Vooral in de grote steden worstelt het onderwijs met toenemende segregatie. Voor Tegenlicht volgde Bregtje van der Haak de kinderen van een gemengde school in de Amsterdamse buurt de Pijp. Ouder, schooldirecteur, onderzoeker en wethouder spreken zich uit.

Door Minou op den Velde

VPRO Gidsartikel

BREGTJE VAN DER HAAK, documentairemaker Tegenlicht
-Je filmde een half jaar lang groep 8 van Openbare Basisschool Oscar Carré. Wat viel je op?
Van der Haak: ‘De school was ooit helemaal zwart en raakt nu steeds meer gemengd. In groep 8 zitten elf nationaliteiten, en ik had verwacht dat de cultuurverschillen tot botsingen tussen de kinderen zouden leiden, iets waar veel ouders bang voor zijn. Maar de werkelijkheid bleek anders.’
-Die angst voelde jij als moeder ook?
‘Zeker. Ik woon in Amsterdam-Zuid en daar zie je het probleem in optima forma. Je hebt de Cornelis Vrij School, die superwit is, maar ook veel scholen die helemaal zwart zijn. Daartussenin is weinig. De zoektocht naar een goede school voor mijn zoontje was confronterend. De directrice van een montessorischool zei tijdens een voorlichtingsdag: wij zijn een witte school en dat hopen we zo te houden. Dat is het voordeel van montessori, dat trekt geen allochtonen aan. Eén keer per jaar gaan we naar de schouwburg en komen daar Surinaamse kinderen van de school tegenover ons tegen. Dan merk je wel dat onze kinderen doodsbang zijn! Dat soort dingen kwam bij mij heel erg binnen, ik dacht: jezus, wat is dit? Apartheid? Want dat zijn dan ons soort mensen, hoogopgeleid, vpro-leden...’
-Je koos uiteindelijk voor de gemengde basisschool Oscar Carré.
‘Ik kreeg daar een goed gevoel, ook al telde ik wel dertig hoofddoekjes op de voorlichtingsdag. Het is een kunstmagneetschool, met extra kunstlessen. Zij benaderen kinderen niet als een leermachine maar als hele mensen met een hoofd, hart en handen. Het voordeel was ook dat de school bij ons om de hoek is. Toch heb ik nog lang getwijfeld, want in de buurt zat ook een leuke montessorischool. Ik heb zelf ooit met veel plezier op een witte montessorischool gezeten en ik dacht: offer ik mijn kind op omdat ik vind dat de wereld gemengd zou moeten zijn? Maar ik heb er uiteindelijk toch voor gekozen, ook omdat de klassen een stuk kleiner waren.’
-Waarom ben je juist daar gaan filmen?
‘Ik wilde een tegenbeeld laten zien. Want waarom is segregatie in het basisonderwijs ondanks de talloze beleidsstukken nog steeds zo’n hardnekkig probleem? Nou, omdat ouders vrezen dat de cultuurverschillen op een gemengde school een vijandige sfeer zullen creëren, en dat er misschien niet goed Nederlands wordt gesproken, dat beeld. Als je Netwerk of Nova bent zul je dat misschien op scherp willen stellen, maar dit is Tegenlicht, dus ik wilde gaan kijken wat er nou écht gebeurt er als al die culturen samenkomen. Wordt het dan de allochtonen versus de autochtonen? Dat bleek helemaal niet zo te zijn. Je ziet kinderen die op een hele mooie manier leren om samen te leven, een beetje zoals in de documentaire Être et avoir.’
-Levert een gemengde school iets op?
‘Jazeker. Mijn zoontje staat eigenlijk open voor iedereen, merk ik. Zijn school vormt een mini-maatschappij van mini-volwassenen die heel hoopgevend is.’

ASTRID HOOYBERG, directeur basisschool Oscar Carré:
-Je leidt een kunstmagneetschool. Wat doen jullie anders?
Hooyberg: ‘Kunst en cultuur hebben bij ons een belangrijke plek in het curriculum. Beeldende vorming, muziek en dans worden gegeven door echte vakdocenten. In Amerika is het ooit opgezet als art magnet, om witte kinderen te trekken en zo segregatie tegen te gaan. Zo’n vijftien jaar geleden was ik directeur van een van de twee zwarte scholen die moesten fuseren tot één gemengde school met meer leerlingen en beter onderwijs. Een vreselijkleuke uitdaging, en het lukte: binnen vijf jaar waren wij volledig gemengd.’
-Wat is de verhouding wit-zwart?
‘Hmmm, dat is een dilemma. Want hoe noem je kinderen uit een gemengde relatie? En wij vinden het veel belangrijker dat er kinderen zitten uit verschillende sociale milieus.’
-Heb je ooit streefcijfers bedacht?
‘Nee, maar als je in de school rondloopt zie je hoe divers we zijn.’
-Maar dat toets je nooit concreet?
‘Klopt.’
-Hoe makkelijk is het om te mengen?
‘Na een jaar of zeven zagen we dat er wel erg veel hoogopgeleide ouders de school in kwamen, ten nadele van de andere groepen. We dreigden door te slaan naar een witte elitaire school en dát wilden we niet.’
-Heb je blanke ouders de deur gewezen?
‘Nee, we hebben een ouderavond belegd om over dit onderwerp te praten. Marokkaanse en Turkse ouders boden aan hun eigen doelgroep enthousiast te maken voor de school, en dat werkte. En over wat nou precies een te witte of te zwarte school is verschillen de meningen. Ik vind dat wij een afspiegeling van de buurt zijn. Maar volgens het rapport Segregatie in het basisonderwijs in Amsterdam ben ik een iets te zwarte school. In dit onderzoek is een bijna witte school bij de Apollolaan niet te wit omdat het een afspiegeling is van de omringende buurt. Tja, zo blijf je bezig.’
-Misschien willen ouders gewoon niet mengen?
‘Ik denk dat het wel zo zit. Een paar jaar geleden ging GroenLinks in ons stadsdeel bij witte scholen voor de deur posten en ouders interviewen. En wat zeiden die: we zijn énorm voor een gemengde school! Ja, maar waarom gebeurt het dan niet? Dat zijn sociaal wenselijke antwoorden, niemand is zo gek om te zeggen: weg met die buitenlanders.’
-Hoe kunnen we het tij keren?
‘Er wordt veel teveel ingezoomd op ouderinitiatieven, groepen ouders die zelf proberen te mengen. Geweldig dat ze dat doen, maar het is eigenlijk schandelijk dat het zo moet. Het is de taak van de gemeentelijke overheid, de schoolbesturen en de schooldirecteuren om te zorgen dat scholen gemengd raken.’
-Welke problemen heb je als gemengde school?
‘Verschillende kinderen passend onderwijs geven is een enorme worsteling die veel energie kost. We hebben in Amsterdam te maken met een vergrijsd lerarencorps. Dan rijst de vraag: gaan we deze mensen nog allemaal in het keurslijf van alle verwachtingen persen of gaan we er een keurig seniorenbeleid op loslaten? Er wordt meer verwacht voor hetzelfde potje geld. Diversiteit kost tijd, en je moet al zoveel. De overheid moet zich realiseren dat je niet voor een dubbeltje op de eerste rang kunt zitten.’

JEROEN SLOT, hoofd onderzoek Bureau O + S Amsterdam, publiceerde het rapport Segregatie in het basisonderwijs in Amsterdam
-Hoe gesegregeerd is het Amsterdamse basisonderwijs?
Slot: ‘Er is de laatste jaren een lichte toename van segregatie, enerzijds door woonsegregatie en anderzijds omdat de witte scholen groeien en de zwarte kleiner worden. Als je ooit iets wilt doen aan spreidingsbeleid móet je een beslissing nemen over de maximale capaciteit van scholen.’
-Wat is de oorzaak?
‘De gemengde scholen staan de afgelopen decennia permanent onder druk. Ouders van zwarte kinderen hebben maar één motief om hun kinderen naar een bepaalde school te doen, namelijk dat-ie dichtbij is. Maar bij witte kinderen slaat 40 procent de drie dichtstbijzijnde scholen over ten gunste van een wittere school; de witte vlucht.’
-Wanneer ben je in jullie definitie zwart?
‘Onder zwart verstaan we niet-westerse allochtonen, bijvoorbeeld van Surinaamse, Turkse of Marokkaanse achtergrond. Amsterdam heeft 66 zwarte scholen, waarbij 75 tot 100 procent allochtoon is. Maar die absolute maat hebben we ingeruild voor een aanpak waarbij een school een afspiegeling van de buurt moet zijn. Een school met 20 procent meer zwarte leerlingen dan de buurt noemen we zwart. Van de ruim 200 basisscholen in Amsterdam is 14 procent te zwart en 8 procent te wit. Als dan ondertussen woonsegregatie optreedt noem je niks meer te wit en te zwart maar heb je wel uitsluitend witte en zwarte scholen als je kijkt naar de populatie. Het belangrijkste mechanisme bij die segregatie is woonsegregatie.’
-Hoe gemengd is basisschool Oscar Carré?
‘Die school is volgens onze strenge definities te zwart. De buurt heeft 30,7 procent allochtonen, de school heeft er 50,8 procent. Dat is precies die 20 procent, maar wat wel opvalt is dat de hele Pijp vol zwarte scholen staat, omdat het centrum en Zuid dichtbij liggen als alternatief. Je kunt ook kijken naar achterstand. Er wonen in die buurt 21 procent achterstandskinderen en die school heeft er 28 procent. Kennelijk is die school extra aantrekkelijk voor zwarte kinderen zonder achterstand. Ik ben er ook van overtuigd dat men nu weliswaar veel kijkt naar wit en zwart, maar dat ouders daarna op zoek gaan naar scholen waar geen grote concentraties van achterstandsleerlingen zitten, ongeacht hun afkomst.’
-Doen jullie aanbevelingen om segregatie te verminderen?
‘Nee, dat is een politieke keuze. Maar we signaleren wel dat allerlei aannames de discussie bepalen. Neem een van de motieven voor menging, namelijk de hypothese dat het goed is voor kinderen om via onderwijs contact met verschillende groepen te krijgen. Weinig mensen zullen volledig gescheiden leefwerelden als wenselijk beschouwen. Maar dat mengen goed is, daar is geen wetenschappelijk bewijs voor.’
-Is de samenleving wel maakbaar?
‘In ieder geval niet makkelijk stuurbaar. Er is in onderzoek over de Nederlandse situatie geen experiment te vinden waarin pogingen om meer menging te krijgen zijn geslaagd. Misschien werkt onze institutionele structuur tegen. Zolang montessori onderwijs veel witte kinderen afroomt is er een ontsnappingsmogelijkheid. En het probleem in Amsterdam is dat een relatief groot deel van de zwarte scholen slecht is. Je kunt het ouders niet kwalijk nemen dat ze geen risico willen nemen.’

LODEWIJK ASSCHER, wethouder onderwijs gemeente Amsterdam
-De segregatie in het Amsterdamse basisonderwijs neemt toe. Wat wilt u daar aan doen?
Asscher: ‘Mijn ideaal is een school waar gewoon weer ouderwets goed onderwijs wordt gegeven en men een goede gemiddelde Citoscore haalt. Het verbeteren van de kwaliteit, daar willen we onderwijzers bij gaan helpen, ook fi nancieel. Daarna wil je dat een school een afspiegeling is van de buurt waar-ie staat. Verder moet een leraar in staat zijn om ook echt les te geven. Dus moet een klas niet helemaal volgestouwd zijn met kinderen die extra zorg nodig hebben. Eén of twee op de dertig kun je misschien hebben zonder dat het de boel verstoort maar worden het er meer, dan zie je dat het gewone lesgeven eronder lijdt en krijgt niemand wat-ie nodig heeft.’
-Montessori roomt veel witte kids af. Tijd voor een leerlingenstop?
‘Dat is een deel van een oplossing, maar het kan alleen als er een goed alternatief is. Het probleem is nu dat je niet met droge ogen aan alle ouders kunt aanbieden: in uw buurt zit een goede school.’
-Je kunt ook zeggen: los de woonsegregatie op, dan ben je ook van de onderwijssegregatie af.
‘Helaas is dat niet waar. Want zelfs in gemengde wijken zie je scholen te wit of te zwart worden. Dat is onwenselijk.’
-Is gedwongen woonspreiding een optie?
‘Voor mij is het niet het belangrijkste dat veel kleuren door elkaar wonen. Het gaat erom dat je niet alle sociale achterstanden in een wijk duwt, en dat elke buurt goede voorzieningen en goede scholen heeft. Het probleem is dat mensen niet integreren doordat ze slecht taalonderwijs krijgen en kampen met werkloosheid en achterstand. Dat los je niet op met etnische spreiding.’
-Moeten we niet af van zwarte en witte scholen?
‘Nee dat vind ik niet. Dat wordt spastisch, als je in een witte buurt zwarte kinderen moet importeren of andersom. Mensen kunnen prima in een school tussen kinderen van dezelfde etniciteit zitten waarvan de een beter kan leren dan de ander.’
-Basisschool Oscar Carré kampt als gemengde school met geldgebrek.
‘Zij krijgen geld omdat ze meedoen in een antisegregatiepilot die we steunen, maar ja, dat gaat niet over tonnen. Kijk, er zijn ook scholen die hardere keuzes maken. En bijvoorbeeld met hun docenten hebben afgesproken dat ze geen atv-dagen meer krijgen. Dat is heftig, maar daarmee is wel extra geld vrijgemaakt voor meer kwaliteit in de klas. Ik vind dat een inspirerend voorbeeld.’
-Sommige ouders verenigen zich om te mengen. Wellicht omdat de politiek het laat afweten?
‘Soms is het ook beter als ouders het doen dan de politiek. Zo’n persoonlijke keuze is duurzamer dan wanneer een wethouder gaat bepalen welke school de beste is.’
-Tenzij je constateert dat de problemen inmiddels zo groot zijn dat je wel moet ingrijpen.
‘Maar dan moet je ook zeker weten dat je iets kunt oplossen, op een manier die niet kunstmatig is. Ouders laten zich ook heel moeilijk dwingen. Als ze niet willen mengen stemmen ze met hun voeten en doen hun kinderen buiten Amsterdam op school.’

Uit: VPRO Gids Nr. 9 2009