Marathoninterview Hans van Mierlo

Hans van Mierlo

Hans van Mierlo was in de zomer van 1989 de eerste gast van het seizoen. Henk van Hoorn ontving hem in de studio van de Hilversumse VPRO-villa.

Henk van Hoorn

De oprichter van D’66 en oud-minister van Defensie (in het tweede en derde kabinet-Van Agt) was in de zomer van 1989 fractieleider van en Tweede Kamerlid voor zijn partij. Zijn grote wapenfeit – het tot stand brengen van de paarse kabinetten – zou nog enkele jaren op zich laten wachten.

Op 14 oktober 1966 had Van Mierlo – tot dan toe bekend als journalist van Het Handelsblad – samen met 43 andere ‘homines novi’ de ‘sociaal-liberale’ partij Democraten 1966. Hij was destijds 35 jaar en populair. In de Nederlandse samenleving, die sterk aan het veranderen was, raakte hij een gevoelige snaar bij veel (jonge, intellectuele) kiezers. Bij de verkiezingen van 1967 wist hij het ongekende aantal van zeven zetels te behalen. In 1989 zat D’66 met 9 zetels in de Kamer en had zowel Hans van Mierlo als zijn partij de pieken en dalen van de politiek leren kennen.

Biografie Hans van Mierlo

Geb. 18 augustus 1931 te Breda

Van houthakker tot politiek vernieuwer tot éminence grise
Henricus Antonius Franciscus Maria Oliva van Mierlo – naar zijn initialen ook wel HAFMO genoemd – werd in 1931 in Breda geboren. Hij was de oudste zoon van een steenfabrikant, na hem volgden vijf zussen. Een groot deel van de rest van de ‘roomse’ familie Van Mierlo had zich in het bankieren bekwaamd. De kleine Hans groeide in rijkdom op. Hij herinnerde zich nog dat hij daar op een nare manier mee werd geconfronteerd op het plaatselijke voetbalveld: “Ik was rijk en had mooie schoenen met noppen, maar ik kon niet voetballen. De arme jongens konden wel voetballen en droomden over schoenen zoals de mijne”. Met Breda had hij niet zoveel, met Brabant wel: “Ik heb altijd geprobeerd te voorkomen dat ik mijn zachte g zou verliezen. Ik vind zelf de zachte g mooier dan de harde.”

Op zijn twaalfde moet Van Mierlo naar een jongenskostschool in Oss en op zijn veertiende plaatsen zijn ouders hem op het beroemde – en beruchte, want zeer strenge – jongensinternaat van de paters jezuïten, het Canisius College in Nijmegen. Hij zit daar elf maanden per jaar, ver van huis. In zijn latere leven had hij elk jaar aan het eind van augustus buikpijn: het schooljaar begon weer.

Na zijn schooltijd ging Van Mierlo rechten studeren aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, maar hij vertrok al snel naar het buitenland voor wat minder academischer bezigheden. Hij werd visser in Marseille, hakte hout voor een klooster op een mediterraan eiland, was havenarbeider in Perpignan, redacteur bij de Franse krant L’Indépendant in Zuid-Frankrijk. Bij zijn terugkeer in 1960 besloot hij toch zijn doctoraalexamen te doen. Hij werd meester in de rechten en ging in Amsterdam wonen. Hij woont tegenwoordig nog altijd in het huis aan de Herengracht dat hij toen betrok. Hij begon voor Het Handelsblad te schrijven, eerst als redacteur binnenland, later als hoofdredacteur van de opiniepagina.

In 1967 stopte hij bij het Handelsblad, omdat hij, misschien wel tegen wil en dank, naar de Tweede Kamer werd beroepen. Op 30 april 1966 kwam een aantal jonge ‘links-liberalen’ in Amsterdam bij elkaar uit onvrede over de toenemende onduidelijkheid in de Nederlandse politiek. Die onduidelijkheid was ontstaan door een groeiende ontzuiling en ontkerkelijking van de maatschappij. Democraten 1966, afgekort D’66, zag op 14 oktober van dat roerige jaar het levenslicht. 44 Zogenaamde ‘homines novi’, jonge intellectuelen, waren verantwoordelijk voor de nieuwe sociaal-liberale partij. Van Mierlo die door iedereen als leider werd gezien, wilde dat aanvankelijk helemaal niet zijn, het “doet hem teveel aan de oorlog denken”. Hij was niet bedreven in het managen en zijn organisatietalent was ook niet om over naar huis te schrijven, maar hij inspireerde zijn partijgenoten. Bij de verkiezingen van 1967 behaalde de partij een voor een nieuwkomer ongehoord aantal van zeven zetels in de Tweede Kamer.

Vooral het verkiezingsfilmpje met Hans van Mierlo, die in een oude loden en te grote jas van zijn oom door de regen liep, maakte indruk op het publiek. De opkomst van de jonge ster aan het politieke firmament trok zelfs de aandacht van de New York Times. Die kopte na de verkiezingen met ‘Star Rises in Dutch Politics’. Maar aan het begin van de jaren zeventig stootte Van Mierlo’s innige relatie met de PvdA veel partijgenoten voor het hoofd. Van Mierlo moest plaats maken voor Jan Terlouw, maar bleef lid van de Tweede Kamer om het buitenlandbeleid van de partij te vertegenwoordigen. Zijn politieke loopbaan leek in rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen en sommigen dachten dat het misschien wel helemaal was gedaan met de politicus Van Mierlo.

Dat veranderde toen hij op 11 september 1981 toetrad tot het kabinet Van Agt/Den Uyl, dat geen lang leven was beschoren. Ruim een jaar later was hij, waarschijnlijk tot zijn eigen opluchting, geen minister van Defensie meer, een baan die hij naar eigen zeggen zeker niet had nagestreefd. De mislukking van het kabinet, en daarmee van Van Mierlo als minister, deed D’66 geen goed bij de verkiezingen. Er gingen elf zetels verloren. Van Mierlo trok zich terug in de Eerste Kamer. Het tij keerde in 1985 toen de oude leider zijn elan ook weer had hervonden. Na de verkiezingen van 1986, die D’66 3 zetels extra opleverde, werd hij weer fractieleider van zijn partij en nam zitting in de Tweede Kamer. De daaropvolgende acht jaar bleef hij dat. Totdat Wim Kok, lijsttrekker van de Partij van de Arbeid, in 1994 de verkiezingen won. ‘Won’ is wellicht een groot woord – de partij verloor twaalf zetels – maar het CDA had het nog slechter gedaan (min twintig zetels). D’66 kon daarvan profiteren: de tijd was gekomen voor regeringsdeelname. Het eerste paarse kabinet, een coalitie van het PvdA, de VVD en D’66, was geboren.

Van Mierlo werd in het eerste kabinet-Kok minister van Buitenlandse Zaken, een functie die hem vanwege zijn gebrekkige dossierkennis niet veel bewonderaars opleverde. De grote lijnen, daar was Van Mierlo beter in. Als minister van Buitenlandse Zaken was hij vaak onderweg. Toch bleef hij fractieleider van zijn partij. Iets wat hij gezien de resultaten van de verkiezingen in 1998 beter niet had kunnen doen: D’66 verloor tien zetels. Van Mierlo besloot de politiek definitief de rug toe te keren en gaf het stokje door aan Els Borst, die hij zelf tot opvolger had gebombardeerd: “Het is een meisje geworden en we noemen haar Els”. Twee maanden na zijn aftreden als minister van Buitenlandse Zaken werd Van Mierlo als minister van Staat benoemd.

Een jaar na zijn ‘pensionering’, zoals hij het ook zelf noemt, ontmoette Van Mierlo de schrijfster Connie Palmen, bij Cees Nooteboom thuis. Het paar was, tot zijn dood, onafscheidelijk.

Hoogtepunten uit het interview

"Dat je ieder moment standpunten moet hebben, over alles, dat is heel raar"
Hans van Mierlo, boegbeeld van D'66 - ook na een kleine tien jaar dat hij de actieve politiek vaarwel heeft gezegd - heeft niet altijd overal een mening over: "Dat is één van de makken van het beroep, dat je voortdurend moet voordoen alsof je overal iets van vindt, en dat heeft niemand. Dus waarom zou een politicus dat wel doen? HvH: daar wordt ie voor betaald. HvM: daarvoor? Nee, niet om zich te vervalsen. Dat je ieder moment standpunten moet hebben, over alles, dat is heel raar, dat hoeft helemaal niet. Maar dat is de cultuur geworden. Zegt u eens, wat vindt u daarvan?"

En hoewel hij geen last heeft van bescheidenheid, heeft ook hij last van onzekerheden: "De angst dat je hoger wordt ingeschat door de mensen dan je zelf vindt dat je waard bent. En dat ik dan moet voldoen aan een niveau en een eis. En dat ik zelf heb opgebouwd, maar dat is met geluk gebeurt en dat er een moment komt, dat voor iedereen zonneklaar duidelijk wordt dat het verwachtingspatroon veel te hoog is. Dat had ik twintig jaar geleden al en daar heb ik nu nog steeds last van. Soort van faalangst, hoewel ik niet van de variant last heb, waarbij functioneren onmogelijk is.

Alle toespraken vind ik een opgaaf. Ik probeer het ook altijd zo te krijgen dat ik niet uit mijzelf hoef te praten, maar dat het een vraag is waar ik antwoord op kan geven. De ongevraagde mededeling is zoveel meer pretentieus dan de gevraagde mededeling. Daarom ben ik zo tegen interviews waarin de vragen worden weggelaten. Dat deed Ischa Meijer in Vrij Nederland, nu niet meer. De ongevraagde mededeling heeft veel meer pretentie en krijgt daardoor een hele andere lading en een ander karakter."

Henk van Hoorn haalt een uitspraak van Van Mierlo's dochter aan: hij kan beter ophouden met de hele santekraam van D'66, want zonder hem stort de partij toch meteen als een kaartenhuis in elkaar. Van Mierlo denkt dat die mening voortkomt uit frustratie dat hij zo weinig thuis was, want "partijen hangen op gezette tijden in hun geschiedenis altijd van iemand af. En dat zijn de christelijke partijen van hun grote voormannen geweest, dat is de VVD van Wiegel geweest, dat is de PvdA van Den Uyl en nu van Wim Kok. Je moet er nu niet aan denken dat Kok het bijltje er bij neer gooit. Maar het is niet Nederlands om dat te vinden. Er is natuurlijk nu een fase waarin de partij sterk afhankelijk is van mij. Maar dat is al een stuk minder dan drie jaar geleden, toen ik van buitenaf terug moest komen."

Helemaal ziek wordt Van Mierlo van de typering 'verpakking', die hem vaak ten deel valt. Hij zou D'66 alleen een gezicht geven, geen inhoud: "Ik vind het zo minachtend om te praten over verpakking, ik vind dat zo'n belediging. Een gezicht, er zit een gloed in die ogen, dat is de ziel. Dat gepraat over verpakking, dat vind ik zo'n minachting. Ik draag het gedachtegoed uit, dat ben ik. Een journalist die iets niet goed onder woorden kan brengen, behoort geen journalist te worden, en voor een politicus geldt hetzelfde. Gelukkig zijn er mensen die zeggen: ”Die van Mierlo zegt vaak wat hij denkt." Dat partijprogramma heb ik zelfs niet helemaal in mijn hoofd, en detail."

De interviewer: Henk van Hoorn

"Ik zag het wel een beetje als een lakmoesproef voor hem"

"Het gesprek met Hans van Mierlo was een strijdgesprek, behoorlijk pittig. Ik lag niet ademloos aan de voeten van de geïnterviewde. Maar dat heb je vaker als je iemand moet interviewen waar je politiek, zeg maar, meer verwantschap mee hebt. Die mensen pak je harder aan. Ik wilde hem toch testen. Van Mierlo was iemand die in de Kamer had bewezen achter zijn standpunten te staan en je wilt dan toch in zo’n gesprek achterhalen tot hoe ver hij gaat, wat hij écht denkt. Daar is zo’n marathoninterview ook bij uitstek geschikt voor. Het was in die zin een soort lakmoesproef voor hem."

"Hij begon het gesprek meteen met de mededeling dat hij als politicus voortdurend overal iets van moest vinden. Ja, wat denk je dan? Hij is de geboren aarzelaar. Ik kende hem al heel lang. Ik heb hem letterlijk zien komen. Ik was er als verslaggever bij in Krasnapolsky in 1966 toen hij daar stond te vertellen hoe het allemaal verder moest en ik er met mijn microfoon onder stond. En ik heb hem natuurlijk in de Kamer meegemaakt toen ik bij Den Haag Vandaag werkte. Ik kom niet op feestjes met politici, maar in de wandelgangen kom je elkaar toch regelmatig tegen."

"We hadden na het interview allebei het gevoel dat er meer in had gezeten. Niet dat er nog een heleboel onderwerpen niet behandeld waren, maar die paar uur blijken toch te weinig om overal diep op in te gaan. Je moet toch keuzes maken in zo’n gesprek. Het interview duurde op Radio 5 al heel wat minder lang dan daarvoor. Waren het nog steeds vierenhalf uur? Zo zie je maar hoe de tijd vliegt."