De overheid wil vanaf 2025 buitenlandse onderzoekers gaan screenen die op Nederlandse universiteiten willen werken met gevoelige kennis. Wetenschappers en universiteiten vrezen voor de gevolgen: ‘De screening wordt een ramp voor de Nederlandse kenniseconomie.’ Dat blijkt uit onderzoek voor de podcast Vriend of Vijand van Argos (HUMAN/VPRO).

Het kabinet wil ongewenste kennis- en technologieoverdracht op Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen tegengaan. Daarom werkt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een nieuwe wet die het mogelijk moet maken om onderzoekers van buiten de EU te screenen voordat ze hier aan de slag kunnen in gevoelige onderzoeksgebieden. Minister Robbert Dijkgraaf (OCW) wil de wet liefst zo snel mogelijk in werking laten treden en waarschuwt in de Argos-podcast: ‘Het risico waar we ons vooral zorgen over maken, is dat kennis naar landen gaat waarvan we het eigenlijk liever niet in hun handen zien.'

‘Topwetenschappers gaan straks liever naar Duitsland’

De aangekondigde screening, die volgens de planning van de minister op 1 januari 2025 zal ingaan, veroorzaakt ophef op universiteiten. Want van al het wetenschappelijk personeel op Nederlandse universiteiten komt 20% (cijfers UNL, 2021) van buiten Europa. En op technische universiteiten ligt dat aandeel nog veel hoger: rond de 30%. Eén van de wetenschappers wiens onderzoek vrijwel zeker als ‘gevoelig’ wordt aangemerkt, is Bram Nauta, hoogleraar Integrated Circuit Design aan de Universiteit Twente. Hij doet onderzoek op het gebied van micro-elektronica en maakt zich, met oog op de aangekondige maatregelen, zorgen over de toekomst van zijn groep: ‘Het is nu al heel moeilijk om goede mensen te vinden. Die screening gaat straks enorme vertraging opleveren. Topkandidaten gaan dan over de grens, want in Duitsland worden ze wel met open armen ontvangen. De screening wordt een ramp voor de Nederlandse kenniseconomie.’

Ook Peter Weijland, directeur kennisveiligheid aan de TU Delft, maakt zich zorgen om de doorlooptijd van de screening. Op dit moment vallen zo’n 45% van alle publicaties van zijn universiteit in de categorie ‘gevoelig’. Als alle onderzoekers, die zich aan de TU Delft bezighouden met dergelijk onderzoek, in de toekomst gescreend moeten worden, dan zorgt dat volgens Weijland voor heel veel vertraging bij de werving. Weijland: ‘Een screening van deze omvang raakt daarmee aan de bedrijfskritische processen van de universiteit. Om hoeveel screenings het per jaar zal gaan weten we nog niet, maar het loopt eerder in de honderdtallen dan in de tientallen.’

Lange wachttijden?

Minister Dijkgraaf weet op dit moment nog niet welke instantie de screenings moet gaan uitvoeren. Maar hij stelt dat het heel belangrijk is dat er in de uitvoering geen sprake is van onnodige vertraging. ‘Het zou het Nederlandse wetenschapssysteem op slot zetten. En dat is natuurlijk het laatste wat we willen.’ Of korte wachttijden realistisch zijn, is echter maar de vraag: in het Verenigd Koninkrijk, waar buitenlandse onderzoekers in gevoelige vakgebieden nu al een screening moeten ondergaan, luiden universiteiten de noodklok over lange wachttijden. In plaats van de beloofde vier tot zes weken, duurt de screening daar gemiddeld tweeëneenhalve maand, en loopt soms zelfs op tot meer dan vijf maanden. Tim Bradshaw, de directeur van de Russell Group, de koepel van Britse topuniversiteiten, stelt: ‘De screening veroorzaakt ernstige problemen - het ondermijnt vitaal onderzoek, en het heeft een afschrikwekkend effect op getalenteerde onderzoekers uit de rest van de wereld.'

Risicovolle kennisgebieden

Voor wetenschappers is het nu de grote vraag: welk onderzoeksgebied wordt als ‘gevoelig’ bestempeld? In maart dit jaar stuurde het ministerie van OCW een conceptlijst met risicovolle onderzoeksgebieden ter consultatie naar universiteiten en kennisinstellingen. Deze lijst is vertrouwelijk, maar verschillende bronnen bevestigen dat onder meer de zogenaamde sleuteltechnologieën, zoals eerder gedefinieerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), op deze lijst staan. Het gaat hierbij om technologieën zoals kunstmatige intelligentie, biotechnologie, ruimtevaart- en kwantumtechnologie, waar Nederland, volgens NWO, ‘wetenschappelijk in uitblinkt en waarin de komende jaren wetenschappelijke en economische groei wordt verwacht’.

Hoe begrens je ‘gevoelig’?

Wat de lijst problematisch maakt, is dat ‘gevoelige vakgebieden’ in de wetenschappelijke praktijk niet duidelijk begrensd zijn. Dat stelt de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), hoogleraar Bionanoscience Marileen Dogterom. Zij zegt in Vriend of Vijand dat de conceptlijst nu nog veel te generiek is. 'Valt het fundamentele onderzoek daar ook onder? En waar trek je de grens tussen fundamenteel en toegepast onderzoek? Dat is gewoon nog niet goed uitgewerkt.’ Hierdoor is het ingewikkeld om te bepalen welke kennis moet worden afgeschermd en welke kennis vrij mag worden gedeeld.

Zorgvuldigheid is noodzakelijk

Volgens de KNAW-president is het terecht dat er van universiteiten en wetenschappers meer aandacht voor kennisveiligheid wordt verwacht. Maar ze waarschuwt ervoor om niet het kind met het badwater weg te gooien: ‘Nederland heeft een waanzinnig goede reputatie als het gaat om wetenschappelijk onderzoek. Dat hebben we voor een heel groot deel te danken aan het feit dat we zo open zijn en dat we enorm veel samenwerken.’ Nederland is nu nog een aantrekkelijke plek voor buitenlands toptalent, maar hoe meer barrières de overheid opwerpt, hoe minder aantrekkelijk het wordt om hiernaartoe te komen.

Daarnaast is samenwerking ook van belang om op de hoogte te blijven waar andere landen mee bezig zijn, zegt Dogterom: ‘Het kan onze economische voorsprong schaden als we niet goed op de hoogte zijn van wat er in een land als China op technologisch gebied gebeurt. Je moet in die zin ook niet naïef zijn door te denken: als wij die kennis nou maar bij ons houden, dan lopen wij voor. Dat is niet zo.’ Op sommige technologiegebieden is China inmiddels koploper.

Zorgvuldigheid staat wat betreft Dogterom voorop. ‘Het is onze verantwoordelijkheid om er als wetenschapper alles aan te doen, dat die balans gevonden wordt. En dat kan betekenen dat het meer tijd nodig heeft dan door de minister gewenst. Wat mij betreft is die zorgvuldigheid vele malen belangrijker dan de snelheid. Vandaar ook mijn advies: laten we dit zorgvuldig bediscussiëren en de kwaliteit van wat er uitkomt leidend zijn.’