Voormalig Zomergasten-presentator Jan Leyers is terug met een nieuwe reisserie op Canvas en bij de VPRO. In acht wereldsteden onderzoekt hij de kloof tussen arm en rijk.

Hoe doet Jan Leyers het toch? Het thema arm versus rijk is zo oud als de wereld, maar zodra hij zich ermee gaat bemoeien, staat het plots overal op de agenda. Van de paus tot Obama, en van de New Yorkse burgemeester De Blasio tot de Amsterdamse wethouder Pieter Hilhorst, iedereen heeft het de laatste maanden over ‘de inkomenskloof’ als hét grote probleem van deze tijd. Hetzelfde overkwam de presentator naar eigen zeggen bij eerdere onderwerpen als het Midden-Oosten en de Kruistochten. Toen hij eraan begon, kraaide er geen haan naar, maar toen ze op de buis verschenen, waren ze brandend actueel. ‘Wat ik maar wil zeggen is dat ik een soort medium ben,’ lacht Leyers. Of misschien, reflecteert hij, is het wel een restant van zijn filosofieopleiding. ‘Een filosoof is iemand die dingen op het juiste moment aan de orde stelt.’

We bevinden ons in Hopper, een bekend jazzcafé in de Antwerpse wijk ’t Zuid. Een toepasselijke locatie, want juist dit gedeelte van Leyers’ thuisstad is de laatste jaren in rap tempo ver-yupt. Waar ’t Zuid zich ontwikkelde tot een trendy buurt vol restaurants, kunstgaleries, en modewinkels, daar volgde een volkswijk als Borgerhout, een paar kilometer, de omgekeerde route. De buurt werd een vergaarbak van arme Noord-Afrikaanse migranten en maakt tegenwoordig een verpauperde indruk. Een treffende illustratie van de ontwikkeling, vertelt Leyers, is dat bewoners van ’t Zuid onlangs de Sinksenfoor hebben weggeprocedeerd, de grote kermis die er al tientallen jaren werd gehouden. Het evenement wordt per 2015 verplaatst naar – waarschijnlijk – Borgerhout.

Toch valt het in Antwerpen nog wel mee, relativeert Leyers. De stad is nog altijd een egalitair eldorado vergeleken bij de meeste metropolen die hij bezocht voor zijn nieuwe reisserie: São Paulo, Los Angeles, Berlijn, Havana, Dubai, Johannesburg, Peking en Delhi. ‘Als ik dan terugkwam en ik hoorde mensen op televisie zaniken over hoe in België niets nog werkt, dacht ik: waar hebben jullie het in godsnaam over? Hoeveel uur per dag moeten jullie water of elektriciteit missen?’

gewapende bendes

Borgerhout is inderdaad geen Paraisopolis, de favela in São Paulo waar we Leyers in de zesde aflevering zien rondstruinen. In de sloppenwijk zijn gewapende bendes actief, en probeert de politie met grof geweld de orde te handhaven. Enorm is dan ook het contrast met de luxe Fashion Week en de gated community die Leyers elders in de Braziliaanse stad bezoekt. Hier verschanst de lokale middenklasse zich in villa’s tegen de welig tierende misdaad. Door de extreme inkomensverschillen zitten arm en rijk allebei gevangen in hun eigen wereld, zegt Leyers. ‘Als ik moest kiezen, ging ik in de favela wonen. Het is er gevaarlijk, maar het is ook een warme volksbuurt die zich in de toekomst kan verbeteren. Die gated community niet. Die zou je moeten afbreken om weer tot iets leefbaars te komen.’

Dat het laatste binnen afzienbare tijd gaat gebeuren is niet erg waarschijnlijk, erkent Leyers. Groter is volgens hem de kans dat de onvrede van de Braziliaanse armen tot een gewelddadige uitbarsting komt. Dezelfde onheilspellende sfeer trof hij aan in Johannesburg, een stad waar rijk nog altijd vaak blank, en arm zwart betekent. In Zuid-Afrika ontwikkelt zich weliswaar een zwarte middenklasse, zegt hij. ‘Maar er is ook een veel grotere groep arme zwarten die verbitterd is, omdat er twintig jaar na de apartheid nog niets is verbeterd. Die waarschuwden me: the poor will not walk to the grave poor. Van de president valt niets te verwachten; dat is een stoethaspel. En de blanke middenklasse vreest het ergste. Onze fixer vertelde me: ik neem bewust geen kinderen, want voor hen is er toch geen toekomst in Zuid-Afrika.’

geen eenduidige conclusies

Grote inkomensverschillen leiden dus tot misdaad en geweld, zouden we als kijkers kunnen concluderen. Maar als Leyers iets heeft geleerd tijdens zijn tachtig dagen durende reis, dan is het dat je vrijwel nooit eenduidige conclusies kunt trekken. Migranten in Los Angeles hebben andere problemen dan die in Dubai. Democratieën zijn niet per se beter in het oplossen van armoede dan (verlichte) dictaturen. En toenemende economische vrijheid gaat niet overal samen met meer politieke vrijheid, zoals in Europa.

Zo is ook onvrede over inkomensverschillen volgens Leyers voor een deel cultureel bepaald. In Delhi bijvoorbeeld, waar het gat tussen arm en rijk ook immens is, is niemand bang voor een opstand van de armen. Een wetenschappelijke verklaring heeft Leyers er niet voor, maar hij is ervan overtuigd dat het veel te maken heeft met een wereldbeeld. ‘Als je ervan uitgaat dat iedereen gelijk geboren wordt, zoals in de christelijke cultuur, dan vind je het oneerlijk als je overbuur het veel beter heeft dan jij. Maar als je in een kasten-systeem bent opgegroeid, en je gelooft in reïncarnatie, dan ligt het heel anders. Een Indiër zei tegen me: als een arme bij jullie een sjieke auto voorbij ziet rijden, heeft hij zin om een steen naar die wagen te gooien. Bij ons denkt die arme: misschien zit ik in een volgend leven wel achter het stuur.’

Aan de andere kant, aldus Leyers, kun je je als westerling dus heel goed arm voelen, terwijl je dat statistisch gezien misschien niet bent. Zo ontmoette hij in Berlijn jongeren die zich beklaagden over slecht betaalde baantjes. ‘Een van hen was Bernd, een jongen die naast zijn job in zijn vrije tijd nog ging helpen bij een voedselverdeelpunt. Hij vertelde me dat hij zich benachteiligt voelt. Hij voelt zich arm, omdat hij vindt dat hij onrechtvaardig behandeld wordt. Zo werkt het natuurlijk ook: als het hele dorp 700 euro verdient, zul je niemand horen klagen. Maar als in dat dorp sommigen exuberant rijk worden, wordt de rest ontevreden.’

gloriejaren

Leyers gaat in zijn serie niet op zoek naar theoretische verklaringen voor de groeiende inkomenskloof, zoals de crisis, globalisering of het verdwijnen van middenklassebanen. Maar hij onderzoekt wel waarom het tegenovergestelde – iedereen verdient hetzelfde – niet werkt. Daarvoor reist hij naar de Cubaanse hoofdstad Havana, waar tegenwoordig voorzichtig wordt geëxperimenteerd met ondernemerschap. Waar je vroeger alleen je familie mocht tewerkstellen, mag je nu ook personeel in dienst nemen. Topmoment in de uitzending noemt Leyers zijn bezoek aan twee staatseconomen, die hem moesten uitleggen wat de bedoeling was van deze maatregelen. ‘Ik vroeg hen of dit geen verraad was aan de revolutie. Daarop begonnen ze zenuwachtig te schuifelen op hun stoelen. Nee, zo mocht ik dat niet zien. Ze wilden geen grote verschillen zoals in de rest van de wereld. Maar de oudste gaf wel toe: “Gelijkheid voor iedereen, no funciona.” Ik dacht, amai, dat is toch een stap.’

Meerwaarde creëren zit in de menselijke natuur, is ook Leyers’ stellige overtuiging. Maar als katholieke Belg heeft hij weinig op met het Amerikaanse überkapitalisme dat nu overal navolging vindt. Het beste evenwicht werd volgens hem bereikt tijdens Les Trente Glorieuses, de dertig gloriejaren, de periode van 1945 tot 1973 toen Europese landen sterke economische groei koppelden aan een sociale verzorgingsstaat. Dat was misschien wel het hoogtepunt van de mensheid, zegt hij: ‘Jacques Brel en John Lennon leefden nog. Syfilis was te genezen, aids bestond nog niet, van klimaatopwarming hadden we nog nooit gehoord. Wat hadden we voor zorgen, behalve de communistische bom?’

stap terug

Een decennium later zag Leyers hoe dingen de verkeerde kant op begonnen te gaan. De basis voor de ‘blingblingperiode’ waarin we nu leven werd volgens hem gelegd tijdens het yuppiedom van de jaren tachtig. ‘Het ene moment was je nog een slonzige student,’ herinnert hij zich, ‘en het volgende moment was het hip om er sjiek en duur uit te zien. Je moest ook op fitness. Rocksterren als Bruce Springsteen en Bon Jovi liepen met opgepompte lijven rond. En de politiek mocht zich nergens meer mee bemoeien. Dat heeft ertoe geleid dat de politiek nu geen fuck meer te vertellen heeft. Bedrijven doen waar ze zin in hebben. De politicus van vandaag is als de dorpsgek die op het perron staat en als de trein vertrekt zegt: ga maar. Maar die trein vertrekt ook zonder hem.’

Het ironische is, zegt Leyers nadat hij nog een ‘theeke’ besteld heeft: rijker zijn we intussen helemaal niet geworden. ‘De generatie voor ons had het beter dan wij. Mensen wanen zich vandaag rijk met hun smartphones en iPads. Maar als je kijkt naar de echt belangrijke zaken, dan zie je wat anders. Een oom zaliger van mij was regent, een functie tussen onderwijzer en leraar in. Hij was thuis de enige kostwinner en had in de jaren zestig vijf kinderen. Ze hadden een auto, hadden zelf een huis gebouwd, gingen elke zomer een maand naar zee, en alle kinderen hebben universiteit gedaan. Denk je dat je dat nu nog lukt met één inkomen? Het is niet dat onze kinderen het slechter gaan krijgen, we hebben die stap terug allang gezet.’

Een oplossing voor dit soort ontwikkelingen ziet zelfs de immer optimistische Leyers niet zo een twee drie. Want een serieus alternatief voor de weg die we met zijn allen zijn ingeslagen, is hij op zijn reis niet tegenkomen. Vroeger waren het meestal de Duitsers die een of ander ‘isme’ bedachten, weet hij als filosoof. Maar toen hij zijn gesprekspartner Bernd hiernaar vroeg, moest die toegeven dat hij het ook niet wist. ‘De enige remedie die mensen weten te verzinnen, is meer groeien. Gij zult consumeren, dat is wat ons allen bindt. Of we nu rijk zijn of arm.’