‘Groningen en Nederland zijn de veiligste plekken op de wereld — geloof dat nou alsjeblieft!’, drukte de Groningse hoofdcommissaris recentelijk de inwoners van zijn stad op het hart. Maar die boodschap gaat er bij de Nederlander niet meer in. We voelen ons in toenemende mate onveilig. En hoe meer burgemeesters en commissarissen nuanceringen proberen aan te brengen in deze kwestie, des te harder roepen politici en media om strengere straffen, meer cellen en –vooral- meer blauw op straat. De verleiding is groot om de hang naar meer veiligheid te bagatelliseren of op een cynische manier weg te verklaren, maar volgens criminoloog Hans Boutellier is dat te makkelijk.

Neem alleen al de cijfers: jaarlijks vinden in Nederland ongeveer één miljoen geweldsincidenten plaats, één op de drie Nederlanders krijgt jaarlijks te maken met een delict. Maar meer nog dan deze op zichzelf toch verontrustende cijfers, zoekt Boutellier in zijn onlangs verschenen boek ‘De Veiligheidsutopie’ de oorzaken van de roep om ‘meer veiligheid’ in de sociaal-psychologische hoek. Hij concentreert zich daarbij vooral op het paradoxale verlangen van de moderne mens naar een volledig vrije en tegelijkertijd 100% veilige samenleving.

De paradox van de veiligheidsutopie

In zijn beroemde essay ‘Het onbehagen in de cultuur’, ontvouwde Sigmund Freud vlak voor de grote crisis van de jaren dertig zijn beschavingstheorie. Freud was van mening dat het onbehagen dat hij in de samenleving bespeurde, voortkwam uit de strakke beteugeling van de menselijke driften door het in die heersende strakke systeem van regels en waarden. In ruil voor een gevoel van ‘Sicherheit’, een combinatie van veiligheid en geborgenheid, moest de mens leren zijn dierlijke driften te beheersen. De sociale beperkingen die mensen zichzelf oplegden waren noodzakelijk voor een goed functionerende maatschappij, maar veroorzaakten volgens Freud wel een sluimerend onbehagen. Max Weber gooide er nog een schepje bovenop door de leefomgeving van het ‘mensendier’in de rationeel geordende bureaucratieën van de vroeg 20e eeuw te omschrijven als een ‘ijzeren kooi’.

Aan het einde van de twintigste eeuw is volgens Boutellier precies het omgekeerde aan de hand. We hebben massaal de ijzeren kooi verlaten en in plaats van beteugeling, zijn we op allerlei niveaus bezig om de menselijke driften juist op te zoeken en ze te bevredigen. De traditionele maatschappij van de jaren dertig is verruild voor een risicomaatschappij waarin mensen maar al te graag de gevaren opzoeken. We betalen grof geld om ons luxe leventje in de zomer te verruilen voor een paar weken ‘afzien’ tijdens een of andere avontuurlijke vakantie. In weekenden stellen tienduizenden mensen, met name jongeren, zich bloot aan extreme vormen van geestelijk en fysiek vermaak, en op televisie zijn we sinds programma’s als Jambers en Sex voor de Buch vrijwel dagelijks getuige van het verlangen van de mens om zijn grenzen te verkennen en ‘alles mee te maken’.

De beteugeling van de menselijke driften heeft dus plaatsgemaakt voor het streven naar maximale individuele ontplooiing. En opnieuw is daarbij sprake van een ruilproces; want waar mensen vroeger een gevoel van onbehagen kregen doordat hun vrijheid werd ingedamd, ontstaat nu het gevoel van onbehagen doordat de menselijke driften aan alle kanten worden uitgeleefd. Het traditionele sociaal-christelijke adagium dat meer welvaart tot minder criminaliteit leidt, gaat niet langer op. “De toename van onze welvaart, tot uiting komend in gebruik van alcohol en drugs, de consumptiebehoefte en de groei van keuzemogelijkheden lijken eerder faciliterend dan remmend te werken voor crimineel gedrag,” aldus Boutellier. De ongeremde vrijheid noemt hij de ‘vitaliteit’. Op zijn best betekent dit woord ‘daadkracht’, “maar op zijn slechtst slaat die daadkracht om in grenzeloos gedrag, grensoverschrijdend gedrag, criminaliteit.”

Het is die vitaliteit die in Bouteliers visie botst met het verlangen naar veiligheid. De toename van de vitaliteit in onze samenleving doet de roep om meer veiligheid versterken, en daarmee komt Boutellier op zijn concept van de Veiligheidsutopie. Enerzijds eisen burgers vandaag het maximum aan individuele vrijheid op, maar tegelijkertijd verwachten zij dat de overheid de negatieve gevolgen van die vrijheid in weet te dammen. Een paradoxale situatie, die wordt belichaamd door de bungeejumper op de omslag van zijn boek. Voor Boutellier is dat hét symbool van de veiligheidsutopie, namelijk de hoop dat vrijheid en veiligheid samen kunnen vallen.

Hoe daarmee om te gaan? Boutellier zoekt de oplossing in twee richtingen. In elk geval moet de roep om meer veiligheid serieuzer worden genomen, met name door de linkse partijen. ‘Veiligheid’ was altijd een typisch rechts thema, de roep om harde handhaving van de orde was aan linkse politici niet besteed. Daarin is het afgelopen jaar in elk geval verandering gekomen. Ook de linkse partijen roepen inmiddels op tot meer ‘crime fighters’ en strengere straffen. Het gevolg is dat het veiligheidsthema hét politieke thema van deze verkiezingscampagne is geworden. Volgens Boutellier een goede ontwikkeling omdat eindelijk de vrijblijvendheid die de criminaliteitsbestrijding in ons land de afgelopen jaren toch een beetje kenmerkte wordt aangepakt: “we kunnen het ons niet meer permitteren om misdaden te relativeren en misdadigers te vergoelijken. Deze maatschappij leeft op de toppen van zijn zenuwen.” Het ‘moet-kunnen’ tijdperk lijkt voorgoed voorbij, waar nodig moet harder worden opgetreden tegen crimineel gedrag. Maar bij meer repressie alleen moet het niet blijven. Boutelliers boek is ook een appèl op morele reflectie. “Een hardere reactie op ernstig crimineel gedrag kan niet het enige verhaal zijn. We moeten ook het corrigerende vermogen van de samenleving en de instituties opkrikken”. Meer energie zal moeten worden gestopt in het vroegtijdig voorkomen van crimineel gedrag, en daarnaast pleit Boutellier voor zogenaamde ‘community justice’; confrontaties tussen daders en slachtoffers en hun omgeving, met als doel het tegengaan van escalatie en vooral het ontwikkelen van een nieuw normbesef bij mensen die in de samenleving zijn ontspoord.

Hans Boutellier
'De Veiligheidsutopie,
Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf.'
2002, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag
ISBN 90-5454-205-5

_____________
Artikelen van Hans Boutellier online:
'De postmoderne zondeval, een beschouwing over veiligheid, strafrecht en humanisme'
[zie link 1 hierboven]

Compacte en helder artikel van Boutellier waarin hij een aantal nieuwe vormen om het veiligheidsvraagstuk aan te pakken voorstelt.

Aanbevolen literatuur over dit onderwerp:

Rene Boomkens
'De Angstmachine, over geweld in films, literatuur en popmuziek'
1996, De Balie
ISBN 90 - 6617 - 167 - 1996

Cultuurfilosoof Boomkens gaat in dit vlot geschreven boek op zoek naar de wortels van onze fascinatie voor geweld. Hij concentreert zich voornamelijk op de grote populariteit van de verbeelding van geweld in moderne media als film en games. Boomkens betoogt dat geweld en vernietiging deel uitmaken van de menselijke aard en dat onderdrukking daarvan om die reden nooit succesvol zal zijn. Hoe meer de mens op zoek is naar geborgenheid, in bijvoorbeeld dichtgettimmerde woonwijken of Center Parcs-achtige vakantieparken, hoe meer de fascinatie voor geweld langs andere wegen tot uiting zal komen.

Ulrich Beck
'Risk Society: Towards a New Modernity' London, 1992.

Boutellier verwijst in De Veilgheidsutopie een aantal malen naar dit invloedrijke boek uit het begin van de jaren negentig. Volgens socioloog Beck moderniseert onze maatschappij zo snel dat we de risico’s van de in hoog tempo geïntroduceerde nieuwe technologie niet meer kunnen beheersen. Beck had vooral risico's voor ogen die een gevolg zijn van die technologie, zoals kernrampen en milieurampen. Inmiddels wordt het concept van de risicomaatschappij ook toegepast op bredere maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, waarbij de kern is dat de mens steeds minder dan we dachten controle uit kan oefenen op de door hem gecreëerde samenleving.