Als oprichter en creatief directeur van architectenbureau Mecanoo is Francine Houben verantwoordelijk voor een aantal revolutionaire bouw- en renovatieprojecten, waaronder bibliotheken, theaters, musea en woonwijken. Maar wie inspireerde haar architectuur? Wie reikte haar de juiste bouwstenen aan? Kortom: op welke schouders staat Francine Houben?

#1 David Hockney

‘Van Hockney ben ik al fan sinds mijn negentiende. Ik leerde zijn werk kennen via de documentaire A Bigger Splash, die destijds, in 1974, in het filmhuis in Delft draaide. Die film, waarin zijn kunst en levensstijl centraal staan, maakte veel los in mij. Sindsdien ben ik zijn werk altijd blijven volgen. Hockney is nu een van de grootste levende kunstenaars ter wereld, hij blijft zich nog altijd vernieuwen en zoekt nog steeds naar nieuwe kunstuitingen. Van zijn werk spat een enorme levensvreugde af. 

Zijn werk spreekt me op vele manieren aan. Zijn verftechnieken en kleurgebruik zijn fantastisch, ook zijn fotografie is ongelofelijk krachtig.

Hij is bovendien een heel goede researcher. Dat zag je mooi terug in zijn tentoonstelling in het Van Gogh Museum van twee jaar geleden, hoe hij op eenzelfde manier als Van Gogh de kleuren en dynamiek van de natuur weet te vangen. 

Vanaf 1976 heb ik zelf veel door Amerika gereisd. Met weinig geld en een goedkope auto die eindeloos gerepareerd moest worden, maakte ik grote tochten door de vele staten; natuurlijk ook richting Californië. De werken die Hockney daar heeft gemaakt, zijn ontzettend bepalend voor het beeld dat ik heb van de Amerikaanse westkust.’ 

#2 Ray Eames

‘Ray Eames staat voor mij voor het humane aspect van ontwerpen. De manier waarop ze denkt in composities, kleuren en collages vind ik buitengewoon inspirerend. Eames vormde een designerduo met haar echtgenoot Charles. Hij was de architect, zij de kunstenaar. Ik heb Ray leren kennen doordat mijn leermeester Max Risselada op de TU Delft bij het Eamesduo gewerkt had. Als ik tijdens mijn vele reizen naar Amerika richting Los Angeles ging, bezocht Ray altijd. Charles was toen inmiddels overleden. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heerste er in Los Angeles een enorme innovatiedrang. Er werden daar écht nieuwe producten ontwikkeld. Ray en Charles ontwierpen bijvoorbeeld een spalk van multiplex waar gewonde soldaten hun benen in konden leggen. Met diezelfde techniek en materialen gingen ze later meubels maken. Ze waren ook de eersten die met polyester en glasvezel werkten. Ze dachten in massaproductie, maar dan wel op een heel mooie manier. De technieken waren innoverend en stonden altijd in dienst van het menselijke comfort. Die levenshouding vind ik heel belangrijk en probeer ik ook in mijn eigen werk te verwerken.  

In mijn beroep verwacht men vaak dat je een bepaalde stijl kiest. Bijvoorbeeld dat je bijvoorbeeld alles wit, organisch  of minimalistisch maakt. Zelf vind ik dat geen interessante discussie; het gaat er mij veel meer om wat je in elke specifieke opgave bedenkt. Als maker ben je altijd onderdeel van een tijdgeest. Mijn werk is heel erg hedendaags, en daar streef ik ook naar. Ik wil onderdeel zijn van die veranderende samenleving en tegelijkertijd naar een tijdloze schoonheid streven. Die drang zie je ook duidelijk terug in het werk van Charles en Ray Eames.’ 

#3 Lina Bo Bardi

‘In 1999 was ik uitgenodigd voor de architectuurbiënnale in São Paolo. Ik heb toen in twee weken tijd onze tentoonstelling opgebouwd, en leerde daar ook het werk van Lina Bo Bardi kennen. Zij is een van oorsprong Italiaanse architect die het grootste gedeelte van haar leven in Brazilië werkte. 

Wat ik zo mooi vind aan haar werk is dat ze zich heel erg verdiept in de lokale cultuur en de omgeving waarin ze werkt. Ze gebruikt de gewoontes, leefstijl en bouwwerken om daarmee een nieuwe vorm van architectuur te creëren die heel erg past bij de plaatselijke bevolking. Dat is iets dat ik zelf ook probeer te doen; heel bewust niet één stijl op alle plekken in de wereld toepassen.

Ik heb voor mijn werk veel mogen reizen en ontwerpen kunnen maken op andere plekken in de wereld, en per omgeving probeer ik het klimaat, de cultuur en het licht te gebruiken om iets nieuws en toepasselijks te creëren in de lokale cultuur en omgeving.’