Marathoninterview G.A. Wagner

G.A. Wagner

Oud-presidentdirecteur van de Koninklijke Shell, Gerrit Wagner, mocht zich tot de zakelijke wereldelite rekenen, maar ook in Nederland had hij veel macht en aanzien. Niet in de laatste plaats omdat hij na zijn pensioen in 1981, tijdens het kabinet van Van Agt, een commissie leidde die het land, dat in de grootste economische crisis van na de oorlog zat, weer uit de malaise moest helpen.

Ronald van den Boogaard

Hij kon dat, ondanks zijn lidmaatschap van het CDA en zijn ‘foute functie’ bij een ‘fout bedrijf’, doen doordat hij ook ontzag wekte bij de natuurlijke vijanden van Van Agt en consorten, links Nederland. Niet dat iedereen onverdeeld opgetogen was over Wagners plannen, die gebundeld waren in het rapport ‘Een nieuw industrieel elan’.

Het verminderen van financieringstekorten en het ontkoppelen van lonen en uitkeringen waren aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig niet bepaald populair. Maar de kritiek werd als volgt van de hand gedaan: “De nood zal ervoor zorgen dat enkele dingen die wij hebben voorgesteld, gewoon gebeuren, ook al krijg je nu de indruk dat niemand het wil.” Een maand later werd Ruud Lubbers premier en werden Wagners maatregelen uitgevoerd. Hij stond daarmee aan de basis van het economisch herstel van Nederland.
In oktober 2003 stierf Wagner, hij werd 86.

Biografie van Gerrit Abram Wagner

Een leven in het teken van de Koninklijke Shell

Gerrit Abram Wagner werd op 21 oktober 1916 in een middenstandsfamilie aan de Nieuwe Waterweg in Maassluis geboren. De Wagners waren Nederlands Hervormd, maar Gerrit, of Gerrie zoals hij genoemd werd, werd niet gedwongen om naar de kerk te gaan. Hij deed geen belijdenis, maar kende de bijbel wel van a tot z. Zijn vader zorgde ervoor dat hij vroeger naar de mulo kon dan eigenlijk de bedoeling was geweest. De klas moest vol en daarom kon Wagner instromen. Zo kwam hij ook op de hbs terecht, waar hij examen deed.

Wagner studeerde Rechten aan de Universiteit van Leiden. Niet dat zijn hart klopte voor het vak, maar je kon de studie snel volgen en je kon er alle kanten mee uit. Zijn echte passie was geschiedenis, “om van te leren en om te relativeren”, maar het bleef bij hobbyisme. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Wagner bij de Rotterdamse bank Mees & Zoonen, en was hij betrokken bij de reconstructie van de stad, die in mei 1940 door Duitse bombardementen grotendeels was verwoest. Na de oorlog was hij kort werkzaam bij het Ministerie van Justitie en werd hij Hoofd van de Politieke Opsporingsdienst in zijn geboortestreek, Vlaardingen/Westland. De taak van de Politieke Opsporingsdienst was het opsporen van ‘foute’ elementen tijdens de Duitse bezetting van Nederland, zoals de NSB’ers.

Een jaar later kwam hij in dienst bij het bedrijf waar hij tot zijn pensioen en langer zou blijven, de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij, de latere Koninklijke Shell. Hij begon onderaan en eindigde aan de top. Hij werkte voor Shell in Curaçao, Venezuela en Indonesië. Vooral in Venezuela leerde hij dat de stem van een grote multinational niet allesbeslissend was. Zijn tegenspeler was de sociaal-democratische minister van het Mijnwezen, Juan Pablo Perez Alfonso, de oprichter van de OPEC, het verbond van olieproducerende landen. Hij was er ook voor verantwoordelijk dat Shell onteigend werd, maar toch had Wagner goede herinneringen aan hem. “Ik ben van die generatie die heeft meegemaakt dat onze machtspositie telkens is afgebroken. Al ik één overheersend motief zie in mijn carrière, dan is dat: in de loop van dertig jaar terugtreden uit verworven posities, terugvallen op nieuwe stellingen, en van daaruit toch het werk blijven doen. Allemaal illustraties van de begrenzingen van onze macht.”

Niet dat hij daar erg rouwig om was. Zijn gezag wortelde voornamelijk in het feit dat hij macht los kon laten, wanneer dat in het belang was van zijn bedrijf op lange termijn. Dat bedrijfsbelang stond wel altijd voorop. Zo trok Shell zich niet terug uit Zuid-Afrika dat in die tijd, vanwege de apartheid, door het Westen werd geboycot. “Zodra wij zouden weggaan, doet een ander het werk.” Daar werd door links Nederland schande over gesproken, wat hij “begrijpelijk, maar erg vervelend” vond.

In 1964 keerde hij terug aan de Nederlandse Shell-burelen. Hij was president van de Koninklijke Shell in de tijd van de eerste oliecrisis in 1973. Toen de OPEC besloot de prijs voor ruwe olie astronomisch te verhogen, was zijn eerste reactie er één van schrik, maar ook van opluchting: “Godzijdank zijn wij nu van die verantwoordelijkheid af”. Maar Wagner bleef hameren op de rol van olie in de mondiale energievoorziening. Hij werd gezien als belichaming van de kapitalistische ondernemer. Wagner zei later zich gekwetst te hebben gevoeld, omdat ondernemers in het verdomhoekje zaten.

Buiten het bedrijfsleven werd Wagner vooral na zijn pensionering bekend. Premier Van Agt vroeg hem in 1981 een commissie voor te zitten die een plan moest uitstippelen voor een ander industriebeleid in Nederland. Door jarenlange verwaarlozing van de industrietak – in de overtuiging dat er genoeg welvaart was gecreëerd, zodat de aandacht vooral op het creeren van welzijn moest worden gelegd – was er een enorme werkloosheid ontstaan en moesten veel bedrijven hun deuren sluiten. Samen met vakbondsafgevaardigden, wetenschappers, bankiers en andere vertegenwoordigers van het bedrijfsleven vormde hij de commissie-Wagner, die in 1981 het rapport Een Nieuw Industrieel Elan uitbracht. Zijn plannen werden bij het aantreden van het kabinet-Lubbers in 1982 meteen in beleid omgezet: het financieringstekort moest omlaag, de automatische koppeling van lonen en uitkeringen moest van de baan en de overheid moest de voorwaarden scheppen voor een florerenden industrie en een gezond ondernemerschap. De plannen van de commissie-Wagner bewerkstelligden in de jaren tachtig het economisch herstel, waar Nederland nu nog altijd de vruchten van plukt.

Wagner was na zijn pensionering voorzitter van tal van commissies, waaronder van de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank, farmaceutisch bedrijf Gist-Brocades en de KLM. In latere jaren werd het stil rond de grote man. In oktober 2003 stierf hij na een langdurig ziekbed in Wassenaar.

Hoogtepunten uit het interview

"Er is genoeg gepraat met en over meneer Wagner"

Met al zijn commissariaten na zijn pensionering bij Shell, zal hij vast wel eens gepolst zijn voor een ministerschap, vist Ronald van den Boogaard. "Ik ben wel eens gepolst, maar dat heeft nooit langer dan twee minuten geduurd. Ik heb het nooit gezocht, het zou me niet liggen, ik zou er het geduld niet voor hebben. Ik ben dankbaar dat er mensen zijn die het willen doen. In eerste plaats moet je om in de politiek iets te doen en iets te bereiken, iets van de Kamer of een ministerschap. In de eerste plaats moet je actief lid zijn van een politieke partij. Ik ben lid van de CDA. Ik vond toen die partijen bij elkaar kwamen, dat ik kleur moest bekennen. Ik voel mij van alle partijen het meest verwant met die partij, of het minst niet-verwant. Ik ben geen partijganger. Maar als je minister bent of een andere belangrijke functie hebt, dan moet je voor de partij vechten en dat had ik dan ook gedaan, maar ik heb 1 bezwaar, ik ben het zo vaak met de ander eens. En u weet, ik heb de publiciteit nooit geschuwd, dat doe ik ook vandaag niet, maar als je de politiek in gaat, dan kan alles wat je zegt en doet commentaar opleveren en ik denk dat ik me daar toch te veel aan zou ergeren."

Wagner heeft er wel een tijdje over na moeten denken of hij mee zou doen aan het marathoninterview. "Dit gesprek, dat is heel merkwaardig, dat wilde ik helemaal niet, maar ik heb het gevraagd aan een of twee mensen die het gedaan hadden. Ik zei: "dat doe ik natuurlijk niet, moet ik daar nou vijf uur gaan zitten praten? Er is genoeg gepraat met en over meneer Wagner". Toen is mij gezegd, ik zal maar geen namen noemen: "dat moet je doen, dat is leuk, dat zal je echt leuk vinden, dat moet je doen." Nou, en ik heb de tijd, dit jaar voor het eerst heb ik de tijd, dus ik dacht laten we het maar eens proberen, maar ik heb dat met een grote aarzeling gedaan. Laten we kijken wat eruit komt. Ik dacht: "wie luistert er nou naar iemand en dat vijf uur?!" Ik luister naar niemand langer dan een half uur. Maar toen is me gezegd: "ja, er zijn mensen die thuis zitten en die ziek zijn". En je ziet het, die bandjes worden toch ook wel verkocht."

Ronald van den Boogaard vind Wagner een wat serieuze man. Is hij zich in zijn jonge jaren nooit eens te buiten gegaan? "Wij zijn hele normale, nogal vrolijke mensen k ben geen feestneus, dat niet. Tja, wat moet ik daar meer over zeggen. Ik herinner me maar 1 gelegenheid in mijn leven waar ik een beetje dronken was geworden. Dat is wel grappig. Mijn vrouw en ik waren net getrouwd en we woonden in Den Haag in een flatje. Ik zou uitgezonden worden naar Zuid-Amerika en toen hadden we een afscheidsborreltje. En dat was natuurlijk in 1948, nou ja, niet een bijzonderheid, maar wel erg leuk. Je kon niet alles kopen, je kon niet alles krijgen, niet zoals nu maar bestellen. En toen heb ik met wat collega's wat gedronken en toen kwam ik thuis en toen zei mijn vrouw: ohoh, ik zie het al. En dat was het dan. En dat haalt ze dan nog wel eens aan, dat ik toen wel aangeschoten was."

Aan het eind van het interview durft Van den Boogaard het aan de grote man naar zijn prive-leven te vragen. "U bent binnen vier maanden getrouwd?" "Ja, ik vond haar erg lief. Maar het was zo doorslaggevend, dat het helemaal klopte, dat risico hebben we genomen. En het is nu 43 jaar geleden. Daarvoor was een dergelijk besluit een keer mislukt, dus nee, ik wist waar ik het over had. Ja, het gezin is de hoeksteen van de samenleving, daar ben ik heel ouderwets is, maar dat erkent men tegenwoordig ook weer steeds meer. Ik heb vier kinderen en zeven kleinkinderen. Mijn vrouw was heel competent en het managen van het huis en gezin." Van den Boogaard: "vindt u dat diep in uw hart ook de echte positie van de vrouw?" Wagner: "Dat hangt van de vrouw af. Ik heb twee dochters, de ene is zodra de kinderen groot genoeg waren weer gaan werken. De ander, daar zijn de kinderen ook kleiner van, maar die denkt daar niet aan. Maar bij voorkeur moet de vrouw thuisblijven voor kleine kinderen."

De interviewer: Ronald van den Boogaard

"Ik wilde het de president-directeur van Shell niet makkelijk maken"

"Misschien had ik van te voren wel een beetje het idee dat Shell en fout bedrijf was en Wagner een foute man. Voordat ik bij de VPRO kwam, was ik Rotterdams correspondent van de Volkskrant en in die hoedanigheid had ik veel met Shell van doen. Er was toen wel kritiek op dat de Shell zaken deed met Zuid-Afrika, Nigeria en op Curacao ging het ook niet helemaal zoals het moest. Wagner beargumenteerde dan dat hij toch niets aan die situatie kon doen. Tja. Aan de andere kant behandelde Shell zijn werknemers heel goed, die mensen werden prima betaald. Ik vond het in ieder geval een interessant bedrijf en het was zo knap wat voor fabelachtige winsten daar werden gemaakt. En Wagner heeft dat bedrijf als president-directeur een tijd lang, ik weet niet precies hoe lang, op een hele goed manier geleid."

"Ik weet nog dat ik tijdens de voorbereiding met hulp van de SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) heb zitten uitzoeken hoe Shell haar zaken deed in landen als Zuid-Afrika. Daar hebben we in het gesprek ook uitvoerig over gesproken. Ook Harry van Seumeren, de economisch redacteur van de Volkskrant, heb ik uitgebreid gesproken. Hij had een boek over Wagner geschreven."

"Maar wat ik echt interessant vond was Wagners opstelling over dat gedoe met die Erasmusprijs. Hij was natuurlijk ook voorzitter van die commissie. Charta ’77 zou die prijs krijgen, maar Hans van den Broek deed de suggestie dat Havel, van wie bekend was dat hij dissident was, maar vooral beroemd als schrijver, die prijs moest krijgen. Havel kon hem alleen niet zelf in ontvangst nemen, want hij was bang dat hij Tsjechoslowakije niet meer in kwam. Dus moest een ander Havels toespraak voorlezen, maar toen vond Van den Broek dat Koningin Beatrix en Prins Claus niet konden komen als Havel niet zelf kwam. Wagner heeft zich in die kwestie heel daadkrachtig opgesteld."

"Met Wagner had ik geen voorgesprek gehad. Dat wilde ik ook niet. Ik was wel onzeker, het werd natuurlijk een ander interview dan de twee die ik daarvoor had gedaan. Ik wilde het de president-directeur van Shell niet makkelijk maken."

"De details van wat hij voor die commissie-Wagner heeft gedaan, staan me niet helder voor ogen, maar ik vind het vrij dom als hij daar meer om wordt herinnerd, dan om zijn werk bij Shell. Dat bedrijf heeft hij in een onrustige periode toch heel goed geleid."

"Ik weet nog wel een moment tijdens het interview dat ik hem vroeg of een homo aan de top van Shell zou komen. Hij zei natuurlijk nee, maar later kwam hij er nog op terug. Hij was er toch een beetje verlegen mee."