in Venetië, in een zijstraat van het San Marco-plein. Ik zag het daar in de etalage liggen: een heel groot boek, met een bordeauxrode omslag en letters in goud. Ik dacht: dit wil ik hebben. Ik stapte het winkeltje binnen en toen ik naar het boek vroeg, wilde de winkelier me het in eerste instantie niet laten zien. 

Na wat aandringen pakte hij het met handschoenen uit de etalage. Wat bleek? De kleurillustraties waren op aparte bladen gedrukt. Dat deden boekdrukkers tot de jaren zestig om de kwaliteit van de litho’s zo hoog mogelijk te maken. Ontzettend omslachtig werk, omdat het handmatig in elkaar moest worden gezet. Voor mij een extra reden om het te kopen.
De winkelier wilde er maar niet vanaf. Hij bleef maar met argumenten komen: het was te duur, het was gedateerd, het was in het Frans – wat een vreemd argument was, want dat was de taal waarin we discussieerden. Op een gegeven moment zei ik: ‘Weet je, ik kom morgen wel terug.’ De volgende dag lag het niet meer in de etalage. Toen de winkelier me binnen zag komen, ging hij toch overstag. Hij slofte hij naar achteren en pakte het boek voor me in. En ja, hier ligt het. 

Het is een van mijn lievelingsboeken. Een boek dat je koestert. Inmiddels kan ik beter begrijpen waarom de boekhandelaar zo tegenstribbelde. Die man was zó gehecht aan dat boek en de schilder Bellini is natuurlijk onlosmakelijk verbonden met Venetië. Als boekhandelaar verkoop je geen pakjes boter. Je verkoopt iets dat een ziel heeft. De laatste keer dat ik er was, zat de winkel er niet meer.’ 

#3 Atlas van een bezette stad

Bianca Stigter

‘Atlas van een bezette stad is een verbijsterend boek. Het is geschreven door Bianca Stigter en vertelt het complete verhaal van Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Stigter is door de stad getrokken en heeft bij elke straat, hoek en huisnummer het verhaal gezocht. Een monnikenwerk. Het is een prachtige combinatie van illustraties, foto’s, verhalen en kaarten. Ik woon nu bijna een halve eeuw in Amsterdam en dit boek zet al mijn bekende plekken in een ander perspectief. Zelfs de winkel waar ik mijn brood koop, bleek ooit een centrum voor zwarthandel te zijn. Het is alsof ik in één keer de jaren veertig binnenstap. 

Het eerste dat ik zag toen ik het boek opensloeg, was een foto van de bekende Berlagebrug met daarop tientallen mensen die het Duitse leger verwelkomden met een Hitlergroet. Onvoorstelbaar, omdat de Nederlandse verhalen over de Tweede Wereldoorlog vooral over het verzet gaan. Er staat ook een foto in die twee hele bladzijdes beslaat, waarop het Frederiksplein te zien is, maar dan helemaal vol met fietsen. 

Het bijschrift leest: ‘Dit zijn de geconfisqueerde fietsen van de Joodse bewoners van Amsterdam.’ Dat is zo’n aangrijpend beeld dat de immense impact van de gebeurtenissen symboliseert. Je loopt door je stad, door de straten waar je woont en je ziet niet alleen de geschiedenis, maar voelt hem ook. Het is ook typisch zo’n boek dat je niet in de kast zet, maar opengeslagen op een tafel legt. Het is ook niet een werk dat je in één ruk uitleest, maar een waar je zo nu en dan een verhaal uit oppikt. De verhalen zijn ook allemaal kort en bondig, dus daar leent het zich goed voor uit. Ik voel alles van de oorlog. De honger, de kou, het gebrek aan brandstof, de angst voor verraad. Dit boek moest er op een dag komen en goddank is dat ook gebeurd.’