Er is een nieuwe richtlijn voor uithuisplaatsen, ‘Richtlijn uithuisplaatsing en terugplaatsing.’ Die verschilt veel van de vorige en laat zien dat er een grote omslag gaande is binnen de jeugdzorg in het denken over uithuisplaatsen. Deskundigen zijn verheugd en noemen het een ‘positieve ontwikkeling.’

De richtlijn wordt uitgegeven vanuit het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) als ondersteuning voor jeugdprofessionals in besluitvorming rond uithuisplaatsen. Op een aantal belangrijke punten verschilt het veel van de vorige richtlijn. ‘Ik denk dat het belangrijkste is dat in de richtlijn staat dat kinderen eigenlijk bij hun eigen ouders horen op te groeien’, vertelt oud-kinderpsychiater Peter Dijkshoorn, die meeschreef. De richtlijn stuurt er dan ook expliciet op aan dat er alles moet worden gedaan om een uithuisplaatsing te voorkomen.

Slechts 5 tot 33% van de uithuisgeplaatste kinderen gaat er op korte termijn op vooruit

Niet altijd de beste oplossing

Waarom dat nodig is, wordt duidelijk in de vernieuwde richtlijn. Er is veel ruimte ingericht voor het wijzen op de risico’s van uithuisplaatsen. Waar voorheen de gangbare gedachte was dat uithuisplaatsing soms de beste oplossing was en dat kinderen altijd op een veiligere plek terecht zouden komen, zijn de inzichten inmiddels anders. Zo is te lezen in de richtlijn dat slechts 5 tot 33% van de uithuisgeplaatste kinderen er op korte termijn op vooruitgaan. ‘De effecten op lange termijn zijn minder onderzocht, maar die lijken over het algemeen nog ongunstiger dan voor de korte termijn’, zo is te lezen. Soms is het echt nodig, maar het blijkt lang niet altijd de beste oplossing.  

Daarbij is goede diagnostiek van een gezin essentieel, zegt bijzonder hoogleraar wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg Annemiek Harder. ‘Het goed in kaart brengen wat kinderen en ouders nodig hebben, is eigenlijk de basis van goede hulpverlening.’ Zij ziet dat daar nu meer aandacht voor is. Ook zij is positief over de nieuwe richtlijn. Naast het gegeven dat de focus nu meer op het voorkómen van uithuisplaatsingen is komen te liggen en de aandacht voor het in kaart brengen van de problemen, ziet ze meer positieve punten. Bijvoorbeeld de nadruk op het gezamenlijk beslissen met ouders en kinderen, en de aandacht voor het belang van het samen plaatsen van broers en zussen. In de praktijk worden broers en zussen namelijk maar al te vaak van elkaar gescheiden. 

Grote rol voor terugplaatsen

Ook opvallend is de centrale rol die nu gegeven wordt aan het werken aan terugplaatsen. ‘De inhoud heeft ook daadwerkelijk de toon van ook weer terugplaatsen en zorgen dat dat kan’, zegt Dijkshoorn. Dat begint al bij de titel, want het woord ‘terugplaatsing’ is toegevoegd. Argos deed eerder onderzoek naar hoe er in de praktijk wordt gewerkt aan terugplaatsen en ontdekte dat jeugdzorg zich onvoldoende inspande in het werken aan terugplaatsen, ondanks de wettelijke verplichting. Bovendien bleken cijfers nergens te worden geregistreerd.

Hoe is deze verandering te verklaren? Dijkshoorn: ‘Door de druk die is ontstaan vanuit de samenleving. De aandacht vanuit onder andere de journalistiek en anderen die er aandacht voor bleven vragen. Dat heeft toch gemaakt dat sommige mensen beter zijn gaan reflecteren. Het is druk geweest met glasheldere voorbeelden en vragen, dat heeft geholpen.’

‘Het vraagt nog om een grote cultuurverandering’

Het staat nu mooi op papier, zegt Annemiek Harder, maar daarmee zijn we er nog niet. ‘Het vraagt nog om een grote cultuurverandering bij de jeugdhulporganisaties om te zorgen dat de richtlijn ook zo wordt nageleefd.’ Daarbij moet er bijvoorbeeld voldoende tijd zijn voor hulpverleners om de juiste beslissingen te nemen, die nu vanwege grote personeelstekorten vaak te veel cliënten begeleiden. ‘Er ligt nu elk geval een richtlijn, dat is een eerste stap. Maar de tweede stap gaat veel moeilijker worden.’