Interview met Esther Agricola, directeur KEI (kenniscentrum stedelijke vernieuwing)

“Een probleemwijk is een wijk met zowel sociale- als fysieke problemen. Waar veel mensen met weinig mogelijkheden bij elkaar wonen. Waar de woningen en de openbare ruimte slecht onderhouden zijn. Kortom: een wijk waar mensen zich niet prettig voelen.” Esther Agricola is directeur van KEI, het kenniscentrum stedelijke vernieuwing. KEI is een publiek-private netwerkorganisatie die zich richt op de transformatie van de bestaande stad.

In 2003 zijn 56 wijken als prioriteitswijk aangewezen. Het rijk heeft met deze wijken aparte afspraken gemaakt om sociale en fysieke problemen op te lossen. Esther Agricola denkt niet dat deze wijken het decor kunnen worden van Franse situaties. Agricola: “De omvang van deze wijken is in Nederland veel kleiner dan in Frankrijk. Bovendien is de sociaal-economische situatie hier nog altijd niet zo slecht als in de Franse voorsteden. Maar dat betekent niet dat we achterover kunnen leunen. De cijfers van de afgelopen jaren tonen aan dat de sociaal-economische situatie binnen Nederland er niet beter op geworden is. Er is veel uitval op scholen, een hogere werkeloosheid en groeiende armoede. Het beleid van het huidige kabinet met een focus op de problemen van de multiculturele samenleving maakt het er niet veel beter op. We moeten uitkijken dat we bepaalde groepen in de samenleving niet uitsluiten. Het gaat er volgens mij niet om dat je Nederlands spreekt op straat, maar dat er goed onderwijs geboden wordt en dat er genoeg banen zijn. In Frankrijk zie je de frustratie van groepen die uitgesloten zijn van het maatschappelijk proces. Daar moeten we ons in Nederland voor hoeden.”

In Nederland zijn probleemwijken meestal de wijken met een grote voorraad goedkope woningen. Niet toevallig de wijken waar mensen wonen met de minste perspectieven Als iemand zich uit de krappe financiële situatie weet te ontworstelen, dan vertrekt hij al gauw naar een andere wijk. Het verloop in probleemwijken is vaak groot, de sociale samenhang staat onder druk. Als ook de aandacht voor de woningen en de openbare ruimte ontbreekt, neemt de onverschilligheid toe en dat maakt de wijken heel kwetsbaar. Esther Agricola: “Vroeger werd gedacht dat als je de fysieke ruimte maar flink onder handen zou nemen, de sociale problemen als vanzelf zouden verdwijnen. Nu zijn we er wel achter dat een likje verf alleen niet voldoende is. Je moet ook de sociale kant aanpakken. Door goed onderwijs en goede zorg te bieden. Door projecten die bewoners dichter bij elkaar brengen op te starten. Dat klinkt eenvoudig, maar in de praktijk is dat nog een behoorlijke klus. Een stadsvernieuwingstraject heb je er niet in een paar jaar doorheen. Dat duurt zeker tien tot vijftien jaar. Een buitengewoon interessant proces. Een wijk is een levend organisme, dat niet voor 100% maakbaar is. Je kunt niet alles sturen of afdwingen. Zoals de ene mens altijd gelukkig lijkt en de andere somber, zo manifesteren wijken zich ook. Hoe dat verschil ontstaat, lijkt soms een genetische kwestie..”

“Een achterliggend probleem is dat de beleidsmakers van Nederland het idee hebben dat als je mensen van verschillende sociale klassen maar goed verdeeld over de wijken, dat je daarmee krachtige buurten krijgt. Een soort therapeutische verdunning van het probleem. Ze bouwen in de goedkope wijken iets duurdere woningen en hopen dat de spreiding als vanzelf volgt. De praktijk is weerbarstiger. Als een wijk eenmaal een slechte naam heeft, dan willen mensen met wat meer financiële armslag zich daar niet vestigen. Reputatie en identiteit zijn hardnekkige fenomenen, het kost veel creativiteit om dat om te buigen”

Bij de succesvolle voorbeelden van stedelijke vernieuwingstrajecten is het totaalbeeld van de wijk aangepakt, en is er sprake van een kanteling van het imago. Soms komt dit door geleidelijke, kleinschalige successen, Soms door een rigoureuze aanpak. Voorbeeld van een succesvolle transformatie van een wijk is de Amsterdamse Bijlmer. Een groot aantal hoge flats is neergehaald om plaats te maken voor lagere woningen met tuinen. Agricola: “In de nieuwe Bijlmer is het echte Bijlmergevoel gebleven. Dat is gelukt door de oorspronkelijke bewoners in de wijk te houden en hard te werken aan sociale en economische vernieuwing. De Bijlmeraanpak is wel een heel radicale geweest. Er is veel gesloopt, ook heel ruime woningen zijn neergehaald. Dat is lang niet altijd nodig. Als je er op tijd bij bent, kunnen met intelligente renovatie en intensief beheer goede resultaten gehaald worden.”

“Het echte succes van een vernieuwingstraject begint niet met de aantrekkingskracht van de wijk op mensen van buiten, maar bij de oorspronkelijke bewoners die willen investeren in de eigen wijk. Nieuwe woningen en voorzieningen moeten in eerste instantie perspectieven bieden voor de bewoners zelf. Het waren toch hun problemen die we wilden oplossen?"