Mondo spreekt schrijver Tjeerd Posthuma over zijn essay ‘Een vuilniswagen met je naam erop’ uit de bundel Sfinx. Hierin buigen dertien mannelijke essayisten zich over de kracht en de complexiteit van mannelijkheid. Een persoonlijk, waargebeurd verhaal over schaamte, seks, machtsverhoudingen en grenzen.

Wie is Tjeerd Posthuma?

Tjeerd Posthuma (1991) is schrijver, bewerker en vertaler. Hij werkt met name voor theater en televisie. In 2016 verscheen zijn romandebuut Stad van Goud.

Interview Tjeerd Posthuma

Wat kunnen we van jouw verhaal leren?
“Mijn essay gaat over het grijze gebied van seks en relaties op de werkvloer en de complexiteit daarvan. Het is mijn ervaring en ik blijf in dit verhaal bewust weg van daders en slachtoffers. We weten heel goed hoe we ons kunnen verhouden tot iemand die zijn macht misbruikt, maar weten eigenlijk niet goed hoe we dit moeten voorkomen als het om ons heen gebeurt. We zien het liefste onze slachtoffers het meeste onschuldig en onze daders het meest schuldig.

Er ontbreekt een duidelijk protocol van hoe je in werkrelaties met elkaar om moet gaan. Wat doen we in welke situatie? Weet jij hoe ver jij en ik kunnen gaan bijvoorbeeld? Ik kan jou na afloop van dit interview vragen om met mij samen nog een wijntje te drinken. Op een gegeven moment is het te ver gegaan als we naar een hotel gaan, maar aan dat moment gaan veel stappen vooraf. En kun je daar dan een open gesprek over hebben met je leidinggevende?

Het is ingewikkeld om regels hiervoor vast te leggen omdat het vaak zo’n grijs gebied is, maar we moeten het erover hebben. Ik denk dat het belangrijk is dat je met vrienden en collega’s erover kunt praten. Ik hoop dat dit essay mensen inzicht geeft in hoe we beter kunnen handelen.”

Had de jongere Tjeerd zelf iets aan je essay gehad?
“Zeker. Ik heb in die tijd te veel vanuit ratio gehandeld en te weinig stilgestaan bij mijn gevoel. Ik hoop ook dat als vrienden deze tekst toen hadden gelezen, dat ze mij hadden aangesproken. En mij hadden gevraagd: Doe je dit omdat deze persoon deze functie heeft en weet je zeker wat je aan het doen bent? Had ik wat met hem gedronken als ik hem tegen was gekomen in de kroeg en hij niet deze functie had? Nee.“  

Het verhaal roept een associatie met de #MeToo beweging op. Wat heb je daarover willen zeggen?
“De term MeToo is een soort veelkoppig monster dat alles in een stramien gooit. Daar wil ik eigenlijk van wegblijven. Het suggereert een overzichtelijkheid die er niet is: het is helemaal niet zo zwart-wit. We denken meteen aan een extreem geval als Harvey Weinstein en willen duidelijk een dader en een slachtoffer aanwijzen maar dat gaat vaak niet zo. Ik laat juist dat grijze gebied zien. Hoe gebeuren dit soort zaken? 

Ik hoop dat dit essay een gesprek teweeg kan brengen over hoe we moeten handelen als dit soort zaken in onze omgeving zich voordoen. We denken vaak vrij cliché hierover: het is vaak de enge oudere collega die zich na een bedrijfsborrel vergrijpt aan de hulpeloze stagiair. Die hulpeloosheid is natuurlijk heel naïef. Ik was toen het mij overkwam ook niet hulpeloos of naïef. Heel veel mensen dachten bij mij, het komt wel goed met die jongen en uitten daarom geen zorgen naar mij. 

Ook hoop ik mensen met een machtspositie inzicht te geven. Het is belangrijk om te beseffen wat jouw functie met jou als persoon én anderen kan doen. Ik hoop dat ze er alerter door worden.”

Welke kunstwerken putte je zelf hoop uit?
“Het prettige van kunst en fictie is dat het de ruimte biedt moeilijke en pijnlijke zaken te bekijken zonder een soort naming en shaming. Ik vond het boek Mijn Meneer van Ted van Lieshout heel goed. Dit gaat over een ander verhaal, over een jongetje en een oudere man maar laat wel goed de dynamiek tussen de twee, zien. Hij beschrijft hoe zo’n jongetje contact zoekt en uit eigen beweging erheen trekt.

“In de serie The Morning Show krijg je een heel goed beeld van wat zo’n gebeurtenis met een organisatie doet. Hoe een organisatie en een groep mensen enerzijds schrikt van zo’n gebeurtenis en anderzijds het ergens ook wel wist. Hoe kunnen we bewuster en alerter worden op wanneer dingen te ver gaan? Wanneer grijp je in? En als je gaat praten: wat vraag je dan? Het mooie aan The Morning Show is ook dat de hoofdpersoon er heilig van overtuigd is dat de vrouwen uit eigen wil meededen.”

Wat zegt het stuk over mannelijkheid?
“Mijn essay zegt veel over hoe ik als man functioneer. Ik kwam in een machtsverhouding terecht waarin ik zelf de controle kwijt was. Ik had heel veel moeite om dat te erkennen. Ik had het idee, net als veel mannen dat wel zullen herkennen, dat ik controle over hem had. Maar ik moest al snel erkennen dat het natuurlijk andersom was.“

Voorpublicatie: Een vuilniswagen met je naam erop

Tjeerd Posthuma

Eén ding wist ik zeker: ik ben niet verliefd en hoef ook geen intieme relatie met deze man. Geen seks, niet de hele dag appen. Iedereen is gevleid als een ander je leuk vindt. En als die ander veel aanzien geniet in je omgeving, is dat extra bijzonder. Want dat zegt dan ook wel over jou dat jij ook toch op zijn minst... briljant bent, in elk geval interessant. Dus is het ook niet zo gek dat ik na een dronken kus op een feestje inging op wat berichtjes via Facebook. ‘Heb je dit gezien? Wat vond je daarvan? Die en die vind ik afschuwelijk, jij toch ook? Zo saai, zo seksloos, waarom doen mensen dat?’ En de vraag of ik niet ook een keer met hem wilde werken. Met een x erachter. Het feit dat hij zich steeds tot mij wendde als hij zich verveelde of stress had was opnieuw ego strelend: ik begrijp hem, ik ken hem het beste, ik ben degene met wie hij het beste kan praten. En blijkbaar vindt hij mij aantrekkelijk en interessant. Maar dat was ook ongemakkelijk. Veel van de berichtjes impliceerden een vertrouwdheid die ik niet zo voelde. 

Ik voelde vaak juist ongemak als er ’s nachts een kattebelletje kwam met een kussende emoji. Als ik even niet reageerde kwam er gewoon nog één en nog één. Tot ik iets aardigs terugstuurde. Maar zoals een drieëntwintig- of vierentwintigjarige kan denken dat de wereld zich wel naar hem schikt, dacht ik dat ik ook deze situatie wel even naar mijn hand zou kunnen zetten. Een beetje flirten en dan kan iedereen zien wat ik in mijn mars heb.Tijdens een etentje zat ik met mijn ellebogen geleund op de tafel, mijn handen half voor mijn gezicht. Hij zei dat ik hem aan een bepaald portret van David Bowie deed denken. Toen hij mij uitnodigde om langs te komen op zijn werkplek en daarna te blijven slapen in zijn pied-à-terre, dacht ik opnieuw dat ik die situatie wel onder controle zou kunnen houden. Ik herinner me de assistent die me een handdoek kwam brengen en dat ik in zijn ogen probeerde te peilen of dit raarwas, of dat het wel vaker gebeurde dat mensen in huiselijke sfeer bleven logeren, zoals dat ook kan bij gastvrije vrienden. Wist hij meer? En zou hij dan nu denken: zo bijzonder is die Tjeerd niet, hij is gewoon het neukertje van de baas. Zoals er misschien zoveel zijn. Want ik wist ook wel dat er verhalen gingen. En misschien was ik daarom ook juist wel met hem meegegaan. Ik vroeg me af of zijn medewerkers net als ik dachten dat de wereld zo in elkaar zit: jonge jongens krijgen werk door met oudere mensen naar bed te gaan. David Bowie schijnt het ook te hebben gedaan. ’t Is gewoon geen eenvoudige wereld, maar er zijn short cuts. En daarna kan ik het contact weer verbreken, hield ik mezelf voor. Alles moest in het geheim, want zijn partner mocht er niks van weten en mijn vrienden ook niet. Dat ik het niet aan mijn vrienden mocht vertellen vond ik het zwaarste. Het voelde alsof ik afstand van ze nam, terwijl ik werd opgeslokt door een andere wereld en als die zou wegvallen: wat zou ik dan nog hebben?

In zijn pied-à-terre op de bank kuste hij me weer. Een nagenoeg witte zolder in het centrum. In dehoek stond een ongemakkelijke bank. Er was geen logeerbed, constateerde ik. En ook geen matje.Zijn handen wreven over mijn nek en benen. ‘We gaan geen seks hebben,’ zei ik met een glimlach. Eerder had ik hem verteld over de eerste keer dat ik het met een jongen had gedaan. Ik was tien en wilde het eigenlijk niet, maar durfde geen nee te zeggen en de keren daarna kon ik ook zeker niet meer terug. Hij reageerde toen heel begripvol. Nu zei hij: ‘Maar dit is toch ook al seks? Laat die verwachting over wat er gaat gebeuren los. Jij en ik zitten hier nu samen op de bank, en dit is ook al seks.’ Ja, dacht ik. Dit kan gewoon. Met zoenen had ik geen probleem. Diezelfde avond hadden we orale seks. Het bed herkende ik als het goedkoopste metalen bed van de IKEA, met spijlen. Met het wit-met-roosjes dekbedovertrek aan de kant geslagen, lag ik er bij als een zeester. En wachtte tot het stopte. Ik probeerde aan de knapste meisjes op Instagram te denken, dat zij het waren die, na het nemen van een bikinifoto, mij pijpten, maar het mocht niet baten. Het duurde lang. Uiteindelijk worstelde ik me los en ging op mijn zij liggen, met mijn rug naar hem toe. Een paar minuten later vond ik dat wel wat hard van mezelf: niet klaarkomen, en met je rug naar iemand toe liggen. Dus draaide ik me om en kroop tegen hem aan.

Als ik nee zei ging hij net zo lang door tot het een ja werd.

Toen een vriend in zijn bijzijn informeerde naar een meisje waarmee ik eerder op date was geweest werd hij woedend. Niet omdat het niet mocht, maar omdat ik het hem niet had verteld. Want wij vertelden elkaar toch alles? Ik voelde me schuldig en daarna heb ik de hele tijd het gevoel gehad dat ik hem iets schuldig was. Ik werd behoorlijk ongelukkig van het feit dat ik mijn gevoelens en lichaam geweld aandeed. Ook vond ik het benauwend worden. Dat getrek, die zinnen die eindigen met ‘toch?!?!’, de appjes die als ik afhoudend was, niet stopten voor we een nieuwe afspraak hadden ‘ik moest je gewoon nog even zien’. Als ik nee zei ging hij net zo lang door tot het een ja werd. Ik herinner me dat ik op een gegeven moment voorstelde om naar de bioscoop te gaan, dan hoefden we niet te zoenen, dacht ik. Uiteindelijk konden we niet weg zonder eerst nog wat te drinken in een café. En daar werd alsnog gezoend.

Hij zei dat hij verliefd was. Ik zei dat ik dat niet was. Maar hij wist zeker dat we ook gewoon vrienden konden zijn. Waarop hij precies verliefd was begreep ik niet. Hij toonde geen interesse in mijn werk of in mij, en nog steeds zie ik die interesse niet. Hij wilde vooral zoenen en aan me zitten, ook al toonde ik geen enkel initiatief en deed ik ook geen poging dat af te ronden. Ik voelde me onzeker en gepasseerd als hij met andere mensen afsprak, of dingen niet aan mij vertelde. Dus ging ik mee op werkbezoek in een stad ver weg. Op de tweede nacht werd ik schreeuwend wakker in het bed waar we samen in sliepen. Eerder die avond had ik met mijn handen op zijn rug liggen wachten tot hij klaar was, net als die ochtend. Nu zag ik slangen in de gordijnen kronkelen en wist zeker dat onze hotelkamer op een treinspoor was gebouwd. Ik heb getwijfeld om die trip af te breken, maar durfde dat niet. Maar toen ik terugkwam waren we ervanovertuigd dat het toch echt een vruchtbaar werkbezoek was geweest. Kort daarop spraken we af bij een koffietentje. Op een bankje buiten in de lentezon zei hij dat we maar eens moesten gaan praten welke projecten we samen zouden gaan doen. Later heeft hij gezegd dat hij zich dit gesprek niet op deze manier kan herinneren, dus misschien beeld ik het me in. Een paar maanden later probeerde hij me zonder condoom te neuken en duwde ik hem van me af. Uiteindelijk schreef ik hem een lange mail waarin ik aangaf dat ik dit niet wilde. Weer later schreef ik een mail waarin ik hem vertelde hoe ik alles had ervaren. Naar aanleiding daarvan dronken we koffie.Hij kon zich dit ‘alles’ niet meer herinneren. En wilde me nog één ding meegeven: ‘Je kan altijd “nee” zeggen, Tjeerd. Dat kan altijd.’ Gedurende de affaire wisten een paar mensen ervan, sommigen dachten dat we het leuk hadden. Later vertelde ik eerlijk hoe ik alles had ervaren. En daarmee werd ook de schaamte steeds erger.

Schaamte is een staat van zijn die ons overkomt als we afwijken van de norm, zo definieert socioloog Norbert Elias de term. Ik vind die definitie interessant omdat het de tijdelijkheid benadrukt. Schaamte is iets wat je te boven kunt komen, daarin onderscheidt schaamte zich van zelfhaat. En omdat er een belofte in zit: de belofte van eigenheid, van persoonlijkheid. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat alles wat eigen is vooraf moet worden gegaan door schaamte. Wie alseerste over de finish komt zal niet zeggen: ‘Dit is zó ongemakkelijk, ik wil gewoon een normaal leven leiden.’ Nee. Maar zoals trots en talent een teken zijn van eigenheid is schaamte dat ook. Tot nu toe heb ik mij voor de volgende dingen geschaamd en ben daar steeds prima uit gekomen:

-Ik heb tot mijn zesde op mijn tenen gelopen, letterlijk. Waar alle buurjongetjes hun voet volledig afrolden, sprong ik als een gazelle door de straat achter een bal aan (die ik niet had gevangen).

-Ik heb het gymnasium niet afgemaakt. Na drie jaar ben ik vwo gaan doen, omdat ik lui was. Iedereen die een calvinistische achtergrond heeft zal begrijpen dat je liever dom bent en hard werkt, dan slim en lui. Ik wil niet zeggen dat ik nou zo slim was, maar ik heb het niet eens echt geprobeerd.

-Ik heb mijn master niet afgemaakt. In mijn familie zouden we dan zeggen: ik heb mijn studie niet afgemaakt.

-Game of Thrones snap ik niet.-Sinds mijn twintigste word ik elk jaar verliefd op iemand. Elke keer krijgt dat geen vervolg.-Bij bijna alle vrouwen in mijn omgeving zit ik in de friendzone. Zoals Joey in Friends tegen Ross zegt ‘You’re mayor of the zone!’. En misschien is het feit dat ik meteen aan Friendsrefereer er ook de oorzaak van dat ik voor iedereen ‘als een broertje’ voel.

-Mijn eerste roman is genegeerd door de dag- en weekbladen (niet eens een ‘signalement’), maar doet het desondanks ‘heel goed’. Onlangs heb ik De Brief gekregen waarin staat dat de resterende oplage wordt vernietigd ‘omdat de afname het afgelopen jaar minimaal was’. De brief was elektronisch ondertekend.

-Ik masturbeer elke dag, omdat ik me anders niet kan concentreren.

-Tot mijn drieëntwintigste dacht ik dat vrouwen eigenlijk geen seks wilden, maar dat als je geluk had en je snel was je er wel mee wegkwam. Voor wie dit onaannemelijk klinkt: turf het aantal keer dat vrouwen zich zuchtend, oogrollend en negatief uitlaten over seks en seksualiteit in films, toneelstukken, televisieprogramma’s. Het is niet mijn schuld dat deze vrouwen hun clitoris en libido niet ownen, maar ik kamp wel met de beeldvorming.

-Als Paul de Leeuw in Alles is Liefde Daan Schuurmans opwacht om samen naar Daans lang verloren gewaande vader (Michiel Romeyn) te gaan moet ik huilen. Het kan ook zijn dat het ‘tweede’ glaasje witte wijn daar iets mee te maken heeft. Of dat ik met de feestdagen alleen op de bank zat.

-Dat geldt ook voor Titanic, The Notebook, Love Actually, Closer (durf ik inmiddels niet meer af te kijken) en ABBA: here we go again.

-Ik kan niet poepen met andere mensen in de buurt, ook niet als ze in de woonkamer zitten, of over de gemeenschappelijke gang van het appartementencomplex lopen. Eigenlijk is een appje al genoeg voor obstipatie. Ik weet nog niet of ik me schaam voor de grote boodschap, of dat ik me schaam voor de gedachte dat ik blijkbaar niet met andere mensen erbij naar de wc kan en dat iemands aanwezigheid me van dat onvermogen bewust maakt. Ik ben gestopt met hier verder over nadenken.

-Als mensen me vragen wat ik het liefste zelf had geschreven denk ik aan Baantjer, Joseph and the Amazing Technicolor Dreamcoat of ABBA: here we go again. Pas veel later denk ik aan het werk van Annie M.G. Schmidt of Four Weddings and a Funeral. Nog veel later denk ik aan... nee sorry, Oorlog en Vrede komt niet in me op.

-Soms maak ik een selfie, niet om aan iemand te sturen, maar om me later te herinneren dat ik mezelf op die dag op dat moment wel knap vond. Ik schaamde me zowel voor het feit dat ik mezelf onaantrekkelijk vind, als voor de plotselinge ijdelheid.

David Sedaris beschrijft in Hup Carolina een schaamtevolle gebeurtenis in zijn jeugd. Hij wordt uit de klas gehaald door juffrouw Samson, een spraakdocente die hem moet helpen minder te slissen. Ze wijst hem nadrukkelijk op zijn gebrek, zo nadrukkelijk dat David besluit er iets aan te doen. Hij gebruikt geen woorden meer met een s-klank. Terwijl zij hem in een klein kantoortje, de bandrecorder paraat om hem op elke fout te wijzen, juist probeert te verleiden om woorden met een f, th, s en z uit te spreken, om zo zijn tong te trainen; tijdens sessies spreekt hij niet van ‘dus’, maar van ‘dientengevolge’, dingen worden niet ‘gesteld’, maar opgeworpen, en hij zou Miss Samson natuurlijk nooit ‘sarren’, maar misschien wel ‘plagen’. Dit resulteert in een loopgravenoorlog die pagina’s lang doorgaat. Gedurende het verhaal blijkt dat de leerlingen die bijles krijgen van Samson meer gemeen hebben dan alleen een spraakgebrek. Allemaal waren het jongens met plakboeken, jongens die zelf gordijnen maakten, rozenbottels plukten voor potpourri – en zo gaat Sedaris door met de vele tekens opsommen die allemaal met zijn kennis van nu dezelfde kant op wijzen. Inmiddels woont Sedaris samen met zijn partner Hugh in West Sussex. Hij kreeg daar al snel lokale faam omdat hij ’s avonds het vuil uit de berm van de omliggende wegen verzamelt, als hobby. Als blijk van waardering is er een vuilniswagen die zijn naam draagt.

Je treedt naar buiten, komt mensen onder ogen, en daarna trek je je met een rood hoofd terug tot er iets gebeurt dat je helpt om ermee in het reine te komen. Dat iets kan een kort humoristisch verhaal zijn, of een plaagstootje van de lokale vuilnisdienst. Ik heb mezelf altijd als handelend object gezien, als dader, en niet als slachtoffer. Ik ben niet Roodkapje, ik ben de wolf of de jager. In het sprookje eet de wolf het onschuldige slachtoffer op, en de jager bevrijdt haar en neemt wraak voor haar. Allebei laten ze haar duidelijk merken dat ze slechts een speelbal is in hun respectievelijk tragische werdegang of heldenepos. Zo heb ik ook de affaire willen opschrijven, als iets waar ik zelf de veroorzaker van ben. Korter door de bocht zou ook kunnen: die oudere man, met meer levenswijsheid, macht en aanzien, heeft mij misbruikt. Maar om eerlijk te zijn boezemt die versie me meer angst in. Het idee dat ik geen controle heb, dat ik feilbaar ben. Liever span ik zelf iemand voor mijn karretje dan dat ik de ezel ben. Dan dat ik me als een Roodkapje laat overvallen, en een schijnhoofdpersonage blijk te zijn. Dan mezelf maar liever ingraven, zoals David Sedaris, dan maar geen s-klanken meer. Daarmee wil ik niet nu alsnog suggereren dat hij een dader is. Want wat voor iemand zou ik dan zijn?

De bundel Sfinx - dertien essays over de man verschijnt 12 februari. Lees hier meer over de bundel.

Meer Mondo? Volg ons op Instagram & Facebook