De coronacrisis maakte één ding pijnlijk duidelijk: onze geglobaliseerde wereldeconomie is enorm kwetsbaar. Hoe maken we onze productieketens korter en daarmee onze economie weerbaarder? Dit initiatief in Amsterdam Noord bouwt aan een heus 'makersdistrict' waar alles dat de stad nodig heeft, gemaakt kan worden.

Een van de dingen die de coronacrisis duidelijk maakte, is hoe kwetsbaar en vervuilend onze geglobaliseerde wereldeconomie is.

De lucht werd schoner door het wegvallen van de distributieketens, maar tegelijkertijd waren producten als elektronica, medicijnen, mondkapjes en machineonderdelen moeilijk leverbaar.

We leerden een belangrijke les: door de productieketens korter te maken, kunnen we de economie na de coronacrisis weerbaarder maken voor externe schokken, en bovendien duurzamer door minder transport. De roep om lokaal te produceren klinkt dan ook steeds sterker. Maar hoe doe je dat in een tijd waarin productie steeds meer wordt uitbesteed aan goedkopere landen?

In diverse Europese steden zijn de laatste jaren steeds meer initiatieven ontstaan die makers een nieuwe plek geven in de stad. Zo ontstaan er in steden met een rijk industrieel erfgoed nieuwe ‘makerswijken’, zoals het RDM in Rotterdam en Strijp in Eindhoven, waar de stedelijke maakindustrie weer een permanente plek heeft gekregen.

VPRO Tegenlicht ging op bezoek bij één van de nieuwe initiatieven op dit gebied, stichting Made up North, die een ‘makersdistrict’ op de NDSM-werf in Amsterdam probeert te ontwikkelen. Zien we in urban manufacturing misschien een begin van een ontluikende economie-na-corona?

Bruggen bouwen, maar dan echt

Op een zonnige NDSM-werf worden we ontvangen door Marlon Huijsmans en Huib Koel terwijl er net een ‘casco’-schip wordt geleverd dat dienst moet gaan doen als drijvend restaurant. Huijsmans, samen met Koel een van de oprichters van stichting Made up North, valt met de deur in huis en vertelt dat het de bedoeling is dat er op de NDSM een levendige werkwijk moet komen waar ook niet-makers graag willen verblijven, om zo de verbinding met de stad te maken.

Het stuk NDSM-werf aan het IJ is een van de laatste werkhavens die niet wordt gebruikt door de zware havenindustrie. ‘Toen hier vier jaar geleden door de gemeente plannen werden gemaakt voor woontorens, zeiden wij: die werkfunctie kan je overal weghalen, maar niet hier’, aldus Huijsmans.

Zo ontstond het idee voor de stichting Made up North, een burgerinitiatief dat probeert een wijk te realiseren waar makers straks voor betaalbare huren een werkplaats tussen de 250m2 en 1000m2 kunnen betrekken, en waar van alles voor de stad gemaakt moet gaan worden: van woonschepen, kleding, theaterdecors en dakdekkers, tot meubels, lassers, lijsten voor het Rijksmuseum, straatmeubilair en bruggen. The list goes on.

Wie maakt me wat?

Enthousiast somt Huib Koel de voordelen van een lokale maakeconomie op. ‘De maakindustrie biedt een hele solide werkgelegenheid. Nederland kan – zo zagen we tijdens corona – niet alleen maar een economie hebben van mensen die enkel achter hun laptop zitten.’

Voor de afhankelijkheid van andere landen wordt vanuit de maakindustrie al langer gewaarschuwd, volgens Koel: ‘je kan geen onderdeel meer krijgen als er ergens een oorlog of een virus uitbreekt. Daarnaast verliezen we gewoon de kennis omdat steeds minder mensen weten hoe je dingen moet maken.’

'de maakindustrie biedt een hele solide werkgelegenheid'

Daken als drone-landingsplaatsen

Nog een bijkomend voordeel is de waterinfrastructuur van de stad, waar de lokale maakindustrie gebruik van kan maken. Koel: ‘We willen in de steden minder verkeer op de wegen, dus dan komt de distributie over het water weer in zicht. Daarom is deze plek aan het IJ, waar wij nu zitten, ook zo belangrijk.'

‘Verder denken we aan distributie met drones, waarvoor de onderdelen ook weer hier gemaakt worden. Drones kunnen een hele belangrijke rol gaan spelen in de stadsdistributie maar dan moeten we daken gaan inrichten als landingsplaatsen. Via stadsdistributie over water en met drones kan een enorme slag worden gemaakt met de vergroening van de stad.’

‘We willen vreemde combinaties’

De terugkeer van de maakindustrie naar de stad betekent geenszins dat we teruggaan naar de sterkvervuilde binnensteden van voor de oorlog. Maar er is wel behoefte aan ruimte voor de maakindustrie buiten de woongebieden waar makers niet voor overlast zorgen.

Huijsmans: ‘de grote productie is logischerwijs verplaatst naar plekken buiten de stad, maar het uitvinden van hoe je nieuwe dingen doet en maakt – een elektrische motor, slimme mobiliteit, meubels van nieuwe materialen, 3D-printen, ofwel, dat hele experimentele deel waar nieuwe bedrijvigheid weer uit voortkomt – dat wil je graag in de stad behouden.’

Centraal staat dat de makerswijk een mix van bedrijven moet zijn. Creatieve bedrijven naast scheepsbouwers. Vreemde combinaties. ‘Want daar ontstaan weer nieuwe ideeën uit’, meent Huijsmans. Made up North kijkt goed naar hoe andere steden dat doen, in de rest van Nederland, maar ook daarbuiten. Gekeken wordt naar het Design District in London en Industry City in Brooklyn, maar met name naar de RDM-campus in Rotterdam waar de innovatieve opleidingen van de universiteit en hogeschool naast de bedrijven en start-ups gevestigd zijn.

'uit vreemde combinaties ontstaan nieuwe ideeën'

Geen elitair dingetje

De toekomst is dus creatief. Toch zit er nog een addertje onder het gras. In het verleden leidde stedelijke ontwikkeling in de vorm van ‘creatieve districten’ meer dan eens tot gentrificatie, waardoor oorspronkelijke bewoners hun wijken uit werden gedrukt. Hoe voorkom je dat het wéér een elitair dingetje wordt?

‘Wij moeten onze deuren openzetten naar de wijk. Er loopt ontzettend veel jong talent rond in Noord dat juist hier aan het werk zou kunnen. Daar moeten we tijd in steken, bijvoorbeeld met vakscholing’, vertelt Koel, die al jaren als scheepsbouwer werkt op de werf.

De groeiende herwaardering voor het ambacht zorgt voor een toenemend aantal studenten aan vakopleidingen in Nederland. Om van de makerswijk een succes te maken wordt er gekeken of er een samenwerking mogelijk is met een groot houtbewerkings- en meubelmakerscollege. ‘Dan hebben die studenten door zo’n wijk straks een stageplek en wellicht later ook een baan’, aldus Koel. Zodat voorkomen kan worden ‘dat de stad niet alleen van programmeurs en advocaten is, maar van iedereen’, vult Huysmans aan.

‘Je hebt geen mastertitel nodig voor een leuke baan. Ook zonder master hoor je erbij; we hebben elkaar nodig. Die persoon met een mastertitel maakt een plan, maar heeft ons nodig om het in elkaar te zetten. Die verbinding moet je zoeken. Zo kunnen we elkaar verweven in een gelijkwaardig sociaal verhaal. Als we in Nederland tien procent daarvan kunnen realiseren, zijn we al heel goed bezig' aldus Koel. 

Grote kans voor Europa

De stedelijke maakindustrie kan een belangrijke schakel zijn in het korter maken van de mondiale ketens. Toch is er nog een groot probleem. Materialen die in de lokale maak-economieën gebruikt worden, komen vaak nog steeds uit landen als China.

Volgens Koel is het aan onze nationale overheden en de EU om ook die keten weer terug naar Europa te halen: ‘maak het klein, maak het lokaal in Europa’. Hier ligt een grote kans voor Europa. De eerste stappen naar een duurzamere lokale economie worden nu gezet in verschillende Europese steden. Nu nog een Europese infrastructuur die deze transitie kan opschalen.