De eurocrisis vraagt om verandering in de Europese Unie. Er zijn twee opties: het loslaten van de euro, of een politieke unie. Dat laatste lijkt het meest reëele: uit de euro stappen is erg kostbaar en daarnaast is er op Europees niveau al een parlement, een president en een gerechtshof, maar de Europese lidstaten hebben tot nog toe krampachtig aan hun eigen autonomie vastgehouden.

In december 2009 begonnen de alarmbellen te rinkelen rondom de economische positie van Griekenland. Het land zat inmiddels zover in de schulden dat het failliet zou gaan. Na Griekenland volgde Ierland en nu vragen Spanje, Portugal en Italië ook om hulp bij hun begrotingstekorten. Hierdoor wordt de situatie van de euro onzeker. Hoe moeten de eurolanden nu verder?

In 1992 werd in het Verdrag van Maastricht vastgesteld om de euro in te voeren. In het verdrag staat o.a. het stabiliteitspact: regels om de euro een stabiele koers te garanderen. Het stabiliteitspact bestaat simpelweg uit twee regels; niet meer dan 3% overheidstekort (van de begroting) en niet meer dan 60% staatsschuld (van het Bruto Binnenlands Product).

Voormalig thesaurier-generaal van het ministerie van Financiën Cees Maas, vertelt in een interview aan Buitenhof in februari 2010 dat “er altijd voor is gevreesd dat als landen een keer in de eurozone zouden zitten dat er dan misschien een gebrek aan discipline zou kunnen ontstaan. Dat begrotingstekorten uit de hand zouden lopen. Dan heb je niet veel instrumenten om er iets aan te doen. Het Verdrag [van Maastricht] staat het niet toe. De filosofie is dat landen zelf orde op zaken moeten brengen.”

Arjo Klamer, hoogleraar economie, schrijft in de Volkskrant dat als er een politieke integratie was geweest in de Europese Unie men weinig had gemerkt van de crises in Griekenland en Ierland: “net zo min als de wereld weinig merkt van de financiële problemen van Californië en van een paar voormalige Oost-Duitse deelstaten die er beroerder aan toe zijn dan Griekenland.” Toch is Klamer van mening dat zo’n politieke unie onhaalbaar is: “zover willen Duitsland en Frankrijk nooit gaan. De vraag is ook of zo’n groot Europa wenselijk is”.

Arjo Klamer is een voorstanders van afspraken op een kleinere schaal en pleit het loslaten van de euro, “omdat groot niet altijd efficiënt is”. Hij schrijft in hetzelfde artikel in de Volkskrant dat bijvoorbeeld Nederland samen met Duitsland uit de euro kan stappen en vervolgens een gezamenlijke munt kan adopteren “voor gebruik in grensoverschrijdend economisch verkeer en de gulden invoeren voor binnenlands verkeer”. Of zoals econoom Jacob Schoenmaker bij RTL Z uitlegt dat er een splitsing kan komen in een “noordelijke en een zuidelijke euro.”

Cees Maas noemt dergelijke voorstellen “een dwaas idee. Hierdoor zou de euro gigantisch onrustig worden. Bovendien wie zou tot welke zone behoren en wie niet? Het zou heel chaotisch worden.” Hij vergelijkt daarbij de situatie van de euro met Amerika, “dat zeg je toch ook niet van de VS waar ze als federatie de dollar hanteren, als daar één staat het slechter doet dan de ander praten ze ook niet over een splitsing in de dollar.” Een dergelijke splitsing in de euro zou Europese integratie niet bevorderen. Daarnaast is een sterke EU ook nodig om te concurreren met de Verenigde Staten en nieuwe internationale machten als India en China. Bovendien is een politieke unie altijd het uiteindelijke doel geweest van de Europese Unie.

Na de Eerste en de Tweede Wereld Oorlog heerste in Europa de wens om als een sterk blok samen te staan. Eén van de belangrijkste stichters van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), de voorloper van de Europese Unie, is de Franse politicus Jean Monnet. Hij wordt ook de 'vader van Europa' genoemd. Hij zag destijds al dat nationale soevereiniteit een grote hindernis is voor een politieke unie. Over het belang van een Europees politieke eenheid zei hij: “We are not forming coalitions of states, we are uniting men [… ] beyond their differences and geographical boundaries there lies a common interest”.

Monnet geeft hiermee aan dat als men de Europese Unie wil behouden dat een politieke unie dan een noodzakelijke vervolgstap is.

Cees Maas legt uit dat met de creatie van het Verdrag van Maastricht het oorspronkelijk ook de bedoeling was om er een politieke unie van te maken. Hij vertelt in hetzelfde gesprek in Buitenhof; “het verdrag van Lissabon (uit 2007) heeft bewezen dat het heel moeilijk is om een politieke cohesie te krijgen. Kijk maar naar alle referenda in de EU-lidstaten over de Europese Grondwet waar het door de burgers is afgewezen. Maar ondanks deze referenda heeft de eurocrisis bewezen dat we niet op deze manier door kunnen gaan, anders blijf je problemen houden.”

De uitkomst van deze referenda over het Verdrag van Lissabon laat zien dat op dit moment er nog een grote wens is bij de lidstaten om de eigen autonomie te behouden. Soevereiniteit is voor lidstaten nog een groot goed. De weg naar een mogelijke politieke unie is een moeilijke weg. Cees Maas voegt toe dat “zonder Europese eenheid het [monetair] systeem ongeloofwaardig blijft. Maar aan de andere kant bestaat de euro nog zo kort. Het moet nog veel leren en doorstaan.”

Europees President Herman van Rompuy denkt dat de EU momenteel in een overlevingsstrijd verkeert. Hij sprak in december 2010 met de NRC Handelsblad en zei; “Wij moeten alle consequenties trekken uit het hebben van één munt. Dat heeft men te weinig ingezien bij het lanceren van de euro. Velen waarschuwden: met één munt moeten landen meer politiek integreren. We deden het omgekeerde.” Ook Kees Vendrik, oud-Kamerlid van Groenlinks, komt met dezelfde conclusie in de Tegenlicht aflevering: Het jaar dat de euro valt. In januari 2011 schreef hij in de Groene Amsterdammer dat “één munt zonder vergaande economische, fiscale en politieke integratie geen houdbaar recept is gebleken.”

Kortom, met de stichting van de EU waren er al plannen voor een politieke unie. Dit blijkt nu ook echt nodig te zijn voor de stabiliteit van de euro. Daarnaast is het van belang om niet te vergeten dat landen zoals India en China een grote groei doormaken en om daarmee te blijven concurreren zou een sterke politieke EU ook niet onbelangrijk zijn. Zo wijzen meerdere geluiden naar de noodzaak van een politieke unie. Toch is er nog altijd weerstand tegen. Het idee lijkt onvermijdelijk, maar er moeten veel veranderingen plaatsvinden om het mogelijk te maken. Het belang van nationale soevereiniteit moet afgewogen worden tegen de voordelen van één sterk Europa.