Natuurvernietiging, zoals ontbossing, verandert de wereld in een knaagdierenparadijs. Precies het recept voor een nieuwe pandemie. Hoe kunnen we dat voorkomen?

De builenpest die in middeleeuws Europa toesloeg kwam van woestijnratten, het dodelijk HIV-virus van gekooide apen, Ebola en Zika van chimpansees, Sars en Mers van vleermuizen, Malaria van muggen, Q-koorts van koeien, schapen en geiten, de Mexicaanse griep van varkens, en Covid-19 waarschijnlijk van een vleermuis of pangolin.

Bijna elk virus dat we kennen is via een dier bij ons terechtgekomen. Doordat mensen het eten, er direct of indirect door gebeten worden (via een mug, teek of vlo), of er anderszins de interactie mee aangaan.

Met het vaccin in het verschiet komt het einde van de coronapandemie in zicht. Toch waarschuwen veel wetenschappers dat we niet te vroeg moeten juichen. We kunnen elk moment weer ten prooi vallen aan een nieuw virus. In het dierenrijk waren namelijk rond de zevenhonderdduizend potentiële pandemieën rond. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze rampen ons bespaard blijven?

het regenwoud: broedplaats van pandemieën

Ieder jaar vinden onderzoekers rond de vijf nieuwe zoönosen. Ze borrelen vooral op in de grensgebieden tussen mens en wildernis. Bijvoorbeeld aan de randen van regenwouden in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Doordat in deze wouden veel verschillende knaagdieren, insecten, primaten elkaar ontmoeten, verspreiden ziektes zich er razendsnel. Deze dieren worden zelf niet ziek, omdat virussen er baat bij hebben dat hun gastheren in leven blijven.

Zo kunnen virussen jaren - zelfs eeuwen - lang samen met diersoorten leven en evolueren. Dit was altijd al zo, maar in de afgelopen dertig jaar zien onderzoekers het aantal zoönosen dat op mensen overspringt toenemen. En daarmee ook de kans op nieuwe pandemieën. Daar zijn grofweg vier verklaringen voor: klimaatverandering, monocultuur, ontbossing en globalisatie.

'De wildernis die voorheen een sudderende sous vide was, is nu een borrelende snelkookpan'

wat klimaatopwarming doet met virussen

De regenwouden die zoveel virussen huisvesten zijn complexe ecologische systemen, waar constante competitie en symbiose dierpopulaties in balans houden. Elke vogel, plant, schimmel, en vis is van belang. Maar omgeslagen weersomstandigheden en snel stijgende temperaturen schoppen deze ecosystemen compleet door de war. Planten wijken bijvoorbeeld af van de seizoensveranderingen en houden hun knoppen dicht. Insecten, naarstig op zoek naar voedsel, verhongeren. Insectivore vogels migreren naar andere plaatsen, of overleven de tocht niet. Dierpopulaties storten in.

Je zou misschien denken dat door de krimpende biodiversiteit het aantal virussen ook afneemt. Maar niets is minder waar. In de veranderde, compacte regenwouden komen dieren die nooit met elkaar in contact zouden komen ineens heel dicht op elkaar te wonen, wat de verspreiding van virussen alleen maar versnelt. De wildernis die voorheen een sudderende sous vide was, is nu een borrelende snelkookpan. 

Soorten die nog wel gedijen in deze verschraalde omgevingen gaan woekeren, creëren voedselschaarste en verwoesten hun eigen leefomgeving. En laten de meest volhardende overlevers nu net de soorten zijn die het vaakst zoönosen bij zich dragen: knaagdieren, vleermuizen, en muggen. Een monocultuur van dit soort dieren is voor virussen een waar mutatieparadijs. Zulke ecosystemen bestaan al, bijvoorbeeld in de steppes van Midden-Azië waar het krioelt van de knaagdieren. Hier is vermoedelijk ook de builenpest ontstaan, tot op de dag van vandaag een van de dodelijkste ziektes in de menselijke geschiedenis.

'Vorig jaar werd de Aziatische tijgermug gespot in meer dan vijf verschillende Nederlandse gemeenten'

wat ontbossing en monoculturen doen met virussen

Grootschalige ontbossing zorgt ervoor dat steeds meer knaagdieren en insecten hun habitats verruilen voor landelijk of stedelijk gebied. De wereldwijde handel in planten biedt ze daarbij een handige, snelle infrastructuur om ongezien tussen continenten te reizen. In een steeds warmer wordend Europa zien tropische muggen hun kans schoon om zich voorgoed te nestelen. We merken dit vaak pas als het al te laat is.

Vorig jaar werd de Aziatische tijgermug gespot in meer dan vijf verschillende Nederlandse gemeenten. Deze soort kan verschillende ziektes overdragen, zoals knokkelkoorts of het Zika-virus. De mug is waarschijnlijk in Nederland beland via de bamboehandel met China. Door de steeds zachtere winters en de weinige natuurlijke vijanden geniet hij in ons vochtige klimaat een grote overlevingskans. 

De illegale dierenmarkt in Wuhan kreeg al snel de schuld van Covid-19. Maar de dagelijkse, legale wijze waarop we wereldwijd handelen in levende organismen kan evengoed leiden tot de verspreiding van ernstige ziektes.

Nederland zelf heeft door de eikenhandel de processierups in Groot-Brittannië geïntroduceerd. En via veetransport binnen het Europese vasteland kunnen ziektes onder geiten, koeien of varkens gemakkelijk lange afstanden overbruggen. De veehouderij is bovendien meermaals de spil geweest in het verspreiden of muteren van gevaarlijke ziektes. Denk maar aan de Deense nertsenfokkerijen die al binnen korte tijd een nieuwe variant van Covid-19 hadden gereproduceerd.

overleven in een tropisch Europa

Is het tij nog te keren? Deels. Behoud en herstel van regenwouden biedt dieren omvangrijke, diverse leefgebieden en zet zo de snelle verspreiding van virussen op een lager pitje. Acht jaar geleden maakte de World Bank een inschatting van de jaarlijkse kosten wereldwijd om te voorkomen dat nieuwe zoönosen tot een pandemie leiden: 2,8 miljard euro.

Als je dit geld gebruikt om natuurgebieden uitgebreid te monitoren, te herstellen, te beschermen tegen illegale handel in wilde dieren, en investeert in biologische landbouw op basis van polycultuur voorkom je economische schade die een veelvoud is van deze investering.

Maar daarmee is het nog niet opgelost. Stijgende temperaturen, drogere zomers en nattere winters zullen ons klimaat binnen een handjevol decennia steeds meer doen lijken op dat van de landen waar bijvoorbeeld de malariamug nog altijd in grote getale rondvliegt. Sinds de jaren zeventig is deze parasiet in Europa erg zeldzaam. Maar onderzoekers waarschuwen dat oplopende temperaturen in combinatie met veel reisverkeer de kans op terugkeer verhogen.

Voor deze ziekte hebben we inmiddels voorzorgsmaatregelen. Bovendien kan hij niet van mens op mens overspringen, en maakt onze gezondheidszorg de kans nog steeds heel klein dat het opnieuw hier een grootschalige bedreiging wordt

'Biodiversiteit werkt overal als een buffer. Hoe meer verschillende vogels, vissen en insecten we hebben, hoe groter de kans dat er eentje tussen zit die wel zo’n malaria- of tijgermug lust'

hoe we ons beter kunnen indammen

Ook Nederland kan zich via de natuur beter indammen tegen nieuwe ziektes. Want biodiversiteit werkt overal als een buffer. Hoe meer verschillende vogels, vissen en insecten we hebben, hoe groter de kans dat er eentje tussen zit die wel zo’n malaria- of tijgermug lust. Deze natuurlijke vijanden, zoals spinnen, libellen en goudvissen, zullen minder snel mensen besmetten.

Ook moeten we nadenken over hoe we de veehouderij anders kunnen inrichten of helemaal ontmantelen, aangezien stallen belangrijke broeinesten zijn voor virussen. Dieren in kleinere aantallen in de buitenlucht houden is niet alleen diervriendelijker, het helpt ook om virusverspreiding te beperken.

Met zoveel wegen om de mens te bereiken zijn zoönose-uitbraken nooit helemaal te voorkomen. We zullen er deels mee moeten leren leven, en ons zorgsysteem beter bestendigen tegen overbelasting. Maar door anders met de natuur om te gaan kunnen we wel het aantal virussen dat ons bereikt zoveel mogelijk beperken. Door de natuur gezond te houden, redden we ook onze eigen gezondheid.