Bijen, koraalriffen en tropisch regenwouden leveren met hun ‘diensten’ miljarden euro's op aan onze economie. Steeds beter zien we de grote financiële risico’s die we lopen, nu we de natuur dreigen te verliezen. Komt het beprijzen van de natuur nog op tijd?

De natuur levert cruciale diensten voor het leven op aarde. Zo geeft ze ons een vruchtbare bodem zodat we voedsel kunnen produceren, vertraagt ze de klimaatverandering door CO2 op te nemen, en beschermt ze ons tegen grote stormen, branden, en droogtes. 

Als de natuur de mensheid voor al haar diensten een factuur kon sturen, dan zouden we diep in onze portemonnee moeten graaien. Zo levert alleen al de bij, die in rap tempo aan het verdwijnen is, met haar bestuiving van voedselgewassen een economische bijdrage van zo’n 22 miljard euro per jaar aan de Europese landbouwindustrie. Zonder de bij zou de landbouw, en daarmee onze voedselvoorziening, in grote problemen komen.

Ook mangrovebossen, die koolstof opslaan, vervuild water filteren, en een natuurlijke dam vormen tegen stormen en erosie, worden zwaar onderbetaald. Naar schatting dragen de bossen met hun diensten jaarlijks zo’n 82 miljard dollar bij aan de wereldeconomie.

De natuur is dus enorm waardevol voor onze economie. Toch lijken we haar te verliezen, juist omdat ze nu nog ‘gratis’ is. Zouden we haar beter kunnen beschermen als we aan de natuur een prijskaartje hangen?

Mangrove bossen komen voor in tropische kustgebieden, hier beschermen ze het land tegen overstromingen en zijn ze een vitale schakel in het ecosysteem. 

een boekhouding van de natuur

Lars Hein, hoogleraar Ecosysteemdiensten en milieuverandering aan de Wageningen Universiteit, denkt van wel. Als milieu-econoom is hij geïnteresseerd in het verband tussen het milieu en de economie. Al ruim tien jaar werkt hij aan het meetbaar maken van zogenaamde ecosysteemdiensten. Dat zijn diensten, zoals het opslaan van CO2 of het filteren van water, die de natuur ons levert. Dat doet hij inmiddels in samenwerking met de Verenigde Naties binnen het zogenaamde SEEA-programma

Dat programma begon met een handjevol statistici en wetenschappers, maar inmiddels zijn honderden mensen in verschillende landen bezig met het ontwikkelen van een systeem om de waarde van het ‘natuurlijk kapitaal’ op aarde zo precies mogelijk te kunnen meten. 

Als we effectief milieubeleid willen maken, is het belangrijk om meer inzicht in onze ecosystemen te krijgen, zegt Hein. ‘We willen graag duurzaam beheer van onze ecosystemen. Maar als we niet meten wat er met onze ecosystemen gebeurt, hoe kunnen dan zorgen dat we het duurzaam beheren? Dan doen we maar wat.’ 

Ecosysteemdiensten

Dankzij de diensten van de natuur, kunnen we als mens op aarde leven. De verschillende ‘ecosysteemdiensten’ zijn onder te verdelen in vier groepen: producerende diensten (tastbare producten uit de natuur zoals voedsel, hout, water en katoen), regulerende diensten (dierlijke bestuiving, lucht- en waterzuivering en bodem- vruchtbaarheid), culturele diensten (educatie, recreatie en toerisme) en ten slotte de ondersteunende diensten (nutriëntenkringloop, bodembehoud en habitatvorming). 

De ontwikkelingen in het meten van de natuur zijn de afgelopen jaren in een stroomversnelling geraakt. ‘De interesse en kennis over ecosystemen is toegenomen. Wat je ziet is dat meer en meer landen ermee bezig zijn'.

Inmiddels hebben al 35 landen de waarden van het natuurlijk kapitaal in hun land berekend. Zelf werkt Hein samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek aan de ontwikkeling van modellen, data en kaarten om de bijdragen van ecosystemen aan de Nederlandse economie te berekenen. 

Hein: ‘In Nederland zijn we al heel ver met dit soort berekeningen. De volgende stap is de toepassing in de praktijk. Wij zijn nu in gesprek met verschillende ministeries, provincies en gemeenten om te kijken hoe we natuur- en milieubeleid kunnen ondersteunen met onze informatie.’

de belofte van biodiversiteit

Niet alleen overheden en gemeenten, maar ook steeds meer bedrijven en investeerders zien in dat ze grote financiële risico’s lopen als ze geen rekening houden met de natuur. Nederlandse banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben namelijk wereldwijd zo’n 510 miljard euro aan financieringen uitstaan aan bedrijven die in hoge mate afhankelijk zijn van één of meerdere ecosysteemdiensten. Dat blijkt uit een recent rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Nederlandsche Bank. Met het verlies van biodiversiteit lopen zij grote financiële risico’s, waarschuwt het rapport. 

Die waarschuwingen lijken te werken. In september ondertekenden 26 internationale banken, verzekeraars en pensioenfondsen, samen goed voor drieduizend miljard aan vermogen, een zogenaamde ‘Biodiversity Pledge’, waarmee ze beloven om met hun activiteiten en investeringen bij te dragen aan het herstel van biodiversiteit en ecosystemen.

‘pensioengelden zouden moeten worden beheerd om onze toekomst veilig te stellen, niet om die te ondermijnen’

‘Een goede zaak’, zegt Lars Hein. ‘Bedrijven en investeerders beginnen door te krijgen hoe belangrijk het behoud van de natuur voor hun eigen business is. Maar: dit soort ‘pledges’ zijn mooi, maar niet genoeg. In de praktijk zijn er nog steeds Nederlandse pensioenfondsen die bijvoorbeeld ontbossing financieren. Het is schandalig dat een Nederlands pensioenfonds  nog steeds de aanleg van oliepalm-plantages in primaire bossen financiert. Pensioengelden zouden moeten worden beheerd om onze toekomst veilig te stellen, niet om die te ondermijnen.’

Zo komt Hein voor zijn onderzoek al jarenlang in tropische veengebieden in ZuidOost-Azië, waar hij het bos beetje bij beetje heeft zien verdwijnen. Hein: ‘Je ziet het voor je ogen gebeuren. Veenbossen hebben in hun natuurlijke staat een heel hoge CO2-opslag, een heel hoge biodiversiteit, potentie voor recreatie, en ze reguleren de waterkringlopen van een hele regio. Maar als deze gebieden worden ontbost en ontwaterd voor kap of landbouw gaat dat snel verloren – soms kom je vijf jaar later op dezelfde plek en zie je in plaats van bos een grote kale, afgebrande vlakte.’ 

Volgens Hein is het belangrijk dat er nu een intentie is vanuit de financiële sector om iets aan de biodiversiteit te doen. Maar, benadrukt hij, bedrijven en investeerders zoals pensioenfondsen moeten veel beter monitoren en transparant zijn over waar hun geld terecht komt. De stromen van de financiering van producten en leningen die banken geven zijn enorm complex. Vaak weten banken zelf ook niet precies waar hun geld terechtkomt op lokaal niveau.

'we komen erachter dat het eigenlijk goedkoper is om de natuur beter te beschermen, dan haar te repareren'

Om ervoor te zorgen dat de ‘biodiversiteitsbelofte’ geen lege belofte blijft, werkt een klein groepje financiële instellingen al langere tijd aan een systeem om de positieve en negatieve impact van investeringen op biodiversiteit te meten. Met het ‘PBAF-partnership’ willen de instellingen, waaronder initiatiefnemer ASN Bank, Robeco en Triodos Bank, hun ‘biodiversiteitsvoetafdruk’ in kaart brengen.

‘Met dit instrument willen we ervoor zorgen dat bedrijven gaan rapporteren over de impact van hun activiteiten op de biodiversiteit’, vertelt Roel Nozeman, biodiversiteitsexpert bij de ASN Bank. ‘Hoe wordt het land gebruikt, wat voor stoffen worden geloosd in de rivier en waar komt het plastic afval terecht? Hier wordt tot nu toe nog heel weinig over gerapporteerd.’ 

In de toekomst kan het meetinstrument ertoe leiden dat bedrijven die ecosystemen ondermijnen, moeilijk aan financiering komen. En dat is hard nodig volgens Nozeman. ‘We komen erachter dat het eigenlijk goedkoper is om de natuur beter te beschermen, dan haar te repareren. In de financiële wereld heerst een steeds groter besef dat biodiversiteit ertoe doet, ook voor de eigen portemonnee’. 

zijn we nog op tijd?

Steeds meer financiële instellingen zien inmiddels in dat ze zichzelf in de voet schieten door niet te investeren in natuurbehoud. Maar hoe haalbaar is het nog om tijdig de volledige waarde van ecosysteemdiensten - en de impact van bedrijven hierop - op wereldwijde schaal -  in euro’s te vangen? 

Lars Hein geeft toe dat het een ingewikkelde taak is. Sommige grote bedrijven in Nederland zijn voor hun grondstoffen afhankelijk van ontwikkelingslanden, in tropische gebieden. Het biodiversiteitsverlies is daar nog steeds hoog, waar ook deze bedrijven de gevolgen van zullen merken. Maar tegelijkertijd staat in die landen het meetbaar maken van ecosysteemdiensten nog in de kinderschoenen, legt Hein uit. ‘Er ontbreekt nog veel data uit die landen om de impact van geldstromen op de natuur goed in kaart te brengen. Gelukkig komt er snel nieuwe data bij, onder andere van satellietbeelden.’ 

Er is dus nog veel werk aan de winkel, erkent ook Nozeman van ASN Bank. De bank streeft ernaar om in 2030 een netto positief effect te hebben op biodiversiteit. ‘De risico’s zijn nu nog moeilijk te meten, maar de data worden steeds beter. Of het allemaal snel genoeg gaat, dat weten we niet. Maar we hopen dat steeds meer instellingen zich bij ons aansluiten om deze rekenmethode verder door te ontwikkelen, zodat we meer en sneller impact kunnen maken.’

Veel tijd is er niet meer. Al jarenlang probeert de milieu­beweging beleidsmakers ervan te overtuigen dat de manier waarop de mens met de natuur omgaat ingrijpend moet veranderen. Resultaten worden geboekt, toch lijkt het niet snel genoeg te gaan.

De achteruitgang van de biodiversiteit in veel ecosystemen gaat onverminderd door, blijkt uit een alarmerend rapport van het IPBES uit 2019. Zo worden maar liefst één miljoen planten- en diersoorten met uitsterven bedreigd - meer dan ooit in de menselijke geschiedenis. 

Nu we steeds beter inzicht krijgen in de economische winst die we kunnen boeken met natuurbescherming, lijken steeds meer partijen – ook uit de financiële wereld – overstag te gaan. Gaan die berekeningen van natuurlijk kapitaal zorgen voor een definitieve ommekeer? 

wat er nodig is

Volgens Lars Hein is het een kwestie van ‘alle hens aan dek’ om onze natuur nog te kunnen redden. ‘We moeten natuurlijk niet de moed opgeven, maar het verlies van biodiversiteit gaat dramatisch snel.’ Daarom moeten we nog veel meer investeren in natuurbescherming, maar ook in de samenwerking met ontwikkelingslanden, zo zegt hij.

‘Het is niet realistisch om te vragen aan ontwikkelingslanden om de natuur te beschermen zonder dat daar financiële hulp voor komt uit Europa en Amerika. Want er is een enorme vraag om economisch te ontwikkelen in die landen, en natuurbescherming krijgt daarbij vaak een lagere prioriteit. Dus we moeten die landen daar wel bij helpen, en grote financiële stromen horen daarbij. Die zijn er nu nog niet.’ 

Roel Nozeman ziet, naast de verantwoordelijkheid van de financiële wereld, ook een grote rol voor de overheid: ‘Het probleem is dat we een economisch systeem hebben waar je niet wordt afgerekend als je de natuur beschadigt. Daarom zou er ook vanuit de overheid strenge regelgeving moeten komen, om zo bedrijven die een negatieve impact hebben op de biodiversiteit juridisch aansprakelijk te stellen.’