Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad van 27 februari 2012

Auto voor de deur, vakantie in Turkije. De middenklasse in Iran is niet bereid alles te riskeren in een gevecht tegen de staat.

De afspraken op Facebook waren gemaakt, op de satellietzenders waren de routes voor de betogers al doorgegeven. Maar er kwam bijna niemand opdagen tijdens de laatste poging van de Iraanse oppositie om een demonstratie te houden.

De autoriteiten waren op alles voorbereid. De politie was in opperste staat van paraatheid gebracht en stond klaar in slagorde, de arrestatiebusjes waren in de steegjes rond de centrale Engehelabstraat geparkeerd. Maar de vertegenwoordigers van de 'Groene beweging', die in 2009 miljoenen mensen op de been bracht tijdens anti-regeringsdemonstraties, lieten het op 14 februari volledig afweten.

Die avond zaten in Teheran de restaurants wel vol. Nippend aan nep-bier en druivensap in wijnglazen gaven verliefde stelletjes elkaar pluchen rode harten, om zo het westerse, commerciële Valentijnsfeest te vieren. Op de achtergrond klonk de Britse zangeres Adele, kaarsjes fonkelden, handen werden vastgehouden.

Op het eten en de non-alcoholische drankjes na is ongeveer iedere hierboven beschreven handeling verboden door de shi'itische geestelijken die Iran regeren, maar de jongeren in het restaurant deden wat ze altijd doen: in plaats van te protesteren tegen de verstikkende leefregels, proberen ze die juist zo goed en zo kwaad als het gaat te negeren.

Komende vrijdag worden in Iran parlementsverkiezingen gehouden. Reken niet op protesten, of andersoortige volkswoede. De passiviteit van de weg van de minste weerstand zal overheersen. Hoewel oppositieleden in het buitenland hebben opgeroepen tot een boycot van de verkiezingen, zal dat weinig indruk maken. Iraniërs hebben zich afgekeerd van politiek, sommigen zullen stemmen om een stempel in hun identiteitskaart te krijgen, anderen zullen thuis blijven. Maar een strategie zit er niet achter.

Wat is er met de Iraniërs aan de hand? Bijna drie jaar na hun opstand, die begon met protesten tegen de twijfelachtige verkiezingsoverwinning van president Mahmoud Ahmadinejad, waren ze de eersten in het Midden-Oosten om met miljoenen tegelijk de straat op te gaan tegen hun leiders.

De demonstranten waren een dwarsdoorsnede van de grootste groep Iraniërs, buschauffeurs die dubbele diensten draaien om hun dochters naar de universiteit te sturen, artsen in opleiding en religieuze vrouwen, een brede middenklasse. Wat hen bond waren niet alleen hun eisen, voor meer vrijheid, minder corruptie en betere relaties met het buitenland, maar ook een stijgend opleidingsniveau, toenemende welvaart en de bewustwording dat de staatsideologie haar langste tijd had gehad.

Weer waren de Iraniërs de revolutionaire motor van de regio. In 1979 was het de politieke islam die met de Iraanse revolutie en ayatollah Khomeiny zijn intrede deed op het wereldtoneel. Nu was het de bewust leiderloze middenklasse die wars van ideologie het naleven van individuele rechten opeiste. In een van de meest autoritaire landen ter wereld vormde zich een burgerschapsbeweging.

De protesten werden vastbesloten neergeslagen, met geweld dat was toegesneden op de doelgroep van burgers die voornamelijk vreedzaam protesteerden. Angstaanjagende leden van de paramilitaire baseej-strijdmacht met knuppels en kettingen zorgden ervoor dat de losgeslagen middenklasse weer snel thuis achter de plasma-televisie ging zitten.

Op die televisie zagen ze later hoe Arabieren in Tunesië, Egypte en Libië ook de straat op gingen. Wie voorbij ging aan de culturele verschillen hoorde dezelfde eisen: vrijheid, burgerschap, verandering.

Zonder leiderschap of vastomlijnde ideologie, met slechts als doel 'verandering' trokken de Arabische demonstranten, voornamelijk vertegenwoordigers van de middenklasse naar pleinen, straten en hoofdsteden om uiteindelijk hun leiders wél ten val te brengen.

Het regime in Teheran gooide ondertussen het roer radicaal om. Andersdenkende politici werden massaal gearresteerd, net als demonstranten van wie er enkelen als waarschuwing werden opgehangen. Via de staatstelevisie werden de demonstranten gereduceerd tot een verwarde groep individuen, misleid door westerse veiligheidsdiensten die als doel hadden het Iraanse leiderschap omver te werpen.

De Arabische revoluties zijn overigens wel in orde, zo vinden de machthebbers in Iran. Zij betitelen ze als islamitische ontwakingen, gemodelleerd naar de Iraanse islamitische revolutie, in tegenstelling tot de door het Westen georganiseerde protesten in hun eigen land.

Maar het ideologisch herschrijven van de ongemakkelijke binnenlandse episode is lastig gebleken, omdat Iran de afgelopen vijftien jaar fundamenteel is veranderd. Voorheen gold als ideaal de religieuze revolutionair met een sober, zedig leven. Tegenwoordig is het rolmodel de burger uit de brede middenklasse die zich definieert door middel van opleiding en toegenomen welvaart.

Net als elders in de wereld heeft globalisering de levens van veel Iraniërs in korte tijd onherroepelijk veranderd.

Na de islamitische revolutie gingen vrouwen die onder het bewind van de autocratische, maar westerse sjah door hun families thuis werden gehouden, massaal studeren. Vandaag zorgen zij ervoor dat hun dochters en zonen dat ook doen. Ieder jaar melden zich twee miljoen nieuwe studenten aan. Het zijn er zoveel dat ze een jaarlijkse braindrain van ongeveer 150.000 afgestudeerden naar het buitenland hebben geproduceerd.

Door een toename van welvaart, dankzij de stijging van de olieprijs, maakten Iraanse taxichaffeurs, liftmonteurs en kantoorklerken in het eerste decennium van deze eeuw kennis met de stranden van het Turkse Antalya of de glanzende shoppingmalls van Dubai.

Terug thuis, verrast door de wereld buiten de islamitische republiek, schaften ze illegale satellietschotels aan waarmee ze tegenwoordig vijftig Perzisch-talige zenders kunnen ontvangen. De bevolking omarmde massaal internet. Ter vergelijking, Iraniërs waren in 2004 direct een van de grootste groepen op Orkut, een sociaal netwerk, terwijl toen in Nederland Hyves pas net populair werd.

Alle veranderingen kwamen bovenop een trek naar de stad, die al eerder was begonnen. Meer dan 70 procent van alle Iraniërs woont tegenwoordig in een stad.

Ons leven is in korte tijd op zijn kop gezet, zegt Mahnaz Mahori, een psychologe. We kunnen het bijna zelf niet meer bijhouden.

Het besef dat de staat en de invloedrijkste bevolkingsgroep van het land uit elkaar groeien, werd het duidelijkst toen opperste leider ayatollah Ali Khamenei de radicale president Mahmoud Ahmadinejad steunde zodat deze in 2005 zijn eerste verkiezingsoverwinning boekte. Het was een bewuste keuze om Iran traditioneel te houden, zo zei hij in een toespraak: Ahmadinejad is onze laatste pijl in de strijd tegen het modernisme.

In hun wens om de tijd stil te zetten nemen de leiders steeds dramatischer stappen. De wortels van het probleem worden steevast genegeerd; in plaats daarvan proberen ze de gevolgen weg te poetsen. Satellietschotels worden door de politie van tijd tot tijd symbolisch van de daken gehaald, al is dat volledig zinloos in de miljoenensteden. Directe vluchten naar de stranden van Turkije, waar drank vloeit en in bikini's wordt gefeest, zijn tijdelijk afgeschaft, zodat men nu eerst naar Istanbul en van daaruit verder moet vliegen. Het internet heet tegenwoordig 'filternet' in Iran, omdat vrijwel alle websites zijn geblokkeerd.

Hoe meer moeite de Iraanse leiders moeten doen om mensen in het gareel te houden, des te duidelijker het wordt dat de staatsideologie op sterven na dood is.

De overheid zelf lijkt de weg kwijt. Tijdens de verjaardag van de revolutie, in de eerste tien dagen van februari, werd de terugkeer van wijlen ayatollah Khomeiny uit zijn ballingschap in Parijs in 1979 in scene gezet. Tijdens een houterige ceremonie werd een reusachtige kartonnen Khomeiny de vliegtuigtrap afgedragen terwijl een erewacht in het gelid stond. Zelfs de conservatieve media schreeuwden moord en brand: hoe kon het dat het erfgoed van de revolutie zo te schande werd gemaakt?

Al met al zou dit het moment voor verandering moeten zijn. Toch blijven de Iraniërs thuis en wachten ze af terwijl het land steeds verder onder druk komt te staan van buitenlandse sancties en oorlogsdreiging wegens zijn omstreden nucleaire programma.

Daar hebben de Iraniërs ook een reden voor. Toen de revolutie van 1979 een islamitisch regeringssysteem bracht, vonden velen dat ze lelijk waren bedrogen.

We wisten niet waar we aan begonnen, zegt Behzad Feizbakhsh, een zakenman die destijds enthousiast aan de revolutie meedeed. Niemand had verwacht dat het zo zou uitpakken. Tijdens de protesten van de Groene beweging werkte deze angst als handrem.

Nu heeft de middenklasse zich cynisch teruggetrokken in haar huizen. Online, op Facebook, klaagt en discussieert ze maar ze gaat niet de straat meer op.

Het leven is weer hoe het was voor de protesten van drie jaar geleden: de staat probeert de middenklasse te negeren, en de burgers op hun beurt doen alsof alle extreme uitlatingen van hun leiders geen gevolgen voor hun individuele levens zullen hebben.

Uiteindelijk houdt de middenklasse de Iraanse leiders zelf in het zadel. Want met de nieuwe auto voor de deur, de opleiding van het kind om te betalen, en een volle maag zijn maar weinigen bereid alles op te geven om de strijd aan te binden met een machtige staat.

Iedereen is boos, maar niemand wil wat doen uit angst te verliezen wat hij heeft, zegt Paria, een activiste. Het is onze eigen schuld.

Stelletjes nippen nep-bier en gaan niet betogen.

Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad van 27 februari 2012