Jan Haasbroek interviewt Hans Achterhuis

Hans Achterhuis

Een filosoof betrad op 18 augustus 1989 de VPRO-studio voor het marathoninterview. Maar wel een filosoof die vond dat filosofie maatschappelijk relevant moest zijn. En een filosoof die het leuk vond om dwars te zijn, dingen te zeggen en schrijven die ingingen tegen de heersende stromingen. Een uitstekende gast dus voor radiohoofdredacteur Jan Haasbroek. Achterhuis werd in 1942 in Hengelo (Overijssel) geboren en studeerde Theologie en Filosofie in Utrecht en Straatsburg. Van 1973 tot 1990 gaf hij Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.

Met de publicatie van zijn boek De Markt Van Welzijn En Geluk bracht hij een kleine schokgolf teweeg. In het boek noemde hij de gezondheidszorg een gevaarlijke instelling. Zo zwart-wit zag hij het later niet meer, maar Achterhuis bleef goed voor verrassende inzichten. Hij heeft enkele boeken op zijn naam staan die handelen over utopieën en de gevaren daarvan. In De Erfenis Van De Utopie geeft hij ruiterlijk toe dat ook hij zich bijvoorbeeld door Mao Tse Toeng ook in de luren heeft laten leggen.

Biografie: een filosoof met een gezond verstand

Over zijn jeugd laat filosoof/publicist Hans Achterhuis weinig los. Op welke datum hij geboren is en uit wat voor een gezin hij stamt, blijft in nevelen gehuld. Wat wel bekend is, is zijn geboortejaar – 1942 – en het feit dat hij het levenslicht in Hengelo (Overijssel) zag. Het volgende dat van Achterhuis bekend is, is dat hij Filosofie en Theologie heeft gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht en die van Straatsburg.

Achterhuis had al enkele publicaties op zijn naam staan – zoals Camus: De Moed Om Mens Te Zijn, De Uitgestelde Revolutie en Filosofen Van De Derde Wereld (waarin hij zich bewonderend uitte over onder andere Mao Tse Toeng, iets waarvoor hij zich later schaamde en waar hij, in tegenstelling tot vele anderen, ruiterlijk voor uitkwam) – voordat hij stof deed opwaaien met zijn boek De Markt Van Welzijn En Geluk. Dat verscheen in 1979 en werd een bestseller. Het welzijnwerk kreeg er flink van langs: “Ik denk dat welzijnwerkers heel direct misère kweken”, kopte de Haagse Post boven een interview met Achterhuis in 1980. “Volgens mijn analyse produceert welzijnswerk op grote schaal onwelzijn. Hoe meer je naar de totaliteit van een project gaat kijken, hoe negatiever de resultaten blijken te zijn.” Individuele welzijnswerkers voelden zich aangevallen, maar dat was volgens Achterhuis onterecht: “Er zijn in Nederland 15.500 stichtingen die door het CRM [voormalig ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, red.] gefinancierd worden, maar er is totaal niets bekend van wat het oplevert. Er is geen meting van de effecten. Er is geen enkel zicht op wat er daarbinnen gebeurt. Hoe er gerotzooid en gerommeld wordt. Dat blijft allemaal binnenskamers, maar intussen slurpt het miljoenen.”

Achterhuis’ zorg over de staat van het Nederlandse welzijnswerk kwam voort uit de frustratie die hij zich tijdens het jaar dat hij werkte bij het toenmalige Nederlands Centrum voor Buitenlanders (NCB), dat buitenlandse arbeiders moest begeleiden. “Ik begreep geen éne moer wat daar nou eigenlijk gebeurde. Ik wist niet wat mijn collega’s deden en ik wist niet wat opbouwwerk nou precies inhield. Dat kon niemand mij ook ècht duidelijk maken.”

Naast ‘provocateur van het welzijnsbeleid’ hield Achterhuis er de bijnaam ‘boulevardfilosoof’ aan over. Een filosoof die uit zijn ivoren toren kwam en eigentijdse problemen probeerde te analyseren, zo kon je het ook noemen. Het is voor Achterhuis altijd belangrijk geweest dat wat hij als filosoof verkondigde maatschappelijk relevant was. Daarin stond hij lang opmerkelijk alleen. Zo opende hij met Arbeid: Een Eigenaardig Medicijn de discussie over de Nederlandse arbeidsmentaliteit.

In 1988 werd Achterhuis hoogleraar aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Hij bekleedde daar tot 1991 de leerstoel Milieufilosofie. In 1990 kwam er een leerstoel Algemene Wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Twente bij. In De Erfenis Van De Utopie, dat in 1998 verscheen. In dat boek werd het fenomeen utopie onder de loep genomen. Hij uitte kritiek op de verdedigers van het communisme en/of maoïsme en schuwde de zelfkritiek niet: ook hij had oogkleppen op gehad en had als vredelievend mens het gebruik van geweld door linkse groeperingen in specifieke gevallen gerechtvaardigd gevonden.

Hans Achterhuis verliet in 2007 de Technische Universiteit Twente en ging met pensioen. Dat wil waarschijnlijk niet zeggen dat we niets meer van hem horen. Daarvoor houdt de filosofie hem teveel bezig en zijn er teveel maatschappelijke debatten die wel wat meer gezond verstand kunnen gebruiken.

Hoogtepunten uit het interview

"Een geitenwollensokkentype, dat dacht men. Ik had wel sandalen aan, ja."

Jan Haasbroek typeert Hans Achterhuis als een geitenwollensokkentype die het welzijnswerk naar de filistijnen hielp. Dat begreep Achterhuis wel, hoewel hij geen geitenwollensokken droeg. Maar wel sandalen. Ook was hij lid van allerlei mannenpraatgroepen, maar dat was ook meer uit wraak op het buitengesloten worden uit alle feministische clubjes waar hun vrouwen bij zaten.

Hij is voor de uitzending van Utrecht naar de VPRO-villa in Hilversum komen fietsen, dat vind hij leuk, net als tennissen. Niet echt een sport voor een geitenwollensokkentype, wordt er nog even aan toegevoegd. Hij maakte zich wel een beetje druk over vierenhalf uur live radio: "Ik ben iemand die secundair reageert. Ik kan wel spreken, maar ik weet heel zeker dat ik altijd pas op de terugweg bedenkt ik had dat moeten zeggen of dat moeten doen."

Hans Achterhuis, die in zijn tijd erg onder de indruk was van Marx, gaat de armoede in de wereld aan zijn hart: "Armoede wordt gemoderniseerd, mensen worden afhankelijk gemaakt van de markt, ze kunnen niet meer zelf in hun onderhoud voorzien en dat is een vreselijke zaak. Of ze armer worden, weet ik niet, maar ze worden in ieder geval afhankelijker. "

Op de tijdloze vraag of de mens van nature goed of slecht is, antwoordt Achterhuis: "Het is een volstrekt onzinnige vraag: is de mens goed of slecht. Ik schaar mij liever aan de kant van de mens is goed, maar de mens als goed verdedigen, nee, dat doe ik niet."

Maakt gezondheidszorg ziek, wil Haasbroek weten. "Zal ik hier maar eens volmondig 'ja' op zeggen. Het vervreemd mensen van het idee dat ze zelf stukken van hun gezondheid in de hand hebben. "

Citaat uit De Markt van Welzijn en Geluk:
"Voorbij een bepaald punt wegen de winsten van de gezondheidszorg of die door de gezondheidszorg geproduceerd worden niet op tegen de daardoor veroorzaakte kosten. Gezondheidszorg produceert dan ziekte, welzijnszorg nood, meer scholing leidt tot meer onderontwikkelde, onzelfstandige mensen, meer geld voor snel verkeer, creeert steeds grotere afstanden en verkeersproblemen. En de industriële productiewijze in het algemeen schept een steeds grotere armoede en schaarste."

"Ik neem daar geen dingen van terug, dat zou ik nog steeds op allerlei manier willen verdedigen."

Citaat uit Het Rijk van de Schaarste:
"De chemische bedrijven willen zeker de Rijn niet tot een dode rivier maken, ze proberen slechts in concurrentie met elkaar het hoofd boven water te houden. De Europese willen zeker de honger in de Derde Wereld niet vergroten, en het milieu bij ons onherstelbaar verwoesten, ze worden min of meer gedwongen hier aan mee te doen via de race om steeds meer te produceren. De consumenten van veel producten willen zeker niet de natuur vernietigen, of de Derde Wereld benadelen, ze willen alleen zo goedkoop mogelijk, of liever eigenlijk nog goedkoper dan de buren – dat suggereren de advertenties – hun inkopen doen. De automobilisten willen zeker niet via zure regen de bossen laten sterven, maar ze willen alleen sneller, dan wie trouwens, ergens zijn."

De interviewer: Jan Haasbroek

"Ik zie marathoninterviews toch wel als historische documenten."

Het interview met Hans Achterhuis vond ik heel erg leuk om te doen, omdat ik filosofie zelf erg leuk vindt. In dat interview horen luisteraars toch in drie uur praktisch de hele geschiedenis van de filosofie aan zich voorbijtrekken.

Ik zie die marathoninterviews toch wel als historische documenten, daar was ik me toch wel van bewust toen ik ze mocht doen. Zo'n gesprek van drie uur of toen van vijf, je komt toch ontzettend veel van een persoon te weten. In ieder geval was het hartstikke leuk om te doen. Ik zou het nu zo weer doen.

Een marathoninterview is altijd veel leuker voor degene die interviewt en geïnterviewd wordt, dan voor degenen die ernaar moeten luisteren. Voor de luisteraars is vijf uur natuurlijk heel erg lang. Wat niet wegneemt dat ik het marathoninterview een topformule vindt. Ik ben helemaal niet tegen lage cultuur of zo, maar het is natuurlijk prachtig dat je zo lang met één persoon kunt praten. Het is zo'n goed format omdat het helemaal voldoet aan datgene wat ik de neo-biografie heb gedoopt. Met een autobiografie krijg je een soort warme blik op een persoon. Iemand schrijft over zichzelf en de echt persoonlijke dingen kan iemand ook alleen maar over zichzelf schrijven. Maar voor de koude blik heb je iemand nodig die afstand kan nemen, zoals een goede biograaf dat doet. Als je die twee samenneemt, dan heb je echt wat, dan kun je heel dicht tot de kern van iemand komen. Dat is wat er in het marathoninterview eigenlijk gebeurt. Iemand praat over zichzelf, maar de interviewer, mits dat een goede is natuurlijk, analyseert dat en vraagt door.