Mijn ogen volgden de postbode.
Met een handkar vol brieven haastte hij zich van voordeur naar voordeur. We waren in Bristol, aan de Engelse westkust. Zonder dat de postbode er acht op sloeg, draaide achter zijn rug een jongetje achtjes met zijn step.
Ik had die jongen leren kennen. Hij heet Mohamed El-Haj.
Die ochtend vertelde Mohamed hoe hij begin april met zijn moeder en twee zusjes terechtkwam in de gevechten tussen twee machtsbeluste generaals in de Soedanese hoofdstad Khartoem. Mohamed en het gezin waren op familiebezoek in Khartoem. Hij kende de namen van die generaals niet.
Hij herinnerde zich wel het geluid van overvliegende kogels toen hij achterin de pickup lag.
Hij deed voor hoe hij zijn handen op zijn oren legde om het oorverdovende kabaal te verdrijven. Zijn moeder zat voorin, samen met zijn oom die aan het stuur zat. Hij, zijn twee zusjes, zijn moeder en zijn oom wisten te ontsnappen, voorbij de linies, over de gevaarlijke weg van de hoofdstad naar Port Soedan, waar een evacuatievlucht van het Britse leger hen in veiligheid bracht. Met dank aan hun Britse paspoort.