In samenwerking met economenplatform Me Judice schrijven Nederlandse economen voor Tegenlicht over de toekomst van de euro.

Het jaar 2011 is nog maar net begonnen of het debat over de toekomst van de euro is weer opgelaaid. Een aantal landen, waaronder België en Portugal, betalen een fors hogere rente op door hen uitgegeven obligaties. Besmetting richting Spanje dreigt. En dit alles komt na de redding van Griekenland en Ierland in 2010.

Wat kunnen de Europese landen doen om de euro te redden? Tot nu toe hebben de Europese lidstaten de nadruk gelegd op het geven van nieuwe leningen aan probleemlanden. Uiteraard zou de EU deze noodfondsen verder kunnen verhogen. Hierover wordt op dit moment druk gedebateerd tussen de Europese leiders. Verder zou de Europese Centrale Bank (ECB), eventueel in aansluiting op het verhogen van de noodfondsen, de aankoop van obligaties van probleemlanden flink kunnen uitbreiden met mogelijke risico’s voor de inflatie op middellange termijn. De ECB lijkt echter niet bereid om dit op massale schaal te gaan doen.

Obligatiehouders zijn bezorgd vanwege het probleem van de houdbaarheid van de overheidsschuld. Uiteraard kunnen landen zoals Griekenland en Ierland (en wellicht binnenkort ook Portugal) worden gesteund met nieuwe leningen. Maar de vraag is of deze landen überhaupt in staat zullen zijn om de fors hogere schulden terug te betalen, gegeven hun beperkte economische draagkracht en concurrentievermogen.

De vraag is of Griekenland en Ierland überhaupt in staat zullen zijn om de fors hogere schulden terug te betalen.

Teneinde de problemen in een aantal Europese landen – waaronder hoogstwaarschijnlijk Griekenland, Ierland en Portugal – op te lossen wordt recent steeds vaker gesproken over een schuldherstructurering. Dit zou betekenen dat de obligatiehouders accepteren dat ze slechts een deel van hun geld zullen terugkrijgen. Hierdoor wordt het voor de betreffende landen gemakkelijker om aan de rente- en aflossingsverplichtingen op hun schulden te voldoen en kan de weg naar economisch herstel sneller worden ingeslagen.

Schuldherstructurering zou betekenen dat de obligatiehouders accepteren dat ze slechts een deel van hun geld terugkrijgen.

Economisch herstel kan echter nog verdere aanpassingen vergen, met name in landen zoals Griekenland en Portugal die te duur zijn geworden en daarmee grote moeite hebben op de wereldmarkt te concurreren. In december 2010 publiceerden Jacques Sijben, emeritus hoogleraar Geld-, Krediet- en Bankwezen aan de Universiteit van Tilburg, en ikzelf een plan waarin wordt voorgesteld om niet alleen de schulden van deze landen te herstructureren maar tevens deze landen voor een periode van 10 jaar de euro te laten verlaten om orde op zaken te stellen. Deze landen zouden dan een nieuwe nationale valuta moeten introduceren die zou devalueren ten opzichte van de koers waartegen de betreffende landen in het verleden de euro zijn binnengekomen. Dit zou hun concurrentiekracht direct op korte termijn vergroten.

Een gewaagd voorstel met allerlei haken en ogen? Inderdaad. Maar voortgaan op de huidige weg is ook niet zonder kosten en risico’s. Het uitblijven gedurende de komende maanden van een oplossing die door obligatiebeleggers als geloofwaardig wordt ervaren zou tot een nog veel grotere vertrouwenscrisis binnen de eurozone kunnen leiden. Kortom, de politieke leiders zijn dringend aan zet.

 

Harald Benink is hoogleraar Banking and Finance aan de Universiteit van Tilburg en als senior research associate verbonden aan de Financial Markets Group van de London School of Economics. Hij is tevens voorzitter van het European Shadow Financial Regulatory Committee.