De gerenoveerde flats in Amsterdam-Zuidoost heten tegenwoordig Geldershoofd en Gravestein. Ze delen alleen de beginletter met Gliphoeve, want de meeste mensen denken liever niet terug aan junkies en berovingen. Toch brachten de roemruchte flats een gouden generatie Surinaamse muzikanten voort.

Laat de naam Gliphoeve vallen en de negatieve associaties buitelen over elkaar heen: drugshandel, criminaliteit, wanbeleid en flats die in recordtijd uitgewoond raakten. Toch staat Gliphoeve wel degelijk ook voor de warme Surinaamse gemeenschap die in de jaren zeventig ontstond in Amsterdam-Zuidoost. Een veilige plek waar zowel de voertaal als de keuken Surinaams was, de bewoners net als op de erven van Paramaribo op elkaars kinderen letten en nieuwkomers van overzee als familieleden werden onthaald.

Bovendien ontwikkelde het complex met in totaal 610 woningen zich tot een ongeëvenaarde culturele broedplaats. Er waren avonden met toneel en spoken word en er werd vooral volop muziek gemaakt. Dag en nacht. Wat begon in flats en garages groeide uit tot een bruisend uitgaanscentrum.

Het werd een compleet andere wereld dan de overheid zich had voorgesteld. De Bijlmer, zoals het nieuwe stadsgedeelte tot de eeuwwisseling werd genoemd, moest immers een moderne, blanke wijk voor de middenstand worden. Een schoolvoorbeeld van stedelijke planning en ontwikkeling. ‘Oorspronkelijk was Gliphoeve de mooiste flat van de Bijlmer,’ vertelt Jules Krind, die er in 1972, een jaar na de oplevering, zijn intrek nam. ‘Er woonden vooral blanke en Turkse gezinnen. De galerijen en de openbare ruimtes zagen er verzorgd uit. Overal hingen bloembakken.’

Met de komst van immigranten uit Suriname, dat zich opmaakte voor de onafhankelijkheid in 1975, kwam daar snel verandering in. Veel Surinamers namen het zekere voor het onzekere en kochten een enkeltje Schiphol. Ondanks het stringente woningbeleid vonden veel van hen onderdak in Gliphoeve. Zeker omdat woningbouwvereniging Ons Belang de voorwaarde van maximaal vijftien procent Surinaamse bewoners als discriminerend beschouwde en daar met het toewijzen van woningen ruimschoots overheen ging. In de Surinaamse krant De Ware Tijd werd er zelfs mee geadverteerd.

lakens

De eerste bewoners van Gliphoeve voelden zich volgens Krind niet langer thuis in een omgeving die steeds zwarter begon te worden en dus trokken ze weg. Het gevolg was dat steeds meer flats van Zomers Buiten – de andere woningbouwvereniging op Gliphoeve, die zich wél aan het maximum van vijftien procent hield – leeg kwamen te staan. Voor de Surinaamse bewoners was het niet te verteren, in de wetenschap dat talloze vers uit Suriname aangekomen gezinnen in de Randstad in pensionnetjes werden gepropt. Onder aanvoering van activist Just Maatrijk werd overgegaan tot kraakacties.

Krind weet nog goed hoe maandenlang flats en woningen werden gekraakt. In de loop van de dag kregen ze het adres door. ‘“Jongens, nummer 203 is vrij: daar kan mevrouw Gerda in met haar gezin.” Dan gingen we ’s avonds met een paar man op pad. Zo ingewikkeld was het niet om via een bovenraam een flat binnen te komen. Daarna was het een kwestie van snel een paar lakens ophangen, zodat iedereen wist dat er nieuwe bewoners waren.’

Sommige flats telden meer dan twintig bewoners en de wijk puilde uit. De gemeente hanteerde een strategie van pappen en nat- houden, vertelt Daan Dekker, die vorig jaar het boek De betonnen droom over de Bijlmer publiceerde. Samen met radiomaker Maartje Duin maakte hij er een radiodocumentaire over: Gliphoeve  een vergeten strijd.

geldkraan

Volgens Dekker dachten de beleidsmakers dat het wel los zou lopen. ‘Ze gingen ervan uit dat de nieuwe bewoners na een tijdje wel weer terug zouden gaan naar Suriname. Om te voorkomen dat er een opstand zou uitbreken, besloten ze extra gelden vrij te maken voor Gliphoeve. De activisten speelden daar handig op in. Zolang er geld kwam, zorgden zij dat het rustig bleef in de wijk.’ Zo werd na 1975 in totaal twintig miljoen gulden uitgetrokken voor de Gliphoeve. Uit de documentaire valt op te maken dat die subsidie niet altijd volgens plan werd aangewend. Geregeld zouden armlastige gezinnen met succes hebben aangeklopt bij de activisten, die er zelf overigens ook niet op achteruit zouden zijn gegaan. De geldkraan werd in 1980 in één keer dichtgedraaid, waarna de buurt zienderogen verloederde.

Guilly Koster, die in de beginjaren in Gliphoeve woonde en later furore zou maken als tv-presentator bij de publieke omroep, behoorde tot de krakers. Met een ferme trap verschafte hij zich ooit toegang tot het cultureel centrum op de benedenverdieping, dat door een conflict tussen beheersraad en bewoners al een tijdje leegstond. ‘Binnen de kortste keren hadden we daar een bloeiend muziekcentrum van gemaakt. Noem een grote naam uit de Surinaamse muziekwereld en hij kwam er jammen en repeteren. Steve Boston, Glenn Gaddum, Harold Biervliet en de legendarische saxofonist George Scheermaker. Daar zijn ook de Happy Boys ontstaan, waarmee Lieve Hugo tot aan zijn dood zijn beste muziek heeft gemaakt.’

Lieve Hugo, de artiestennaam van Hugo Uiterloo, was de eerste Surinaamse popartiest die na een legendarisch optreden tijdens het Holland Festival in 1970 het Nederlandse publiek aan zijn voeten kreeg. Hij scoorde hits met ‘Een pot met bonen’ en ‘Blaka rosu’ en trad geregeld op in Avro’s Toppop.

kawina en kaseko

Lieve Hugo speelde vooral kaseko, aanstekelijke Surinaamse dansmuziek met rollende drums, dwingende bas en swingende blazers. Het genre dat hieraan ten grondslag ligt, kawina, ontstond in de plantagetijd, waarin tot slaaf gemaakte arbeiders alleen hun stem, handen en voeten hadden om muziek te maken. In hun liederen bezongen ze de liefde en de natuur, of gaven ze stiekem boodschappen door die onverstaanbaar waren voor hun blanke meesters. Vooral kawina en wintimuziek, waarmee de dansers naar eeuwenoud Afrikaans gebruik via opzwepende percussie en zang in contact probeerden te komen met hun voorouders, werden volop beoefend in de Bijlmer.

Na verloop van tijd woonde de crème de la crème van de Surinaamse muziekwereld op Gliphoeve. Je kon zomaar de koning van de kaseko, Lieve Hugo, tegen het lijf lopen. Verderop, in de parterre, gaf componist en arrangeur Stan Lokhin solfège en begeleidde en produceerde hij tal van muzikanten. Terwijl huismeester Rio Resort onder in de flat ruimte vrijmaakte om te repeteren en daar ook The Funmasters oprichtte. Zanger Iwan Esseboom keert jaarlijks terug naar Zuidoost voor reünieoptredens.

Elke donderdag werden jamsessies georganiseerd waar steeds nieuwe muzikanten op afkwamen. Ook gevestigde artiesten, zoals bassist Pablo Nahar, drummer Eddy Veldman en gitarist Franky Douglas, die al in de jaren zestig in Nederland waren neergestreken. In clubs als Casablanca, op de Zeedijk, of Sheherazade, achter het Rembrandtplein, hadden ze een podium gevonden. Daar speelden ze moderne jazz, onder meer bij De Perikels, de band van saxofonist Hans Dulfer. Maar in de Bijlmer konden ze hun hart ophalen en terugkeren naar kaseko en kawina, waarmee ze in hun geboorteland waren opgegroeid.

Tegelijkertijd hoefde de Surinaamse muziekliefhebber zich niet langer te laten slachtofferen door het deurbeleid van de nachtclubs in de stad. Voor een goed feest met een toffe liveband ging je naar Gliphoeve.

bijlegfuif

Als er één muziekgenre bestaat dat zichzelf onder steeds wisselende invloeden voortdurend opnieuw uitvindt, is het wel kaseko. Hier een vleugje jazz, daar wat Latijns-Amerikaanse swing, dan weer een funky basloopje of een diepe soulstem; het genre staat nooit stil. Juist omdat de Surinamers in en rond Gliphoeve in een voor hen vreemde omgeving nog meer op elkaar waren aangewezen, verliep die ontwikkeling zelfs sneller dan in hun geboorteland. Zoals vroeger bij Lieve Hugo is tegenwoordig bij Typhoon, en ook bij Kenny B, nog duidelijk de Surinaamse kaseko-oorsprong terug te horen.

Trompettist Setish Bindraban bewaart gloedvolle herinneringen aan Gliphoeve. Vanaf zijn tiende blies hij zijn partijtjes mee op de vaak dagelijkse feesten en partijen. Of het nu een groter opgezet concert was in de Manifestatiezaal, het open podium van jongerencentrum Kwaku, in sociëteit Godo of op een huisfeest. Om de haverklap werden muzikanten uitgenodigd voor een bigi yari of was er een bijlegfuif, waar feestgangers entree moesten betalen of drank mee moesten nemen. ‘Dan moesten de muzikanten zich breed maken om hun instrument te kunnen bespelen. Halverwege kon er geen mens de kamer in of uit. En zodra de buren klaagden of de politie belden, werden ze gewoon uitgenodigd om feest te vieren of een bordje eten te komen halen.’

kostenpost

Volgens Bindraban was het booming business: ‘Zeven dagen in de week optreden, waarmee de organisatoren vaak bakken met geld binnenhaalden. Er waren feesten waar om tien uur ’s avonds al 500 man binnen stonden. Die betaalden 25 gulden entree, soms zelfs meer. Dat was een hoop geld in die tijd. Een gouden periode voor muzikanten; later heb ik nooit meer zo goed verdiend. De wetgeving was lang zo streng nog niet en ik heb me vaak genoeg afgevraagd waar die grote jongens al dat geld hebben gelaten. Ze hadden er een riant pensioen van kunnen opbouwen. Maar ja, vrouwen vormen een hoge kostenpost, zeker wanneer je er tegelijkertijd een paar op nahoudt.’

Bindraban maakt de vergelijking met The Bronx, omdat ook daar zo veel verschillende culturen naast elkaar bestonden. Op een vierkante kilometer had je een winkelcentrum, een kinderboerderij, een muziekschool, muziekpodia, concertzalen en tal van repetitieruimten. Terwijl de muziekscene bloeide, namen de handel in drugs en het gebruik ervan ook toe. ‘Waar muziek wordt gemaakt, zijn seks en drugs altijd in de buurt,’ zegt Bindraban.

Als gevolg van de oprukkende handel in harddrugs zorgden junkies voor steeds meer overlast. Koster vertelt dat die ontwikkeling zich razendsnel voltrok in Gliphoeve. ‘In die tijd wisten Chinese handelaren gemakkelijk dealers te werven onder Surinaamse jongeren. Het was razend moeilijk om aan betaald werk te komen als je net in Holland was. Tegelijkertijd werd de Zeedijk vanwege de komst van nieuwe hotels schoongeveegd, waardoor het centrum van de drugshandel zich verplaatste naar de Bijlmer.’

methadonbus

Volgens Koster was het een keuze van de gemeente om een nieuw epicentrum voor de drugshandel te creëren. ‘Die troep is daar bewust neergezet. Aan subsidies heeft de wijk nauwelijks iets gehad. Het was je reinste vestzak-broekzakpolitiek van woningbouwverenigingen en andere witte organisaties. Er waren heroïnecafés, er was een methadonbus, een kind kan bedenken wat er dan gebeurt. Zo is een hele generatie weggevaagd. Het was doordacht beleid om de drugshandel naar één centrale plek te verplaatsen.’
Koster denkt liever terug aan wat de wijk aan muziektalent heeft voortgebracht. Gliphoeve beschouwt hij als bakermat van sranan poku. ‘Ruth Jacott behoort tot de offspring, net als het Surinam Music Ensemble van Veldman en Nahar. Zij waren de grondleggers van de paramaribop.’

Ook noemt Koster bassist Vincent Henar, leider van de Surinaamse band Fra Fra Sound, die vanaf de jaren tachtig vooral over de grens grote faam verwierf. In hun uitgebreide repertoire gaan de bandleden met een subtiele combinatie van kaseko en jazz op zoek naar hun Afrikaanse oorsprong. De kiem voor dat succes werd gelegd op Gliphoeve. Daar kwam Henar als vijftienjarige knaap voor het eerst in aanraking met de magische kruisbestuiving van muziek uit alle windstreken.

luister en bekijk ook: Gliphoeve – een vergeten strijd