De Nederlandse publieke omroep besteedde in 2022 266 miljoen euro, bijna 40 procent van het totale programmabudget, bij zogenoemde buitenproducenten, commerciële bedrijven die niet tot het bestel behoren. Dat is veel meer dan het wettelijk voorgeschreven bestedingsminimum van 25 procent. De bulk van het geld komt terecht bij een kleine groep grote buitenproducenten, meestal dochters van buitenlandse mediamultinationals. Kleinere onafhankelijke producenten, die juist vaak de programma’s maken die de publieke omroep onderscheidt van de commerciële zenders, krijgen die steeds moeilijker geplaatst in het uitzendschema van de NPO, de koepel die het publieke bestel aanstuurt.

Dat brengt Argos in de uitzending van zaterdag 25 mei op grond van data gepubliceerd door de NPO, de koepel die het publieke bestel aanstuurt.

De politiek voerde het bestedingsminimum ooit in om buitenproducenten betere kansen te geven bij de publieke omroep, en zo een meer gelijkwaardig speelveld te creëren. ‘Externe producenten leveren een belangrijke bijdrage aan de pluriformiteit,’ schreef toenmalig minister van Media Arie Slob in 2019 aan de Tweede Kamer. ‘Zij maken in opdracht van de omroepen programma’s die aansluiten op behoeften in de maatschappij. De Nederlandse productiesector heeft een enorm creatief potentieel dat kan bijdragen aan programmatische innovatie.’

Al in 2019 publiceerde de Algemene Rekenkamer een kritisch rapport over de relatie van de NPO met de buitenproducenten. Extern ingekochte programma’s zijn gemiddeld 42 procent duurder dan in huis gemaakte producties van de publieke omroep, zo berekende de onafhankelijke waakhond over de besteding van publiek geld. Programma’s in het genre Nieuws & Opinie, bij uitstek een publiek domein, zijn zelfs 95 procent duurder.

De Rekenkamer adviseerde toenmalig minister van Media Arie Slob de bestedingsdrempel niet te verhogen, omdat dat ‘het sturen op doelmatigheid kan hinderen’. Slob negeerde dat advies en trok de grens op van 16,5 naar 25 procent.

Inmiddels is ‘de Nederlandse productiesector’ grotendeels opgeslokt door buitenlandse mediamultinationals, zoals het Franse Banijay en het Amerikaanse Warner Bros. Zij maken kostbare, maar populaire programma’s waarmee de NPO zijn al jaren teruglopende publieksbereik op peil probeert te houden. Onlangs verruilde Eva Jinek RTL voor AVROTROS, een publieke ledenomroep die al zijn journalistieke programma’s zelf placht te produceren. Maar de talkshow van Jinek wordt gemaakt door MediaLane, de buitenproducent van Iris van den Ende.

Bedrijven zoals MediaLane en het Franse Banijay, eigenaar van TVBV dat de presentator Jeroen Pauw als boegbeeld heeft, onderhandelen rechtstreeks met de NPO voordat ze hun programma bij een omroep geplaatst krijgen.

In dit ecosysteem komt een onbekend deel van de externe NPO-bestedingen uiteindelijk terecht bij onbekende aandeelhouders, die zich verschuilen achter brievenbusvennootschappen. Warner Bros heeft zijn Nederlandse dochters –Eyeworks, IDTV, BlazHoffski, Dahl TV en Hollands Licht – ondergebracht op het belastingparadijs Barbados. De publieke omroep doet ook zaken met zijn commerciële concurrent RTL. Heel Holland Bakt en Boer Zoekt Vrouw worden gemaakt door RTL-dochter Fremantle.

Kleinere onafhankelijke producenten hebben vaak het nakijken. Ze worden opgekocht door de multinationals of vallen om. Zo ging Stepping Stone onlangs failliet. ‘Ik denk dat er nog wel meer failliet zullen gaan de komende tijd’, zegt Iris Lammertsma, zelf actief met Witfilm en daarnaast voorzitter van de NAPA, een belangenclub van kleinere producenten. ‘Financieel is het niet langer haalbaar om documentaires te maken zonder andere activiteiten ernaast. Zo maak ik zelf ook speelfilms. Op den duur schaadt dat de Nederlandse economie. Nederland geldt nu nog als een gidsland voor documentairemakers, mede dankzij het IDFA-festival. Als er niets verandert, raken we die voortrekkersrol kwijt.’