Dichtbevolkte steden zijn corona-brandhaarden. Hoe maken we de stad pandemie-proof? 'Geef, net zoals vroeger, de arbeider meer licht en lucht,' zegt hoogleraar bouwkunde Dick van Gameren.

Marion Koopmans, viroloog en lid van het Outbreak Management Team, waarschuwt er al jaren voor: we hebben ons als mensen kwetsbaar gemaakt voor grootschalige virusuitbraken. Toen dat bewaarheid werd met de rappe verspreiding van het coronavirus in maart dit jaar, klonk de waarschuwing van de viroloog harder dan ooit te voren: als we op deze voet doorgaan, gaan we vaker te maken krijgen met de pandemie.

En dat heeft alles met hoe we leven in steden. Steeds meer mensen trekken naar de stad, dicht op elkaar. Dieren en mensen bevinden zich vaak in hetzelfde leefgebied, waardoor virussen bijvoorbeeld via vleermuizen en schubdieren makkelijker kunnen overspringen op ons.

Bovendien: eenmaal in de stad verspreidt het virus zich razendsnel. Koopmans vindt dat we daar rekening mee moeten houden bij hoe we steden inrichten. Ze wijst in de Tegenlicht-podcast Future Shock op de sociale ongelijkheid die er bestaat: ‘Dat is een groot probleem. Je hebt wijken waar mensen prima afstand kunnen houden, thuis kunnen werken, toegang hebben tot alle voorzieningen. In arme wijken is dat veel minder. Je ziet dan ook dat die brandhaarden worden.’

Rotterdam, een ware coronabrandhaard

Grote steden met grote sociale problematiek zijn dus een verspreidingsgevaar. Hoogleraar bouwkunde aan de TU Delft Dick van Gameren ziet hetzelfde beeld. Hij geeft een extreem voorbeeld: de Indiase stad Mumbai. ‘Daar zijn veel mensen de afgelopen jaren van sloppenwijken naar eigentijdse stadswijken verhuisd. Officieel is het een verbetering, maar de armste mensen wonen er zo dicht op elkaar gepakt - in feite is het een verslechtering.’

Corona sloeg er hard toe, maar ook daarvoor doken er al ziektes op die bij ons tot het verleden behoren, zoals de longziekte tuberculose. ‘Als meer mensen naar de steden trekken – en dat gaat gebeuren – moet je gezondheidsproblemen niet aanwakkeren, maar proberen te verzachten. Dat is hier niet gebeurd. Je mag hopen dat we dat in de toekomst anders gaan doen,’ aldus Van Gameren.

'Je moet gezondheidsproblemen niet aanwakkeren, maar oplossen'

Hij was onlangs te gast bij de online conferentie Lof der Gezondheid, georganiseerd door het Erasmus Medisch Centrum. Samen met onder anderen Koopmans werd gesproken over de toekomst na corona en perspectieven op de gezondheidszorg. Van Gameren sprak er over de rol van de steden bij de bestrijding van pandemieën, in het bijzonder Rotterdam.

Want hoewel de problemen er natuurlijk bij lange na niet zo groot zijn als in de Indiase metropool, bleek Rotterdam wel een coronahaard in de tweede golf: een snel oplopend aantal besmettingen en ziekenhuizen die de toestroom van patiënten maar ternauwernood aankonden.

Burgemeester Ahmed Aboutaleb – zelf besmet geraakt – dacht wel te weten hoe dat kwam. Hij verwees in zijn verklaring in NRC Handelsblad naar Rotterdam-Zuid: arm, laagopgeleid, veel mensen met een migratie-achtergrond. ‘Op Zuid’, zoals de Rotterdammers zeggen, wonen meer dan 200.000 mensen. Het virus gedijt goed als mensen op elkaar wonen, in kleine woningen met relatief grote gezinnen. Eén lid neemt het virus mee en prompt is de hele familie besmet.

Voor veel mensen is het eigen huis het beste vaccin tegen het virus, maar dat geldt niet als je kleinbehuisd bent.  Door corona is de drukke stad sowieso een gevaarlijke plek geworden. Je hebt er nauwe straten, woontorens, flatgebouwen waar je geen afstand kan houden en volle supermarkten en winkels.

‘Door corona is de drukke stad een gevaarlijke plek geworden’

Mensen met een hoog inkomen en gezin kunnen de stad eenvoudiger ontvluchten. Voor hen lonkt de landelijke omgeving. Er is rust, ruimte en natuur. En vooral: geen rondwarend virus. Ze kunnen een verhuizing en een groter huis betalen. Bovendien is thuiswerken geen taboe meer. Het zal de nieuwe werkelijkheid zijn, ook als het virus is uitgedoofd.

Maar voor veel mensen in de grote stad is die luxe niet weggelegd. Rotterdam, Amsterdam, Mumbai, Jakarta, New York – de stad is hun levensader. Ze hebben of vinden er werk: als politieagent, in de schoonmaak, als taxichauffeur, maaltijdbezorger, in een supermarkt of kledingwinkel. Thuiswerken is er niet bij.

Een duik in het verleden

De stad biedt een zekere mate aan bestaanszekerheid. Het is voor velen dé reden erheen te trekken en die stroom zal niet opdrogen. Tegelijkertijd zullen we in de toekomst, juist ook omdat al die honderdduizenden nieuwe stedelingen samenklonteren, meer virusuitbraken zien. We hebben dus te maken met een realiteit waar we maar beter iets op kunnen verzinnen, maakt Van Gameren duidelijk. We dienen de stad pandemieproof te maken. Maar hoe?

Zoals wel vaker, biedt de geschiedenis handvatten. Ziekten die zich snel over de populatie verspreiden, zijn immers geen nieuw verschijnsel. Van Gameren: ‘Pandemieën, ziekten en virusuitbraken hadden in de negentiende eeuw al een enorme impact op hoe onze steden eruitzien.’  In die eeuw van verstedelijking en industrialisering werd Europa geteisterd door verschillende cholera-uitbraken.

Zo verloor een stad als Hamburg in 1892 in een klap 1,5 procent van zijn inwonertal ten gevolge van de dodelijke darmziekte. Ook Nederland kreeg binnen dertig jaar drie keer met ingrijpende cholera-epidemieën te maken. Tienduizenden mensen overleden.

Omdat cholera werd veroorzaakt door verontreinigd drinkwater en slechte hygiënische omstandigheden, moest er, vooral in de steden, iets gebeuren aan de woonsituatie. Veel arme mensen, vaak ook arbeiders met een schamel loon, waren gehuisvest in een krotten, dicht op elkaar, veelal zonder sanitaire voorzieningen als riolering en eigen wc. Begin twintigste eeuw stak ook nog eens de longziekte tuberculose (tbc) de kop op.

'in snelgroeiende steden kregen arbeiders - vaak letterlijk - weer lucht

Mensen hadden orde, hygiëne en ruimte nodig. En recreatie in het groen, om de hardwerkende arbeiders ook wat ontspanning en vrije tijd te gunnen. Vandaar dat in verschillende snelgroeiende steden plannen werden gemaakt om de arbeiders – vaak letterlijk - lucht te geven.

In Hilversum – een dorp dat vanwege de tapijtindustrie razendsnel uitgroeide tot een stad - ontwierp directeur Publieke Werken Willem Dudok vlakbij de heide karakteristieke tuinwijken. Ze bestaan uit oranjekleurige huisjes met dito daken, en wat meteen opvalt: allemaal een eigen tuintje en veel groen op straat en op pleinen. Dudok schreef in totaal 25 woningbouwcomplexen voor fabrieksarbeiders op zijn naam in Hilversum, die allemaal volgens hetzelfde ruimtelijke principe werden gebouwd.

Ook in havenstad Rotterdam kwamen, onder druk van de nijpende volksgezondheid, dit soort buurten tot stand. Een voorbeeld is de naoorlogse wijk Pendrecht – appartementenblokken in het groen. Met veel recreatiemogelijkheden: picknicken in het gras en voetballen op grasveldjes. Ook de woningen zelf staan in het teken van de volksgezondheid. ‘De appartementen moesten lucht en licht hebben,’ zegt Van Gameren. ‘En niet één, maar allemaal. Zonder uitzondering, voor iedereen.’

'Het geheugen in de stedenbouw is kort. Moedwillig kort, omdat anders bouwen natuurlijk veel geld kost'

Niet in het wilde weg gaan bouwen

Lucht en licht - dat geldt zeker niet voor de huidige huizenmarkt. Nederland kent al jaren forse woningnood. Daarom moeten er binnen tien jaar zeker èèn miljoen woningen worden gebouwd. Die plannen bieden kans om postpandemisch te bouwen, zou je zeggen. De blauwdruk ligt al klaar: we hoeven alleen maar naar het verleden te kijken voor inspiratie.

Maar zo makkelijk gaat dat niet. We hebben maar weinig van onze stedenbouwkundige geschiedenis geleerd, zegt Van Gameren: ‘Het geheugen in de stedenbouw is kort. Moedwillig kort, omdat anders bouwen natuurlijk veel geld kost. Dat speelt vooral in arme landen met een enorme trek naar de stad. In Nederland speelt het ook, maar op veel kleinere schaal.’

In Nederland is altijd wel behoefte aan nieuwe woningen. ‘Wat je dan vaak ziet, is dat we weer veel van hetzelfde gaan bouwen.’ Een beetje comme d’habitude dus, zoals we dat gewoon zijn. Hij pleit ervoor om die automatische piloot van zo snel mogelijk bouwen los te laten. Want anders zitten we over twintig jaar weer met huizen die, bij een volgende virusuitbraak, niet pandemieproof zijn.

Hoogbouw lijkt vaak dé oplossing om veel mensen te kunnen huisvesten. Maar woon- en kantoortorens zijn tijdens de coronacrisis knelpunten gebleken. Smalle gangen waarbij je nauwelijks anderhalve meter afstand kan houden. Ruzies bij liften omdat je niet meer met z’n allen naar de twintigste etage kan zoeven. Om nog maar te zwijgen van het hygiënische aspect.

Onderzoek wees uit dat virusdeeltjes, de zogenoemde aerosolen, tot wel vijftien minuten blijven hangen in een krap lifthokje. Het middelste stuk van De Rotterdam, het 150 meter hoge torencomplex van de wereldberoemde architect Rem Koolhaas, is tot nader order gesloten. Normaal werken er gemeenteambtenaren, maar die kunnen er nu niet coronaproof werken. De zilverkleurige blikvanger aan de Maas is binnen een paar maanden tijd verworden tot een onbruikbaar gebouw.

'Als we straks allemaal meer thuiswerken, moeten we ook binnen voldoende bewegingsvrijheid hebben'

Compacte laagbouw met veel groen

Stapeling – het grootstedelijke ideaal - is voor veel mensen helemaal niet aantrekkelijk. Ja, voor hen die graag solo door het leven gaan, misschien. Maar als je een gezin hebt, wil je ruimte en groen. Allemaal redenen om, als alternatief voor hoogbouw toe te werken naar compacte, intense laagbouw, aldus Van Gameren: ‘Als je dat goed doet, kun je net zoveel mensen huisvesten als bij hoogbouw.’

Een keuze voor compacte laagbouw betekent, net als bij hoogbouw, verdichting van de stad. Maar dan met kleine eengezinswoningen, dicht bij elkaar, met hofjes en tuintjes. De revival van de oerhollandse rijtjeswoning, zou je kunnen zeggen. Een stad als Groningen heeft een traditie van stadsverdichting, die teruggaat naar de jaren zeventig. Daardoor kan het op een relatief klein oppervlak meer inwoners kwijt. Een plek waar het ook fijn toeven is, buiten én buiten.

Van Gameren: ‘We moeten vooral ook kijken naar de ruimte van de woningen zelf. Als we straks allemaal meer thuiswerken, moeten we ook binnen voldoende bewegingsvrijheid hebben. Zeker als je spreekt over meerdere mensen: kinderen, stellen, studenten.’ En als je al kleine huizen bouwt, zou je volgens hem moeten zorgen dat je binnen mum van tijd twee kleine woningen kunt samenvoegen tot een grotere woning. ‘Gesloopt hebben we in het verleden al genoeg. Daar moeten we vanaf.’

Moeten tot slot virologen niet een plek krijgen aan de stedenbouwkundige tafel? Gezondheid, techniek en stedenbouw hangen van oudsher met elkaar samen. Dat waren we even vergeten, zegt Van Gameren, maar corona heeft ons met de neus op de feiten gedrukt. ‘De TU Delft had al een nauwe samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum, maar door deze confrontatie met corona staat deze hechte band weer helemaal op de agenda.’