Rob Klaasman

Prof. I. A. Diepenhorst

Marathoninterview zoals het marathoninterview bedoeld is. Boven het bericht van zijn overlijden in het NRC stond de titel 'Marathonspreker'. Prof. Mr. I.A. Diepenhorst was het type gast waar de marathoninterviews voor bedoeld zijn. Welbespraakt en voer voor de geschiedenisboekjes. Zijn zinnen waren onnavolgbaar. Het leverde spannende radio op: komt deze zin, die drie minuten geleden is ingezet, wel tot een grammaticaal en rationeel goed einde? In praktisch alle gevallen wel.

Rob Klaasman

De ARP-politicus verwierf in de jaren '50 en '60 landelijke bekendheid met zijn rubriek voor de NCRV-televisie. Later werd Diepenhorst minister van Onderwijs in het kabinet-Cals en kreeg als eerste met demonstrerende studenten te maken. De oud-ARP-politicus en oud-rector magnificus van de Vrije Universiteit (aan de benaming 'VU' had Diepenhorst een hekel) was in de zomer van 1986 de gast van tv-maker Rob Klaasman. Zijn actieve politieke carrière was toen al een tijdje ten einde.

De "begaafde huiselijke zonderling" - Diepenhorst is zijn hele leven vrijgezel geweest en heeft bij zijn moeder gewoond tot zij op 95-jarige leeftijd overleed - was in 1981, toen de drie confessionele partijen KVP, CHU en ARP in het CDA waren overgegaan, niet op de kandidatenlijst voor zijn geliefde Eerste Kamer gezet. Dat stak. Hij stierf op 88-jarige leeftijd in Zeist, waar hij zijn hele leven had gewoond.

Biografie I.A. Diepenhorst

“Een begaafde, huiselijke zonderling”
Isaac Arend Diepenhorst werd op 18 juli 1916 in Rotterdam geboren. Zijn vader G.A. Diepenhorst was Tweede Kamerlid geweest voor de Anti-revolutionaire Partij en oom P.A. had voor dezelfde partij in de Eerste Kamer gezeten. Isaac, of Iek, kwam dus uit een politiek confessioneel nest en zou dat nest nooit meer verlaten. Letterlijk: Diepenhorst woonde samen met zijn moeder in het ouderlijk huis, tot zij begin 1986 op 94-jarige leeftijd stierf. Ook in zijn studententijd in Amsterdam – Diepenhorst studeerde theologie en rechten – woonde hij bij familie in, wat hem naar eigen zeggen in de ogen van anderen een “begaafde, huiselijke zonderling” maakte. Wellicht zorgde het er wel voor dat hij in 1945 al op 29-jarige leeftijd hoogleraar strafrecht werd aan de Vrije Universiteit.

In 1952 kwam Diepenhorst, die de koosnaam Iekje had toebedeeld gekregen, voor de ARP in de Eerste Kamer. Daar viel hij direct op door zijn uiterst verzorgde taalgebruik. Kort daarna kreeg hij een rubriek, Volk en Staat, op de NCRV-radio. Het maakte hem buitengewoon populair in protestantse kringen snel populair. Met zijn sonore stem en zijn prachtige, ingewikkelde zinsconstructies vulde hij wekelijks de goed beluisterde rubriek en hij ontpopte zich als een retorisch fenomeen. Alledaagse woorden werden vervangen door een deftigere variant: ‘meteen’ werd ‘aanstonds’, ‘ontsporingen’ werd ‘derailleringen’. Later leidde hij een tv-forum van de NCRV, waarin zijn mededeling “aan mijn linkerzijde, voor de kijker rechts” een gevleugelde uitspraak werd.

Diepenhorst was tot twee keer toe rector magnificus van de Vrije Universiteit. Dat was in de periode 1960-1961 en 1972-1976, voor en na de roerige jaren ’60. Over de studentensitt-ins had Diepenhorst in het interview het volgende te melden: “u hebt in die tijd gehad, wat een poosje ook beslist voor de toehoorders iets nieuws betekende, die zogenaamde studentensitt-ins, die vrije debatten, met drie à vier vooraanstaanden op het podium en dan konden ze vanuit de zaal beginnen. Als ze daar gepast gebruik van maakten en niet domweg begonnen te beledigen, maar scherp bleven, dan was het werkelijk uiterst levendig, het was spannend, het was afwisselend.”

Diepenhorst werd in 1965 minister van Onderwijs in het kabinet-Cals. Toen het kabinet een jaar later in de Nacht van Schmelzer viel, bleef hij die functie in het interimkabinet-Zijlstra bekleden. Hij was de eerste minister van Onderwijs die met studentenprotesten werd geconfronteerd, zij het dat ze in zijn tijd nog redelijk zeldzaam waren. De bom barstte in de volgende kabinetsperiode, onder minister Veringa. Na zijn ministerschap zat Diepenhorst 4 jaar in de Tweede Kamer. Hij zag het niveau van spreken daar met lede ogen aan. Politici als Van Agt en Wiegel bewonderde Diepenhorst vanwege hun redenaarskunsten.

In de Eerste Kamer voelde Diepenhorst zich meer op zijn gemak, hij achtte het belang van het orgaan dan ook groot. Prof. Mr. I.A. Diepenhorst bekleedde naast zijn politieke ook veel andere maatschappelijke functies. Hij was van 1954 tot 1989 voorzitter van de vereniging voor blinden, slechtzienden en meervoudig gehandicapten Bartimeus, hij was van 1961 tot 1989 voorzitter van de Interkerkelijke Commissie voor de Geestelijke Verzorging in de Inrichtingen van Justitie, van 1969 tot 1986 voorzitter van de Onderwijsraad, het adviesorgaan van de minister van Onderwijs. Daarnaast was hij bijvoorbeeld nog voorzitter van de Vereniging van Reclasseringsinstellingen, lid van verscheidene kerkelijke deputaatschappen, bestuursvoorzitter Stichting Academisch Ziekenhuis te Utrecht en voorzitter Stichting Vrienden van de Portugees Israëlitische Synagoge.

Na het samengaan van de KVP, de CHU en de ARP in het CDA in 1980, waar Diepenhorst overigens een groot voorstander van was, werd hij tot zijn grote teleurstelling niet op de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer gezet. Daarmee kwam aan zijn politieke loopbaan een voor hem onverwacht einde. Diepenhorst is altijd in Zeist blijven wonen. Daar stierf hij op 88-jarige leeftijd, drie weken na zijn jongere en enige broer A.I. Diepenhorst, waarvan hij “zielsveel hield.”

Hoogtepunten uit het interview
“Ik ben benieuwd of er in Nederland één hond is die naar dit interview luistert”
Wie van eindeloze zinnen houdt, die lijken te verzanden en vast te lopen in evenzo oneindige bijzinnen, maar die door het ongekende retorische talent van hem die ze uitspreekt toch altijd weer op hun pootjes tercht komen, die kan zijn hart ophalen aan het marathoninterview dat Rob Klaasman op 25 juli 1986, op een druilerige zomermorgen, hield met Prof. Mr. I.A. Diepenhorst, mannenbroeder. Zelf vond hij niet dat je aan het begin van een zin te lang na moest denken over hoe je het einde zou bereiken: “men weet niet altijd wat men zegt, men hoopt alleen dat het aankomt. Dat van die ingewikkelde volzinnen, ik denk dat het wat overdreven wordt. Het is dikwijls ook een teken van zwakte. Dat het helemaal niet zo is, dat als men de zaken ingewikkelder voorstelt in volzinnen, dat daardoor het waarheidsgehalte toeneemt.”

Klaasman vraagt de oud-minister van Onderwijs naar zijn beweegredenen om mee te doen aan het marathoninterview. Veel van zijn oud-collegae hebben het immers niet aangedurfd: “Heel eenvoudig, men wil iets meemaken, dit is mijn kans anderen te dwingen naar mij te luisteren. Ik ben heel benieuwd of er in Nederland één hond is die naar dit interview luistert. Ik zie het vooral al seen grap.”

Diepenhorst voelde zich fit, maar had alleen last van een hartnekkige riebelhoest, die het noodzakelijk maakte in elke pauze een “gorgeldrank” met kamille te nemen, zodat zijn stem het niet zou begeven. “Ik had gisteren überhaupt geen stem, en nu heb ik een onzeker gevoel. Ik probeer in de pauze steeds mijn stem op peil te houden. Vanochtend heb ik op het punt gestaan om naar Hilversum te bellen en te zeggen: ik kom niet.” Een luisteraar belt later nog een tip door, opgedroogde salie met kokend water. Diepenhorst: “Ik wacht rustig af.”

De gewezen forumleider van de NCRV was een groot spreker en vond dat elke publieke figuur zich in de kunst van het spreken moest bekwamen. Helaas kwam hij in de praktijk weinig voorbeelden van oratorisch talent tegen: “Anders dan in het Engelse parlement, wordt in het Nederlandse parlement niet zo gehecht aan de pakkende voordracht, het is nogal eens een versaaide vertoning. Er is te weinig aandacht voor de uitwendige vorm.” Ook met de vergaderstijl van de Tweede Kamer is Diepenhorst niet erg ingenomen, er wordt van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat vergaderd, alle kleine partijtjes moeten ook aan het woord: “Met spreektijdbekorting kan heel wat bereikt worden.” Wat hem wel kon bekoren waren de “zogenaamde studentensitt-ins, die vrije debatten, met drie à vier vooraanstaanden op het podium en dan konden ze vanuit de zaal beginnen. Als ze daar gepast gebruik van maakten en niet domweg begonnen te beledigen, maar scherp bleven, dan was het werkelijk uiterst levendig, het was spannend, het was afwisselend. Het is wat anders als men het spreken onmogelijk gaat maken: honen, sissen, lauterbauwen. Dan is het vrije woord eruit.”

De “begaafde, huiselijke zonderling” – een typering die Diepenhorst zichzelf gaf – heeft zijn hele leven in zijn ouderlijk huis gewoond. Als Rob Klaasman opmerkt dat Diepenhorst dat hij met zijn moeder samenwoont, moet die hem corrigeren: “Ik denk dat de gegevens een klein beetje achterlopen. Mijn moeder is begin dit jaar overleden. Die is op 14 dagen na 95 geworden”. Klaasman vond dat toch wel ongewoon. “Ik denk dat het meer voorkomt dan in de regel gedacht wordt. Het is gewoon zo gegaan. Men neemt het leven zoals het is Er zaten voor mij zeer aantrekkelijke kanten aan.” Klaasman wil daarna weten of het niet gemakszucht is geweest die hem heeft belet een gezin te stichten. “De stelling is nog verdedigbaar dat er twee voor nodig zijn, men moet ook nog tegen de geschikte aan lopen en dan is het nog zo dat de geschikte moet willen.” “Maar vroeger was het toch zo dat de man de vrouw gewoon nam?” vraagt Klaasman. “Het is mij nooit zo opgevallen, misschien lag het initiatief iets meer bij de man, maar ik heb niet de impressie gehad dat de dames er werkelijk met de haren bijgesleept moesten worden.”

De laatste minuut van het interview wordt gevuld met het antwoord op de vraag hoe Diepenhorst herinnerd zou willen worden. “Ik denk dat als men van mij zou zeggen: alles bij elkaar genomen een geschikte vent, die het goed meende en die werkelijk met sommige dingen in zijn leven ernst maakte. Meer begeer ik niet.”

De interviewer: Rob Klaasman
Prof. I.A. Diepenhorst zat op 25 juli 1986 tegenover Rob Klaasman. De tv-programmamaker overleed op 13 december 1988 op 44-jarige leeftijd na een langdurig ziekbed. Voor de VPRO maakte hij onder andere de roemruchte programma’s ‘Het gat van Nederland’, ‘Berichten uit de samenleving’, ‘Hollands Spoor’, ‘Machiavelli’ en ‘Diogenes’. Kees Fens schreef onder zijn pseudoniem A.L. Boom in De Tijd naar aanleiding van Klaasmans overlijden: “hij [Klaasman] heeft mij televisie leren lezen. En dat heeft hij natuurlijk bij tienduizenden uitgericht. Wij zijn onze ogen gaan wantrouwen. Er zijn schrijvers, dichters, schilders die met hun middelen hetzelfde uitrichten. Klaasman was een kunstenaar.”

Ook met politici kon Klaasman in zijn werk goed omgaan. Ad ’s-Gravesande had Klaasman in het begin van de jaren zeventig naar de VPRO gehaald. Hij zei over Klaasman na diens overlijden: “Voor Hollands Spoor heeft Klaasman prachtige interviews gemaakt met Van Agt en Den Uyl. En Frans Andriessen werd, nadat het CDA de verkiezingen verloor, in bed gefilmd.Hij ging op een goede, nietsontziende manier te werk. Hij had een briljante techniek om mensen los te weken van wat ze het liefst zouden willen zeggen.” Dat kunstje vertoonde Klaasman ook op de radio, in het marathoninterview met ‘Oom Iek’.