De rechter stelt ABN Amro in het gelijk in de rechtszaak aangespannen door de Iraans-Nederlandse broers Salar en Sasan Azimi. Argos zond op 29 april jl. delen van de zitting uit. Volgens het vonnis blijft te veel onduidelijk over de herkomst van de broers hun vermogen, ondanks herhaaldelijke vragen.

De Azimi's hadden een kort geding aangespannen tegen ABN Amro nadat de bank aanstalten maakte de zakelijke rekening van hun telefoonwinkel te sluiten. Al bijna twee jaar liep een onderzoeksprocedure vanuit de bank naar de ondernemers, vanwege twijfels over hun vermogen en bedrijfsvoering. ABN Amro schatte het risico op witwaspraktijken hoog in bij de broers, na een inval van de FIOD bij Hotel Elderschans, een andere onderneming van de broers.

De broers hebben aan het klantenonderzoek van de bank meegedaan, maar niet alle vragen bevredigend beantwoord.  De rechter concludeert daarom dat er 'reële integriteits- en veiligheidsrisico’s aan de orde zijn', en het ABN Amro dus vrij staat om de rekening op te zeggen. Deze rekening hoort echter slechts bij één van de ondernemingen van de broers, hun telefoonwinkel in het Zeeuwse dorp Sluis.

In de uitzending van 29 april liet Argos delen van de zitting horen, in het kader van een item over banken en hun witwasbestrijding. Argos analyseerde ruim honderd uitspraken in meer dan vijftig unieke gevallen van strijd tussen banken en hun zakelijke klanten. Hierbij gaat het om precies zulke procedures als tussen de Azimi's en ABN Amro. Uit die analyse blijkt dat één derde van de zaken - die grotendeels vanaf 2021 spelen - wordt gewonnen door de klanten. De verwachting is dat dit soort rechtszaken explosief zullen toenemen in aantal.