Dit zijn de vragen van de 23e editie van de Nationale Wetenschapsquiz, uitgezonden in 2016.

Hieronder alle 11 publieksvragen en 9 korte vragen uit de uitzending. Meteen naar de antwoorden? Klik hier.

De hoofdvragen

Vraag 1: Waarom wordt Proxima b ‘bewoonbaar’ genoemd?

A. De planeet staat dicht bij zijn ster        
B. Er is water aanwezig
C. De planeet is klein en rotsachtig

Vraag 2: De Duitse en Engelse taal behoren beide tot de Germaanse taalfamilie. Waardoor heeft het Duits een compleet systeem van geslachten en naamvallen en het Engels niet?

A. Engeland had meer immigranten dan Duitsland.
B. Na de Industriële Revolutie is de grammatica vereenvoudigd.
C. Op de geïsoleerde Britse Eilanden heeft het Engels nooit naamvallen en geslachten ontwikkeld.

3. Hoe komt het dat muggengezoem zo moeilijk te lokaliseren is?

A. Doordat muggengezoem gemakkelijk weerkaatst wordt
B. Doordat muggen spelen met het volume, waardoor ze soms verder weg en soms dichterbij lijken te zijn
C. Doordat muggengezoem een vrij monotoon en constant geluid is

4. Je wilt met een laser een ballon laten knappen. Met welke combinatie lukt dit het snelst?

A. Met een rode laser op een rode ballon
B. Met een groene laser op een rode ballon
C. Met een blauwe laser op een witte ballon

5. Magnus, Vladimir en Anish spelen in één week een aantal schaakwedstrijden. De winnaar van elk potje speelt vervolgens tegen degene die daarnet niet speelde. Aan het eind van de week heeft Magnus 10 keer gespeeld, Vladimir 15 en Anish 17. Remise kwam niet voor. Wie heeft het tweede potje schaak verloren?

A. Magnus
B. Vladimir
C. Anish

6. In gebieden die op een hoge breedtegraad liggen, hebben mensen over het algemeen een lichte huidskleur. Waarom hebben de Inuit dan wel een bruine huid?

A. Hun dieet bevat zo veel vitamine D dat zonlicht maar een kleine rol speelt bij het aanmaken van deze vitamine.
B. Tijdens de poolzomer is het zo lang licht, dat hun lichaam voldoende vitamine D aanmaakt.
C. Door de witte omgeving is het weinige zonlicht waaraan ze blootgesteld worden veel feller. Hierdoor maakt hun lichaam toch voldoende vitamine D aan.

7. Welke bevolkingspiramide is die van China?

A. 1
B. 2
C. 3

8. Waardoor wordt de zwaartekracht tegengewerkt in dit experiment?

A. Door supergeleiding
B. Door magnetisme
C. Door geluid

9. De wereldrecords voor 1500 meter schaatsen, 800 meter hardlopen en 200 meter zwemmen zijn ongeveer 1 minuut 40 seconden. Welk record kan op 2000 meter hoogte het meest verbeterd worden?

A. 200 meter zwemmen.
B. 800 meter hardlopen.
C. 1500 meter schaatsen.

10. Als een baggerschip zand van de bodem van een meer in zijn ruim pompt, zal het waterpeil in het meer:

A. Dalen
B. Gelijk blijven
C. Stijgen

11. Het blauwe en het gele rechthoekje lijken met een wisselende snelheid te bewegen, maar dat is niet zo. Wat kan de oorzaak zijn van deze optische illusie?

A. Hoe lager het contrast, hoe langzamer een object lijkt te gaan
B. De nabeelden van de bewegende rechthoekjes lijken ze te vertragen
C. Blauw en geel zijn complementaire kleuren

De korte vragen

1. Stel, je hebt jezelf in je vinger gesneden. Hoe kan je de pijn het beste verminderen?

A.  Door met een omgekeerde verrekijker naar je vinger te kijken.
B.  Door hardop ‘Let it be’ te zingen.

2. Hoe komt het dat de zangkanarie in het voorjaar complexere deuntjes zingt dan in het najaar?

A. In het najaar krimpt een deel van zijn hersentjes
B. In het najaar neemt de spierkracht in zijn strottenhoofd af

3. Neem twee identieke weegschalen en ga met je linkervoet op de ene en met je rechtervoet op de andere staan. Welk gewicht geven de weegschalen aan?

A. Beide geven de helft van je gewicht aan.
B. Beide geven je gehele gewicht aan.

4. Wat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek een effectief middel te zijn tegen hooikoorts?

A.  Dagelijks een half uur zoenen.
B.  Dagelijks verse wiet roken.

5. Welk dier stamt rechtstreeks af van de dinosauriërs?

A. De kolibrie.
B. De schildpad.

6. Stijgt de temperatuur in je mond als je pittig eet?

A. Ja.
B. Nee.

7. In veel middeleeuwse handschriften zijn tekeningetjes in de kantlijn te vinden. Welke bewering hierover is juist?

A.  De tekeningen zijn voorstudies van boekillustratoren.
B.  De tekeningen zijn gemaakt door schrijvers die hun pennen wilden uitproberen.

8. Veel beleggers verkopen hun aandelen als de koers daarvan stijgt ten opzichte van de aanschafwaarde. Is dat een goede strategie om je winst te maximaliseren?

A.  Ja.
B.  Dit weet je niet.

9. Dit vogeltje, de grote franjepoot, zwemt regelmatig rondjes. Wat is het nut van dit gedrag?

  • A.  Zo creëert hij een wervelstroom waarmee zijn voedsel omhoog wordt gevoerd.
  • B.  Zo oriënteert hij zich op het aardmagnetisch veld.