nooit genoeg
De koek was op. De tram stopte voor haar appartement, ik hoopte dat ze me na zou roepen of dat mijn moeder belde en zei dat ze van me hield. Het bleef stil, de conducteur leek op mijn oom uit Polen. Ik vond hem meteen leuk. Hij floot mee met oude zomerhits en at bij iedere halte een roze koek.