Marathoninterview Hugo Claus

Hugo Claus

Toen Hugo Claus op dinsdag 15 juli 1986 bij journalist en landgenoot Johan Anthierens aanschoof voor een interview van vijf uur, bevond hij zich op het toppunt van zijn roem. Zijn magnum opus, Het verdriet van België, was drie jaar eerder uitgekomen en had een aardverschuiving in de literaire wereld veroorzaakt. In de zomer van 1986 was al bekend dat hij er in november van hetzelfde jaar uit handen van koningin Beatrix de Prijs der Nederlandse Letteren voor zou krijgen, de belangrijkste literatuurprijs voor het Nederlandse taalgebied. Claus' werk kan - net als de veelzijdige schrijver, schilder, dichter en regisseur - niet onder één noemer gebracht worden, maar terugkerende thema's zijn de verhouding tot zijn ouders en Vlaanderen in en kort na de oorlog. Hugo Claus is een productief schrijver: zijn lijst van publicaties - boeken, essays, operalibretto's, gedichten, verhalen, filmscenario's en toneelstukken - is schier oneindig. Hoewel niet al zijn werken als pareltjes worden beschouwd is ook zijn prijzenlijst indrukwekkend. Hij is de meest bekroonde Nederlandse auteur en wordt al jaren genoemd als kandidaat voor een Nobelprijs voor de Literatuur.

Biografie hugo Claus

De meest bekroonde schrijver van het Nederlands taalgebied en literaire superster Hugo Claus was op vrijdag 18 juli 1986 de derde marathoninterview-gast. Hugo Maurice Julien Claus werd op 5 april 1929 geboren uit het huwelijk van drukker Jozef Claus en Germaine Vanderlinden. Hij was hun eerste zoon, er zouden er nog drie volgen. Bij de geboorte van Odo, nummer twee, werd Hugo naar de nonnen gebracht, waar hij tot zijn elfde bleef. Het verblijf in de nonnenpensionaat vormde een belangrijk thema in Het Verdriet van België, zijn magnum opus dat in 1983 verscheen en een hype veroorzaakte. Claus heeft heel wat (kost)scholen versleten voordat hij in 1946 het ouderlijke huis voor altijd de rug toekeerde.

Hij ging in Sint-Martens-Leerne wonen en volgde beeldhouwles aan de Academie voor de Schone Kunsten in Gent. In 1947 verscheen zijn eerste dichtbundel Kleine Reeks, maar hij moest zijn brood vooral met seizoensarbeid in een Noord-Franse suikerfabriek verdienen. Het eerste grote succes als schrijver kwam na de publicatie van zijn eerste roman De Metsiers (aanvankelijk De Eendenjacht genaamd) in 1950. Claus schreef het boek in één maand (vanwege een weddenschap) en won er meteen een prijs mee: de Leo J. Krijnprijs. Hoewel zijn talent meteen werd onderkend, hadden veel mensen in het keurige, katholieke België problemen met de thematiek van het boek: incest en inteelt.

Van 1950 tot 1953 woonde Claus in Parijs. Daar ontmoette hij Elly Overzier, dochter van een Nederlandse reder, waar hij zijn leven tot 1964 mee zou delen. Uit het huwelijk tussen de ‘literaire wonderknaap’ en ‘het mooiste meisje van Vlaanderen’ werd in 1963 zoon Thomas Pieter Achilles geboren. In Parijs deed hij nog een hoop andere kennissen op. Hij kwam in contact met Antonin Artaud, die Claus zeer heeft beïnvloed met zijn surrealistische toneelstukken. Ook leerde hij daar de leden van de Cobra-beweging kennen en dichters als Remco Kampert, Simon Vinkenoog en Rudy Kousbroek.

Claus woonde in deze periode achtereenvolgens in Parijs, Italië (Elly speelde daar in films van Alberto Lattuada en Luigi Malerba) en Gent. Met de romans De Hondsdagen (1953), De Koele Minnaar (1956) het toneelstuk Een Bruid in de Morgen (1955) vestigde hij zijn naam als auteur definitief. Dat wil echter niet zeggen dat Claus overal waar hij ging juichende massa’s aantrof. Na zijn reis door de Verenigde Staten en Mexico in 1960 en ‘61 werd hij door een rechtbank in Vlaanderen tot vier maanden gevangenisstraf veroordeeld, omdat zijn toneelstuk Masscheroen in strijd was met de openbare zeden. Het publiek protesteerde echter tegen het vonnis, waardoor de straf in een voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete werd omgezet.

Zijn relatie met de Nederlandse actrice Kitty Courbois noodde hem in 1970 naar Amsterdam. De relatie hield een jaar stand, maar het leverde wel een nieuw boek op: Het jaar van de Kreeft. De volgende dame aan zijn zijde was wederom een Nederlandse, en niet de minste. Silvia Kristel vertolkte in 1973 de titelrol in Emmanuelle, een reeks Franse erotische films. Van 1974 tot 1978 waren de twee bij elkaar. In 1975 kwam hun zoon Arthur ter wereld. Daarna ontwikkelde de relatie zich tot een vriendschapsverhouding, aldus Kristel.

Claus keerde terug naar Gent, waar hij vervolgens de deur plat liep in de Hotsy Totsy Club, een jazzcafé dat door zijn broer Guido werd uitgebaat. Zijn tweede huwelijk werd in 1993 met Veerle de Wit gesloten. Met haar is hij tot op de dag van vandaag getrouwd. Ondertussen wijdde Claus zich ook aan de het maken van films. Hij regisseerde in 1983 De Leeuw van Vlaanderen, een middeleeuws epos over de opstand van Vlaanderen tegen de Fransen. Het project zou eerst een meerdelige serie worden, maar werd, tot Claus’ grote woede en frustratie tot een film van 1 uur en 40 minuten geknipt.

Het schrijven ging in de zomer van 1986 moeizaam, omdat hij van notities was beroofd die hij gedurende 6 à 7 jaar voor een nieuw, groot boek had opgetekend. Dat boek is dan ook nooit geschreven. Mogelijk was de opening in 1996 van het Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus aan de Universiteit Antwerpen een pleister op de wonden. Het centrum wil de studie van het werk van Claus bevorderen.

De laatste jaren wordt de bejaarde schrijver overal gevierd met bloemlezingen en tentoonstellingen. Vooral rond zijn 65e, 70e en 75e verjaardag waren er in België en Nederland overal allerlei activiteiten georganiseerd om Claus te eren. Ook zijn schilderkunst wordt steeds vaker geëxposeerd. De laatste jaren lijkt Claus’ onuitputtelijke inspiratie voor het schrijven van nieuwe boeken en gedichten een beetje opgedroogd. Sinds 2004 is er geen nieuw werk aan zijn oeuvre toegevoegd.

Op 19 maart 2008 werd bekend dat Hugo Claus was overleden. Omdat twee jaar eerder Alzheimer bij hem was geconstateerd, heeft hij bepaald zelf het tijdstip van overlijden te beslissen. Wanneer zijn geest echt begon af te takelen, wilde hij niet meer verder leven. Die beslissing zorgde voor een vernieuwde discussie over euthanasie in Belgie.

Hoogtepunten uit het interview

Hoogtepunten uit het interview
“Ik kan niet spreken, ik stotter, ik hakkel, mijn zinsconstructies zijn uiterst lamentabel”
Hugo Claus had zich goed voorbereid op zijn marathoninterview van 15 juli 1986. Aan journalist en landgenoot Johan Anthierens meldt hij dat hij de avond ervoor goed gedineerd heeft. Maar hij begrijpt niet waarom hij gevraagd is voor een vijf uur durend interview, want “ik kan niet spreken, ik ben geen politicoloog, ik weet van de natuur heel weinig, over dieren heb ik ook niets te vertellen, dus ik ben uiterst benieuwd wat u van plan bent.” “U schrijft zo af en toe een boek, daar kunnen we het over hebben”, riposteerde Anthierens.

De interviewer gaat meteen over op de Grote Prijs der Nederlanden, die Claus een paar maanden later uit handen van koningin Beatrix zal ontvangen. “Ik wil niet schamper doen over een mooie prijs, maar ik merk aan mijn bloedstroom niet dat ik juich van blijdschap over het winnen. Ik lig er niet wakker van. Ja, die prijs komt natuurlijk te laat.” Wel is Claus schamper over de opzet die Anthierens voor het interview bedacht had, waarin die pijn van het zijn rijkelijk aan bod moet komen: “De pijn van het zijn, daar ben ik al 57 jaar mee bezig, ik heb geen schaduw van een muizenkloot van zin in de pijn van het zijn kunnen ontdekken.”

Anthierens is erg onder de indruk van de omvang van Claus’ oeuvre, maar ook dat ziet de auteur anders: “Vijf amechtige versjes in een nobele, voor de elite geschreven chique uitgave, dat is dan een boek. Dat beschouwt men als brokstukken van een oeuvre.” Of Hugo Claus blij is dat er ook boeken over hem geschreven zijn, kan hij kort zijn. “Ik werk niet mee aan thesissen. Waar ik wel een heilig geduld voor heb, zijn mensen die mij hun manuscript toesturen. Die kijk ik allemaal wel na. Ik vind dat erbij horen, als mensen iets van hun eigen leven willen verkankeren door er een boek over te schrijven. Ik verander dan hier en daar een adjectief en stuur het terug met een leuke brief.”

Na Het Verdriet van België is Claus meer dan ooit tevoren een literaire superstar, volgens Anthierens, maar ook nog altijd onbegrepen met een grote O. “Ja, de dichter hoort per definitie onbegrepen te worden. Men gaat voorbij aan de reële betekenis van de meeste goede boeken. Maar dat hoort erbij, zoals ook mijn klacht daarover erbij hoort.” Claus is niet van mening, anders dan Anthierens, dat hij veel kennis bezit: “Ik heb geen kennis, ik verzamel materiaal. Ik ben alleen ietske minder lui dan mijn confraters. Ik hoor over schrijvers die op vakantie gaan naar een of ander eiland, Venetië, weet ik veel. Dat is mij vreemd”. “Ze willen waarschijnlijk cultuur opsnuiven”, probeert Anthierens nog. “Nee, ze willen gewoon met hun kont in het zand zitten.”

Over de onderbreking van het nieuws elk heel uur is Claus niet te spreken: “Bij een marathon spreek je zonder interruptie. Jij vindt het gesprek te rustig en nu ga je azijnachtige vragen stellen, omdat ons de gelegenheid voor reflectie is geboden.” Anthierens weet Claus een paar uur later niet te vermurwen om in de fauteuils te gaan zitten: “een zeker oncomfort nodigt mij uit, maar zodra ik daar ga zitten, ga ik een tukje doen.”

Tot slot komt Anthierens op het roemruchte liefdesleven van Claus. Of koningin Beatrix ook in de smaak valt, is de vraag: “is het niet zo dat er iets wonderlijks kan gebeuren op de dag van de uitreiking van de Grote Prijs der Nederlandse Letteren? Iets goudscheppends voor de familiebladen?” “Zelfs al zou ik dat durven hopen, dan zou ik die hoop niet uitspreken.”

De interviewer

Johan Anthierens een innemende dwarsligger.

De Vlaamse journalist, publicist en schrijver Johan Antierens is in 2000 op 62-jarige leeftijd overleden. In de jaren zeventig werd hij bekend door zijn kroniek Ooggetuige in het weekblad Knack. Hij werd vanwege zijn scherpe en satirische uitspraken en geschriften tot het enfant terrible van Vlaanderen gebombardeerd. In Nederland verwierf hij bekendheid als rebelse commentator van België.