Honger, armoede en beroemdheid. Tegenwoordig lijken ze meer met elkaar verbonden dan ooit. Op televisie zien we acteurs en actrices die zich inzetten voor het goede doel, zoals actrice Angelina Jolie die voor MTV samen met VN-adviseur Jeffrey Sachs een programma maakt over armoede in Kenia. Op de radio komt het ene na het andere speciaal voor hulporganisaties geschreven nummer voorbij, zoals ‘Wat zou je doen?’ van Marco Borsato en Ali B voor ‘War Child’; of waarvan de opbrengst ten goede komt van een campagne, zoals het derde album van Krezip voor Novib. ‘Live 8’, de serie concerten op 2 juli 2005, was de ultieme manifestatie van een verbintenis tussen artiesten en het dagelijks wereldleed –niet door het inzamelen van geld, maar wél door het trekken van aandacht bij een wereldwijd publiek.

Beroemdheden en het goede doel

Volgens NRC Handelsblad was Live 8 het hoogtepunt van een nieuw soort activisme, waarbij beroemdheden hun macht gebruiken voor politieke doeleinden. NRC noemt het ‘rockdiplomatie’, de Engelstalige pers spreekt van ‘Celebrity Activism’. Maar hoe ‘nieuw’ is dit sterrenactivisme eigenlijk? Hoe werkt het, en werkt het überhaupt? En hoe wenselijk is het dat sterren zich en masse verbinden aan een goed doel?

Niet nieuw…

Sterrenactivisme is helemaal niet nieuw, zo betoogt de Canadese auteur Stephen Huddart in zijn essay Do We Need Another Hero? Volgens Huddart reikt de bemoeienis van ‘artiesten’ met politiek terug tot in de middeleeuwen. In de twaalfde eeuw bijvoorbeeld, droeg de muziek van de troubadours bij aan herstructurering van de machtsverhoudingen tussen kerk, aristocratie en het volk. Huddart: “Muziek kan empathische sociale banden creëren en een voorloper zijn van sociale innovatie.” Bovendien is muziek in staat idealen en wereldvisies over te brengen.

Dit laatste gebeurde vooral op grote schaal in de jaren zestig, toen artiesten als Joan Baez en Bob Dylan niet alleen het maatschappelijke protest tegen rassenscheiding en oorlog bezongen, maar ook hielpen met het inzamelen van geld en het opzetten van organisaties die dit protest kracht konden bijzetten. Later, in de jaren zeventig, organiseerde George Harrison concerten voor Bangladesh waarbij 13,5 miljoen dollar werd ingezameld, en initieerde Mick Jagger een benefietconcert voor de slachtoffers van de aardbeving in Nicaragua. In 1974 namen onder meer Bob Dylan en Pete Seeger deel aan een avond in New York om geld in te zamelen voor het helpen van Chileense vluchtelingen - en voor het informeren van Amerikanen over de rol van de Verenigde Staten in de staatsgreep van 1973. Van ’78 tot ’79 beleefde de antinucleaire beweging haar hoogtepunt en leidden Bonnie Raitt en Jackson Browne een serie ‘No Nukes’concerten. En in 1982 organiseerde Graham Nash van Crosby, Stills and Nash het ‘Peace Sunday’ concert in de Rose Bowl in Pasadena, California. Hierbij werd geld ingezameld voor ‘grassroots peace groups’.

Wie het sterrenactivisme écht op de kaart zette was Bob Geldof, die in 1984 en 1985 twee projecten organiseerde om geld in te zamelen tegen de hongersnood in Ethiopië; eerst het nummer Do They Know It’s Christmas in december 1984 en in juli 1985 de ‘Live Aid’ concerten. Deze concerten, die plaatsvonden in Londen en Philadelphia maar in Europa, Noord-Amerika, Australië, Zuid-Oost Azië en Japan live werden uitgezonden, brachten bijna 150 miljoen dollar op – en daarnaast werden de twee miljard mensen die de registratie op televisie volgden, alsook de wereldleiders die Geldof persoonlijk bezocht, op de hoogte gebracht van de problematiek.

… wel goed?

Volgens Huddart kan muziek een grote rol spelen in het veranderen van sociale omstandigheden, door idealen uit te dragen en solidariteit teweeg te brengen. Acteurs hebben dat voordeel van muzikanten niet, maar worden wel weer snel herkend door een groot publiek. Zij kunnen die bekendheid inzetten om aandacht te trekken voor een bepaalde zaak. Ook Aase Kretzschmar, persvoorlichter van War Child Nederland, erkent de meerwaarde van artiesten die zich aan haar organisatie verbinden: “Onze ambassadeur Marco Borsato kan een optreden in de Kuip een aantal minuten stilleggen en tegenover vijftigduizend mensen het belang van vrede benadrukken en de situatie van kinderen in oorlogsgebieden onder de aandacht brengen. Wij bereiken hooguit een handvol mensen die blijven luisteren als wij - bij wijze van spreken - op een zeepkist op de Dam gaan staan. Het is de schaal die het verschil maakt.” Bovendien benadrukt Kretzschmar het feit dat artiesten voor veel mensen een rolmodel zijn, wiens voorbeeld een doel te steunen gemakkelijker gevolgd wordt.

Maar er kleven ook nadelen aan het sterrenactivisme. David Rieff, auteur en bestuurslid van Human Rights Watch, wijst bijvoorbeeld op het treurige feit dat de opbrengsten van Live 8 in 1984 onbedoeld hebben bijgedragen aan de hongersnood in Ethiopië. Dat geld werd namelijk gebruikt door de regering om grote groepen mensen te verplaatsen en de landbouw te collectiviseren. De regering noemde dit een humanitaire actie, maar in feite was het een militaire operatie waarbij vele mensen om het leven kwamen. Goede bedoelingen, desastreuze gevolgen.

Het sterrenactivisme kan ook op andere manieren verkeerd uitpakken. Volgens Chris Blackhurst van Londen’s Evening Standard krijgen beroemdheden zó veel krediet, dat mensen het vertrouwen in politici hebben opgegeven. En Richard Dowden, directeur van de Royal African Society, voegt daar aan toe: “Het is onzin te denken dat liefdadigheid een continent uit de armoede kan tillen.”
Hoewel de meeste artiesten die zich aan een goed doel verbinden dat met de beste bedoelingen en een gebalanceerde mix van eigenbelang en oprecht altruïsme doen, zijn de motieven niet altijd even zuiver. “Het komt soms voor dat jonge artiesten hopen via War Child zichzelf onder de aandacht te brengen”, zegt ook Aase Kretzschmar. En: “Indien artiesten zich niet werkelijk verdiepen in de organisatie en onjuiste informatie gaan verspreiden kan dit vanzelfsprekend schadelijk zijn. Ook kan het de organisatie sneller een oppervlakkig imago opleveren, je wordt meer geassocieerd met een artiestenclub. Wij kijken daar dan ook heel kritisch naar, want de inzet van artiesten is enkel een middel om de situatie van kinderen in oorlogsgebieden onder de aandacht te brengen. Het moet niet een doel op zich worden.”

De strijd van sterren voor een betere wereld wordt al jaren gestreden. Vaak met goed gevolg – het grote publiek wordt bewust gemaakt van problematiek die anders waarschijnlijk op het niveau van regeringsleiders en activisten zou blijven steken. Maar de opbrengst van inzamelingsacties kan onbedoeld verkeerd terecht komen, en nu de verbintenis tussen beroemdheden en activisme haast gemeengoed is geworden, dreigt inflatie. Bovendien wordt het vermogen van artiesten om problemen op te lossen snel overschat – en dat van politici onderschat. Of, om met Richard Dowden te spreken: “De toekomst van Afrika zal niet bepaald worden door rockconcerten, maar door Afrikaanse politici die goede beslissingen nemen.”