De laatste vijfentwintig jaar is in West-Europa het vertrouwen van de burgers in onder andere overheden en instituties van een hoog naar een steeds lager niveau afgedaald. Het vertrouwen bereikte een hoogtepunt in de jaren negentig. Nadat de Berlijnse Muur was opgeruimd (vanaf 1989) en de Sovjet-Unie uit elkaar viel, leek wereldwijd het democratisch en kapitalistisch stelsel voor alle landen hét model te worden. De Koude Oorlog was voorbij en de War On Terror nam pas in 2001 écht de rol over van mondiaal conflict. In Silicon Valley werd gedroomd van de zogenaamde new economy: de digitale revolutie zou ons eindeloze economische groei brengen. De Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama postuleerde zijn ridicule End of History-theorie. En in Nederland beloofden de kabinetten alle politieke tegenstellingen te gaan overbruggen. Geen wonder dat burgers groot vertrouwen hadden in de toekomst, in ‘de markt’, en zelfs in politici, overheden, en instituties.
'Trust is a delicate flower'. Het is een fraai poëtische uitspraak die Oxford filosoof Luciano Floridi doet in de VPRO Tegenlicht aflevering ‘Kwestie van Vertrouwen’. En hij kijkt er veelbetekenend bij. Naast poëtisch is de uitspraak ook misschien wel meer wáár dan ooit. Hoe komt het dat vertrouwen zo’n kwetsbare bloem is geworden?
What goes up must come down
Maar een ander spreekwoord zegt, en als historicus kan ik dat alleen maar onderschrijven: what goes up must come down. Zelfs Viagra kan die golfbeweging niet voorkomen. Er is een lange lijst te maken van alles wat sinds het jaar 2000 het vertrouwen van de West-Europese burger alweer heeft aangetast. Laten we de doos van Pandora beperken tot tien plagen, vooral voor Nederland: de val van de internet aandelen waarmee een einde kwam aan de new economy (2000), de aanslag op de Twin Towers (2001), het neerschieten van Pim Fortuyn (2002), de aanslag op Theo van Gogh (2004), de kredietcrisis (2008), de eurocrisis (2010-2012), MH17 (2014), de vluchtelingencrisis (2015), Brexit (2016) en Donald Trump (2017).
En dát zijn dan nog vooral de geopolitieke jaartallen die van belang zijn. De afgelopen dertig jaar economische voorspoed en heilzame globalisering van het rijke noorden lijken ondanks de nu herstellende groei van de economie een kentering te beleven: onbehagen en de-globalisering overheersen, ongelijkheid neemt toe, klimaatverandering gaat harder dan gevreesd en populisme en protectionisme vieren hoogtij. Het neoliberale tijdperk van Reagan en Thatcher is dertig jaar later uitgelopen op de splendid isolation van Theresa May(-be) en Donald 'America First' Trump. Continentaal Europa lijkt eenzamer dan ooit, met de autoritaire leiders Poetin en Erdogan aan de (zuid-) oostgrens. Beide leiders grossieren in het debiteren van halve waarheden en aperte on-waarheden. Sinds kort is er dan ook de term post-truth, die aangeeft dat we in een tijd zijn beland waarin fake news en alternative facts bewerkstelligen dat ‘waarheid’ niet langer een vanzelfsprekendheid is. En ook het begrip post-trust is al gesignaleerd, vooral in het Verenigd Koninkrijk. In 2005 was door scenariodenkers die Shell destijds in dienst had reeds voorspeld dat voor zover globalisering in de éénentwintigste eeuw zou gaan overleven het toch vooral om low trust globalisation zou gaan. Maar post-trust?
Vertrouwen in...?
Waar het burgervertrouwen wél toeneemt is in de economische sector. Zowel het consumenten- als producentenvertrouwen zitten weer in de lift. Wie echter de kwartaalcijfers van de economische groei in Nederland sinds 1989 bekijkt, kan zich afvragen of we óóit nog de bijna 6 procent groei van het vierde kwartaal van 1999 gaan evenaren. Misschien maken we dat nog mee, maar het zou best eens twee decennia kunnen duren. Dus gaan onze kinderen het echt wel zoveel beter krijgen dan wij? Dat zou de Nederlandse burger zich anno 2017 met recht kunnen afvragen. Een andere sector waar volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek het vertrouwen toeneemt - naast ons vertrouwen in de rechtelijke macht en de politie- is opmerkelijk genoeg het vertrouwen van burgers in elkaar: dat steeg van 58 procent in 2014 naar 60 procent in 2017.
En de rest? Jean-Claude Juncker, de Luxemburgse voorzitter van de Europese Commissie, schijnt ooit gezegd te hebben: 'grenzen zijn het slechtste cadeau dat politici aan de wereld hebben gegeven'. Dat uitgerekend hij als premier van het belastingparadijsstaatje Luxemburg aan de wieg stond van grenzeloze belastingontwijking tekent de hypocrisie van de politiek. Dat soort discrepanties tussen woord en daad worden steeds vaker breed uitgemeten in de social media die de laatste tien jaar zo hard zijn gegroeid. Die media zijn de versterkers van de huidige deglobalisering.
Wantrouwen van...?
Zolang hypocrisie bestaat, is het wantrouwen van de burger begrijpelijk. En zolang politici de mens als bron van klimaatverandering ontkennen, zolang automultinationals sjoemelsoftware installeren in hun diesels, en zolang zorgverleners liever gezonde dan zieke mensen helpen is het wantrouwen van de burger terecht. Geen wonder dat we dan nog het meest vertrouwen hebben in elkaar. Maar tot hoever reikt ons vertrouwen in elkaar eigenlijk, en hoe kunnen we het weer laten groeien? Bijgevoegd optreden van de Amerikaanse politicus Newt Gingrich is veelzeggend: het gaat in de Amerikaanse politiek van nu minder over feiten, en méér over wat er onder kiezers aan ‘gevoelens’ leeft. Degenen die hetzelfde 'voelen' en 'vinden' versterken hun overtuigingen via de eigen en de sociale media.
Kortom: het wantrouwen van de burger is in deze tijd voor een deel terecht (denk aan Volkswagen), en voor een deel ‘gevoel’ (denk aan Gingrich). Dat feiten en waarheden er minder toe lijken te doen, daar ligt de bron van de crisis van het vertrouwen. In beide gevallen hebben wij als mediamakers een verantwoordelijke rol, in verslaggeving, bewustwording, opinievorming, duiding en soms: regelrechte ontmythologisering. Aan de slag gaan met het al dan niet terechte wantrouwen van burgers is misschien daarbij wel het beste startpunt.