Experts zijn het er over eens: Chinese wereldheerschappij komt eraan. Klopt dat beeld als we naar de kille getallen kijken?

Economische en politieke experts zijn het erover eens dat China onderweg is om de belangrijkste supermacht ter wereld te worden. Klopt dat beeld als we naar beschikbare getallen kijken? In 2014 was China's BNP voor de eerst hoger dan dat van de Verenigde Staten. Hoeveel zegt dat? China heeft het grootste leger ter wereld, maar is het daarmee het sterkste? Is China op papier al zeker van mondiale hegemonie?

BNP

Het Bruto Nationaal Product (BNP) geldt nog steeds als dé graadmeter voor de economische gezondheid van een land. Het is de totale geldwaarde van álle producten en diensten die in een land geproduceerd worden (in een jaar). Daar valt wat op af te dingen: de ingewikkelde financiële producten die in 2008 de crisis veroorzaakten maken een land natuurlijk niet sterker, maar tellen óók mee bij het BNP. Toch is het een belangrijke indicator, want je kunt er in elk geval relatieve machtsvergelijkingen mee maken.

In 2014 was China had China een BNP van 18 biljoen dollar tegenover 17 biljoen dollar van de Verenigde Staten. Voor de goede orde: dat is 17.000 miljard dollar. Daarmee was China voor het eerst de nummer één in de wereld. Wel gaat het hier om cijfers die gecorrigeerd zijn voor koopkracht. Wisselkoersen willen namelijk op de markt nog wel eens fluctueren, bijvoorbeeld omdat landen geld bijdrukken. Daarom is het soms veelzeggender om naar voor koopkracht gecorrigeerde BNP-cijfers (Purchasing Power Parity) te kijken die zulke schommelingen buiten beschouwing laten.
 

Is een Chinees daarmee productiever dan een Amerikaan? Nee, China heeft immers een miljard inwoners meer dan de Verenigde Staten. Wanneer we de totale productiewaarde delen door het aantal inwoners, blijkt dat de gemiddelde Chinees 13 duizend dollar aan waarde produceert. De Verenigde Staten doen het hier veel beter: per inwoner wordt gemiddeld 54 duizend dollar aan goederen en diensten geproduceerd. De levensstandaard van een Amerikaan is dus meer dan vier keer zo hoog dan de levensstandaard van een Chinees (ongelijkheid niet meegenomen).

En de cijfers verdienen nóg een relativering. Wanneer we de waarde van de financiële markten wél meenemen, staan de Verenigde Staten met 17 biljoen dollar nog wel op één. China is dan nummer twee. Dat neemt niet weg dat China de afgelopen jaren een onstuimige groei doormaakte met een gemiddelde groei van 10 procent per jaar; een groei van eentiende van de gehele economie. Telde het BNP in 2006 nog 2,7 biljoen dollar, in 2014 was dat een slordige 10 biljoen dollar. Daarmee is China samen met de Verenigde Staten en de Europese Unie (18 biljoen dollar) de enige regio die de grens van 10 biljoen aantikt. Japan volgt op afstand met minder dan de helft daarvan: 4,6 biljoen dollar in 2014.

Arbeidskracht

Vooral sinds 1990 - na een aantal neoliberale hervormingen - groeit de Chinese economie als kool. Dat komt mede vanwege het enorme leger aan arbeidskracht waarover China beschikt. Met een arbeidsbevolking van 806 miljoen mensen (op een populatie van 1,3 miljard) beschikt het land over de grootste menselijke productiekracht ter wereld. Gek is het dan ook niet dat China tevens van alle landen de meeste goederen maakt én exporteert: 2,3 biljoen van het totale BNP werd verdiend door export.

Het mag dan ook niet verbazen dat veel Chinese werknemers in fabrieken werken. Ongeveer 30 procent van de arbeiders in China werken in de industrie. Die zorgen in totaal voor bijna 19 procent van de totale goederenproductie in de wereld. Mocht je de laatste jaren steeds meer Chinese smartphones om je heen hebben gezien: dat kan kloppen. Een kwart van al die goederenexport bestaat uit elektronische aparaten. Ook speelgoed maken de Chinezen veel. Zo komt 75 procent van al het speelgoed in de wereld uit China.

Valuta-oorlog

De grote export van China brengt ons bij de valuta-oorlog. Overheden zoals die van China maken hun munt goedkoper, bijvoorbeeld door extra geld bij te drukken. Dat heeft voordelen: hoe meer yuan (de Chinese munt) een dollar waard is, hoe meer Chinese producten je kunt kopen met een dollar.
 

Op dit moment is een Amerikaanse dollar 6,5 Chinese yuan waard. Op die manier trekt China kunstmatig landen en bedrijven naar zich toe die iets te besteden hebben. Je munt devalueren wordt daarom 'parasiteren op andermans groei' genoemd. Verschillende landen zoals Australië en Japan proberen hun munt zo laag mogelijk te houden ten opzichte van andere munten. Voíla: de valuta-oorlog is geboren.

Experts weten niet precies wat er gebeurt als zo'n race-to-the-bottom te lang doorgaat, maar "some version of the worst-case scenario is inevitable if U.S. and world economic leaders fail to learn from the mistakes of their predecessors", zegt James Rickard, auteur van het boek Currency Wars: the Making of the Next Global Crisis.

Chinese leger

Het Chinese 'Volksbevrijdingsleger' is met ruim 2 miljoen manschappen, het grootste leger ter wereld. Nu betekent grootste niet per se het sterkste. Uitgaven voor het leger zijn volgens economen een betere graadmeter. Kijkend naar budget zien we dat de Verenigde Staten nog steeds met kop en schouders boven iedereen uitsteken. 610 miljard dollar gaven zij in 2014 uit aan het leger, tegenover 210 miljard dollar van China.
 

Wel is goed te zien in bovenstaande grafiek dat China zich de laatste jaren heeft losgemaakt van de overige landen en de weg naar boven heeft ingezet. Bovendien kan China van zijn budget meer materieel kopen dan de VS, omdat het goedkoper produceert. Toch kunnen de Verenigde Staten nog wel even vooruit. Momenteel hebben zij 133 militaire bases in het buitenland, inclusief in gebieden vlakbij China zoals Zuid-Korea, Japan en Singapore. China daarentegen heeft er nul. Wel lekte onlangs uit dat China plannen heeft om een marinebasis in het strategisch gelegen Djibouti in Oost-Afrika te bouwen.
 

Onderwijs

Tot slot het onderwijs, een belangrijke factor voor lange-termijn groei. Chinese universiteiten zijn slecht vertegenwoordigd in verschillende lijstjes van 'beste universiteiten'. Daarom stuurt China een hoop studenten met beurzen naar het buitenland: in 2014 zo'n 274 duizend tegenover nog geen 15 duizend Amerikaanse studenten in het buitenland. Aan zo'n beurs zit dan de voorwaarde verbonden dat de studenten terugkeren naar China zodra ze zijn afgestudeerd. Bovendien zit het niveau van het onderwijs in de lift: Chinese universiteiten bezetten 27 plekken van de honderd beste universiteiten van landen met opkomende economieën. In 2014 waren dat er nog 24.