De ‘ingevlogen’ imam uit Turkije of Marokko hoort binnenkort tot het verleden. Drie Nederlandse instituten zijn druk bezig islamitische geestelijken van eigen bodem op te leiden. ‘Zonder een Nederlands sprekende imam blijft de moskee in de toekomst leeg.’

Uit: NCRV gids

Drie jaar geleden had Nederland nog geen enkele imamopleiding. Intussen zijn er maar liefst drie plekken waar aanstaande islamitische voorgangers en geestelijk verzorgers geschoold kunnen worden. Tot nu toe zijn de imams in Nederlandse moskeeën vooral opgeleid in de landen van herkomst, met name Turkije en Marokko. Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de overheid geprobeerd daar verandering in te brengen. Door verdeeldheid onder islamitische organisaties en het ontbreken van een gesprekspartner voor de overheid, kwam een Nederlandse opleiding echter niet van de grond.

Incidenten
Een aantal incidenten aan het begin van deze eeuw bracht de ontwikkeling in een stroomversnelling. Berichten over imams die opriepen tot geweld tegen homo’s en joden of pleitten voor vrouwenbesnijdenis, zorgden voor veel onrust. De moord op Theo van Gogh in 2004, door een regelmatige bezoeker van de al-Tawheedmoskee in Amsterdam, vormde in de reeks incidenten het droevig hoogtepunt.

Kort na die schokkende moord besloot de Nederlandse regering dat op termijn alleen nog in Nederland opgeleide imams mogen preken. Zo hoopte zij de moslimjeugd te behoeden voor radicalisme. In korte tijd ontvingen drie instituten – Vrije Universiteit, Hogeschool InHolland en Universiteit Leiden – subsidie om een opleiding op te zetten.

Ook de islamitische gemeenschap was inmiddels overtuigd van het nut daarvan. “Ik ben voorstander van een Nederlandse imamopleiding, omdat mijn kinderen en kleinkinderen een imam die in het Arabisch preekt, straks niet zullen begrijpen”, zei Driss el Boujoufi van de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON). “Zonder een Nederlands sprekende imam blijft de moskee in de toekomst leeg.”

Vrijmoedig
VPRO’s Tegenlicht portretteert deze week enkele (van de 36) studenten die aan de Hogeschool InHolland de bacheloropleiding volgen. Zo wil Hashim geestelijk verzorger in een gevangenis worden, terwijl Jim als westers opgevoede jongen en nog maar pas praktiserend moslim voor zichzelf een rol ziet weggelegd als pedagogisch werker tussen twee verschillende culturen.

De opleiding fungeert als een veilige werkplaats, waar studenten met vallen en opstaan kunnen onderzoeken welke positie ze straks kiezen in een nogal moslimvijandige buitenwereld. Doordat InHolland ook opleidingen in huis heeft voor hun toekomstige joodse en christelijke collega’s, met wie ze geregeld samen les hebben, raken de studenten als vanzelf vertrouwd met de diverse religies en culturen in Nederland, zegt Rimke van der Veer, projectdirecteur van de theologische opleidingen.

“Ze krijgen een goede basis mee, zodat ze vrijmoedig en bescheiden hun werk kunnen doen en snappen hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit. Het is belangrijk dat ze zichzelf en ook hun geloofsgroep niet isoleren, maar in de ontwikkelingen van de samenleving meegaan en daarin een volwaardige plek krijgen. Zo vervullen ze een brugfunctie naar hun eigen achterban én naar de Nederlandse samenleving.”

Ze vervolgt: “Je mag van Nederlandse imams verwachten dat ze, net als andere theologisch opgeleiden, een zekere nieuwsgierigheid naar de ander hebben en open in het debat staan. Die vaardigheid hebben vele buitenlandse imams niet. Dat is ook niet zo vreemd als je rechtstreeks uit het buitenland ingevlogen wordt en geen woord Nederlands spreekt. Daardoor hebben deze imams soms rare dingen gezegd, waarmee ze de zaak van de moslims in Nederland geen goed hebben gedaan.”

Werk genoeg
De vijf islamitische koepelorganisaties die aan de opleiding verbonden zijn, staan volgens Van der Veer te trappelen om Hollandse imams. Dat bevestigt Rasit Bal, die namens hen het woord voert. “Er is werk genoeg, maar helemaal zeker weten we het natuurlijk niet. Het is een nieuw verschijnsel voor de islamitische gemeenschap.”

Dat de opleiding aan een Nederlands instituut is gevestigd, levert bij sommige moslims ‘argwaan en terughoudendheid’ op. “Er zijn mensen die zich hierdoor onveilig voelen, net als door het feit dat de Nederlandse overheid de opleiding financiert. Tegelijk hoor ik de reactie dat we dit initiatief vijftien jaar eerder hadden moeten nemen, omdat het hoog tijd is voor Nederlandse imams.”

Bal, die zelf bij de (Turkse) Nederlands Islamitische Federatie is betrokken, weet dat moskeeën met goed Nederlands sprekende imams heel tevreden zijn. “Deze imams bereiken jongeren beter en vinden een betere aansluiting bij de samenleving.” Maar spannend blijft het wel, benadrukt hij. “Want wat betekent bijvoorbeeld Nederlands als voertaal voor de inhoud van de theologie? Hoe gaat dat uitpakken? Wat voor imams krijgen wij straks?”

Wat Bal betreft moeten imams vooral weten hoe zij in de Nederlandse samenleving de islamitische theologie aan de man moeten brengen. “De theologie van de huidige imams is blijkbaar onvoldoende betekenisvol. Dat kan een taalprobleem zijn, maar het kan ook een inhoudelijk probleem zijn. We zijn nu professionals aan het opleiden die onze gemeenschap goed kunnen bedienen. We hopen dat daardoor de islam in Nederland aan relevantie toeneemt en een genormaliseerde positie krijgt in de samenleving.”
 

Intellectueel
Terwijl InHolland studenten gericht opleidt tot imam, geestelijk verzorger of pedagogisch werker, leveren de twee universiteiten op termijn breder inzetbare academici af. “Ik zie onze studenten ook als islamitisch intellectueel in de samenleving terechtkomen. Ze zullen een deel van het toekomstige islamitische kader zijn”, zegt Willem B. Drees, decaan van de faculteit godsdienstwetenschappen van de Universiteit Leiden.

Van de ruim dertig studenten die hier de richting islamitische theologie volgen, zijn de meesten moslim, maar er zit ook een predikant tussen die meer wil weten van de islam. Het merendeel is vrouw. Persoonlijke overtuiging doet er voor de universiteit niet toe. “Wij behandelen de islam vanuit het buitenstaanderperspectief, maar met waardering voor het perspectief van de binnenstaander.”

Net als bij de opleiding voor christelijke theologen gebeurt, zou de universiteit wel een aansluitende ambtsopleiding willen bieden. “Maar die moeten islamitische organisaties zelf aandragen. Plannen daarvoor zijn nog niet uitgekristalliseerd. Dat heeft misschien ook meer tijd nodig; tijd om vertrouwen te winnen.”

De vraag of de inspanningen in Leiden en elders uiteindelijk een Nederlandse islam opleveren, houdt Drees niet echt bezig. “Er is hier een politieke wens om tot een Nederlandse islam te komen. Maar wij zijn als openbare universiteit natuurlijk geen godsdiensthervormers; dat is niet onze taak. Indirect zal er wel invloed zijn. Het feit dat jonge moslims in een brede faculteit studeren, heeft natuurlijk invloed op hun ontwikkeling.”

NCRV-gids 15 (12 t/m 18 april 2008) Door: Bert van der Kruk