In de zomer van 2007 kondigde de Franse president Nicolas Sarkozy grootse plannen aan voor Parijs: tien teams van architecten en stedenbouwkundigen werden uitgenodigd om mee te denken over hoe de Franse hoofdstad met haar voorsteden, Grand Paris, er in de toekomst uit moet zien.

De president is op zoek naar visies. Hij selecteerde zes Franse teams, waaronder dat van de Franse starchitect Jean Nouvel, en vier internationale, waaronder dat van ‘onze eigen’ Winy Maas van het Rotterdamse bureau MVRDV. De belangrijkste vragen aan de architecten: Hoe ziet de duurzame metropool van de 21e eeuw eruit? En hoe groot is Grand Paris eigenlijk, waar houdt Parijs op? De plannen en ideeën van de tien teams zijn deze zomer uiteindelijk aan het publiek gepresenteerd in een grote tentoonstelling in de Cité de l’architecture.

Tegenlicht volgde het project Grand Paris door de ogen van architect Winy Maas.
Sinds Charles De Gaulle bestaat er een Franse traditie voor presidenten om een belangrijk bouwwerk na te laten. Zo zette Georges Pompidou het Centre Beaubourg neer, Valéry Giscard d’Estaing het Musée d’Orsay, François Mitterrand o.a. de Pyramide van het Louvre, de Grande Arche de la Défense en de Opéra Bastille en Jacques Chirac het etnologisch museum Quai Branly. Maar net als De Gaulle (die zijn bouwmeester Paul Delouvrier de Villes Nouvelles en de R.E.R. liet aanleggen) wil Nicolas Sarkozy meer dan een mooi gebouw; zijn grootse plannen voor Parijs doen eerder denken aan de grootschalige herstructurering van Parijs van baron Haussmann in de negentiende eeuw, die de grote boulevards en pleinen bedacht die de stad nu kenmerken. De stad zoals wij die kennen dan, want Parijs is natuurlijk meer dan de schilderachtige stad van Amélie Poulain en strekt zich inmiddels uit tot ver buiten de périphérique.

Parijs is ook een stad van grote ongelijkheid tussen Parijs zelf en de voorsteden, en tussen de voorsteden onderling. Het is nog niet zo lang geleden, in oktober en november 2005, dat er rellen uitbraken in de banlieues, een symptoom van een structureel probleem. Het project Grand Paris moet ideeën opleveren over hoe Parijs kan meedoen als wereldstad en concurreren met steden als Londen, New York en Dubai en moet tegelijk innovatieve oplossingen vinden voor de sociale, economische, veiligheids-, infrastructurele en ecologische problemen waar een metropool in de 21e eeuw mee kampt.

Groot Parijs is geen eenheid. Er is geen gemeenschappelijke identiteit - die Londenaren in Greater London bijvoorbeeld wel hebben - van bewoners die zich Parijzenaar zouden moeten voelen, of ze nou in de banlieue wonen of midden op Ile de la Cité. Ook groot Parijs zelf heeft geen duidelijke identiteit: bij ‘Parijs’ denken de meeste mensen nog steeds aan de stad binnen de périphérique, en niet aan ‘groot Parijs’. En er is geen bestuurlijke eenheid. Ook daarvoor zou het project Grand Paris een oplossing moeten bieden.

Maar het plan is ook een pion in de verdeeldheid. Groter Parijs ligt in de regio Ile-de-France, is verdeeld over verschillende departementen (tot 1 januari 2009 herkenbaar aan de laatste twee cijfers op Franse nummerborden, zoals veel Nederlandse vakantiegangers zich vast herinneren), en omvat de stad Parijs en verschillende gemeenten in de banlieue. Allemaal bestuurslagen met hun eigen belastingen en bestedingen, met hun eigen gekozen bestuurders en burgemeesters. Die opvallend genoeg vooral links zijn. Terwijl Sarkozy, en de nationale regering, rechts is (UMP). De gekozen lokale en regionale bestuurders werkten al sinds 2004 samen aan een groot plan voor Parijs, SDRIF, en dat plan en Sarkozy’s Grand Paris moeten zich nu tot elkaar gaan verhouden. Daarvoor zullen politici een juiste balans tussen prestige en compromisbereidheid moeten vinden.

Daarnaast was er toen het grootse project werd aangekondigd nog geen sprake van een kredietcrisis, en gooit die inmiddels ook voor de realisatie van de plannen van de architecten voor Grand Paris behoorlijk roet in het eten. Aan het einde van de rit, bij de feestelijke presentatie van de voorstellen in een grote tentoonstelling, kondigde de speciaal voor Grand Paris aangestelde minister Christian Blanc (voormalig topman van Air France) het op dat moment enige concrete plan aan: een “Grand Huit”, een automatische ondergrondse metrolijn van 130 km in de vorm van een acht die de belangrijkste (economische) locaties in groot Parijs met elkaar moet verbinden. Voor transport wordt meteen 35 miljard euro gereserveerd. Naast de realisatie van deze nieuwe generatie stadstrein (na de metro en de R.E.R), die dus uit de hoed van de regering komt en niet van de teams van de architecten, zouden de president en zijn minister van alle teams wat plannen oppikken: wat de jonge Franse architect Djamel Klouche wat teleurgesteld ‘een salade’ noemt.

De toekomst moet dus laten zien hoe de ideeën van de tien architecten kunnen bijdragen aan een sociaal, groot, ‘groen’ Parijs.