Herken je dat? Dat je door een theaterstuk, boek, film, schilderij of liedje opeens iets uit de wereld om je heen beter begrijpt? Literair talent van het jaar Iduna Paalman beschrijft maandelijks op Mondo zo'n ervaring.

Het sneeuwde toen mijn grootmoeder in haar 
graf werd gelegd. Bij de poort van het kerk-
hof fladderde een dor blad. Mijn moeder keek
het na. De stille grootvader draaide zijn
hoed in zijn hand als een wiel. De andere
grootvader keek op zijn horloge.

Na de begrafenis aten we in de keuken. Het
was voor het eerst dat de andere grootvader
in de keuken kwam. We aten kip. De stille
grootvader kreeg het hart. De andere groot-
vader at de maag. ‘Wilt u nog een poot?’ vroeg
mijn moeder. De andere grootvader zei: ‘Nee.
Dank u.’ Dat was het gesprek.

Kreek Daey Ouwens
In: Oefening in het alleenlopen
Wereldbibliotheek 2017

Iduna Paalman

Iduna schrijft poëzie, proza en toneelteksten. In het najaar van 2019 verscheen bij uitgeverij Querido haar lovend ontvangen poëziedebuut De grom uit de hond halen. Vervolgens werd ze door De Volkskrant uitgeroepen tot hét literatuurtalent van het jaar. De komende maanden is Iduna Paalman vaste columnist bij Mondo.

Een tijd geleden maakte ik een inschattingsfout. In Vrij Nederland stond een interview met emeritus hoogleraar Gloria Wekker, die met haar toen pas verschenen boek White innocence onderzocht waarom ‘ras’ in Nederland zoveel reacties oproept. Zowel het boek als het interview maakten diepe indruk op me. Ik was altijd van mening geweest dat je racisme het beste bestrijdt door aan te nemen dat iedereen gelijk is, en was dus zeer geraakt door de ‘witte onschuld’ die Wekker beschreef: veel Nederlanders veronderstellen hartstochtelijk dat ze kleurenblind zijn en gelijkheid nastreven, maar ondertussen distantiëren ze zich met dit zelffeliciterende beeld van de destructieve doorwerking van slavernij en koloniaal verleden in onze huidige wereld. Ik schrok van het boek en toen kwam de inschattingsfout: ik stuurde een kopie van het interview naar een paar familieleden die niet snapten waarom zwarte piet moet worden afgeschaft en deed er een kort, wijsneuzig briefje bij: lees dit.

Op school leerde ik veel over ontdekkingsreizigers en de VOC, ik kan me mooie verhalen herinneren over dappere mannen die wilde zeeën bevoeren. Ik heb zelfs eens zo’n schip getekend, met wapperende vlaggen. De tot slaaf gemaakten tekende ik niet want daar vertelde de docent niet over. In het interview vertelde Wekker dat Amsterdamse scholen op jaarbasis gemiddeld twaalf minuten besteden aan het bespreken van slavernij en kolonialisme en het gigantische Nederlandse imperium dat daarop rees. Op het moment dat ik dat las had ik me net ingeschreven voor een lerarenopleiding, dus ik nam me voor de school waar ik zou gaan werken aan een kritische inspectie te onderwerpen. Verandering is op handen, dacht ik.

Mijn familieleden reageerden niet op mijn post. Dat was gek, want we sturen elkaar geregeld kaartjes en die krijgen altijd reactie. ‘Ik snapte eigenlijk niet waarom je ons dat stuurde,’ zei mijn oma toen ik haar er weken later via de telefoon naar vroeg. Mijn hart bonsde. Ik voelde me betrapt en durfde het niet te zeggen. ‘Omdat het zo’n krachtige vrouw is,’ zei ik. ‘Ze deed me aan jou denken.’ Daarvan was niets gelogen. Maar ik schaamde me, voelde me een betweterige millennial die haar familie eens even zou opvoeden. Ik praatte eroverheen, vroeg mijn oma naar haar zieke vriendin. Over racisme en zwarte piet hadden we het nooit meer. ‘Oma wist niet zo goed wat ze met je post aan moest,’ zei mijn moeder later nog. ‘Je kunt de volgende keer beter gewoon met haar praten.’

Nu gesprekken over slavendrijvers op sokkels, ongelijkheid en geïnstitutionaliseerd racisme eindelijk aan veel eettafels worden gevoerd, moet ik soms denken aan een gedicht van dichteres Kreek Daey Ouwens (1942), waarin net een grootmoeder is begraven. Het sneeuwt, het is stil, de tijd gaat voorbij. Er zijn twee grootvaders die vaker in haar gedichten voorkomen, ’s avonds wordt er kip gegeten, de ene grootvader krijgt het hart, de ander de maag. Het lijkt net alsof die grootmoeder zelf wordt opgegeten. Het lukt de personages niet om elkaar met woorden te bereiken, die zijn ontoereikend. Met de grootmoeder is alle taal verdwenen.

Soms denk ik dat het niet erg is om de taal niet te vinden. Misschien is stil zijn en luisteren genoeg. Maar op andere momenten denk ik dat we nooit moeten stoppen met woorden vinden voor wat we niet durven zeggen. En die woorden dan niet opsturen met de post, maar uitspreken in het echt. 

Meer columns?