Het tijdperk van de mens

Hans van Wetering ,

De invloed van de mens op de planeet is dusdanig dat wordt gesproken van een nieuw geologisch tijdperk. Geoloog Jan Zalasiewicz leidt een internationale onderzoeksgroep die moet bepalen of we daadwerkelijk in het ‘Antropoceen’ leven.

De wetenschap van de geologie staat op z’n kop. Boog zij zich voorheen, in prettige afzondering van alle hedendaagse gewoel, over veranderingen die tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen jaren geleden plaatsvonden – afgesloten periodes, neergeslagen in sediment –, nu is er plotseling de mens die roet in het eten gooit. Letterlijk.

De kooldioxide- en stikstofcycli op aarde zijn verstoord, de biodiversiteit gaat achteruit, oceanen verzuren, de opwarming van de atmosfeer is ongekend. De veranderingen als gevolg van menselijke handelen zijn dermate ingrijpend dat begin van deze eeuw de term ‘Antropoceen’ werd gemunt in het tijdschrift Nature, door de Nederlandse chemicus en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen.

De mens zelf en zijn handelen werd plotseling object van de geologie, en dat niet alleen, de mens drong ook anderszins de geologie binnen. Want de term Antropoceen werd plotseling alom gebezigd op een wijze alsof het een binnen de geologie vastgesteld tijdvak betrof, en niet slechts, zoals de geologen zelf het zagen, een aardige metafoor voor wereldwijde klimaatverandering. Geologen voelden zich onder druk gezet, hielden af: de veranderingen waren erg recent en, dat ook, ze waren nog steeds aan de gang.

Bureaucratisch

Maar in 2009 werd dan toch een 35 man sterke, door geoloog Jan Zalasiewicz van de universiteit van Leicester geleide werkgroep ingesteld om te onderzoeken of er voldoende aanwijzingen waren voor het bestaan van het Antropoceen; en om te bepalen wanneer dat Antropoceen dan was begonnen, want daarover bestonden gelijk al verschillende opvattingen: was dat met de industriële revolutie, eind achttiende eeuw, of met de uitvinding van het vuur, 40.000 jaar geleden, of moest het begin toch worden gelegd bij de eerste vormen van landbouw? ‘Ik zeg wel eens: stop drie geologen een half uur in een kamer en wanneer ze naar buiten komen hebben ze vijf onderling contrasterende hypothesen,’ zegt Zalasiewicz vanuit Leicester via een skypeverbinding.

Onlangs presenteerde Zalasiewicz’ werkgroep na zeven jaar onderzoek haar bevindingen. ‘Belangrijkste conclusie is dat er substantiële aanwijzingen zijn – wereldwijd, en in aardlagen – voor het bestaan van een geologisch Antropoceen,’ zegt Zalasiewicz, ‘en ook over de datering is overeenstemming, die ligt halverwege de twintigste eeuw, bij de exponentiële groei van de fossiele economie, het begin van het nucleaire tijdperk, de enorme toename van kunstmestgebruik.’

Of de bevindingen van Zalasiewicz ook direct het nekschot zullen vormen voor de klimaatsceptici valt nog te bezien. Natuurlijk, het helpt allicht dat geologen niet bepaald als actievoerders bekend staan, maar de geologie is tegelijk, in het verlengde van haar onderzoeksobject, misschien wel de traagste wetenschap die er bestaat, de meest bureaucratische ook. De conclusies van Zalasiewicz’ groep hebben slechts de status van een voorstel; hogere organen zullen zich erover buigen en stemmen over de vraag of de bewijsvoering voor het bestaan van het Antropoceen stevig genoeg is om ter overweging door te geven aan een nog hoger orgaan, dat zich over diezelfde vraag zal buigen, en zo verder, tot uiteindelijk het Executive Committee of the International Union of Geological Sciences een definitief oordeel velt. Het debat over het al dan niet bestaan van het Kwartair (de periode die zo’n tweeënhalf miljoen jaar geleden begon) nam op die manier zestig jaar in beslag, en voor de geologen het eens waren over het bestaan van het Holoceen (het tijdvak waarin we sinds 11.000 jaar leven, althans, tot aan het Antropoceen dan) gingen vijftig jaar voorbij.

Not a pretty picture

De druk om bij het Antropoceen meer haast te maken is echter groot. Crutzen beargumenteerde in zijn artikel niet alleen het bestaan van dat Antropoceen, hij riep tegelijk ook op tot actie; het begrip Antropoceen was vanaf het begin politiek geladen.

‘Het staat natuurlijk haaks op wat we gewend zijn,’ zegt Zelesiewicz, ‘de geologie is van oudsher in zichzelf gekeerd, maar in dit geval zal het geen tientallen jaren duren. Dat kan ook niet, dan zeggen de mensen: die geologen kunnen we niet serieus nemen. We hebben nu nog een jaar of vier nodig om verder onderzoek te doen, dan geven we het voorstel door aan de subcommissie boven ons. Hoe groot de druk ook is, we moeten wel grondig onderzoek doen, moeten door die wetenschappelijk hoepels springen. Het is bovendien enorm veel werk, het beslaat zoveel uiteenlopende disciplines en onderzoeksrichtingen, zoveel aspecten van verandering die gewoonlijk niet samen maar afzonderlijk worden onderzocht. We maken zo als het ware een panoramafoto van de veranderingen: afbraak van de biosfeer, teruglopen van biodiversiteit… No, it’s not a pretty picture, eigenlijk te wijten aan onbedoelde effecten van het succes van onze soort: we zijn met 7,3 miljard inmiddels, velen van ons leiden een comfortabel leven, en dat kan alleen door heel veel materie tot ons te nemen. We hebben ons inmiddels dertig procent van alle primaire biologische productie toegeëigend, we gebruiken in korte tijd energie die in miljoenen jaren is opgeslagen.’

Ingrijpen

Maar kunnen we er nog iets aan doen? In Tegenlicht wordt de vraag gesteld of de mens door technologisch ingrijpen het Antropoceen dan misschien zodanig kan vormgeven dat wij een leefbare toekomst tegemoet gaan: massaal overstappen op zonne-energie, vrachtvervoer per zeilschip, grondstoffen gewonnen uit de ruimte – of zijn dat slechts doekjes voor het bloeden?

‘Er zal hoe dan ook iets moeten gebeuren,’ zegt Zalasiewicz, ‘we hebben het over het Antropoceen, maar de atmosfeer is nu al even warm als ze drie tot vijf miljoen jaar geleden was, vóór het Kwartair. Als we de planeet niet beter gaan managen, zal er een massale sterfte optreden, zal een milieucatastrofe plaatsvinden van dusdanige omvang dat we terechtkomen in een klimaat zoals dat tientallen miljoenen jaren geleden bestond, toen het nog veel warmer was, met alle desastreuze gevolgen van dien.’