Bij de laatste aflevering van The Fourth Estate blikken Nederlandse hoofdredacteuren terug op de serie.

Susanne Evers

Akkefietjes tussen deelredacties en Twitterende redacteuren op de vingers tikken: Nederlandse hoofdredacteuren herkennen de sores in The Fourth Estate. Peter Vandermeersch (NRC Handelsblad), Giselle van Cann (adjunct NOS) en Sjors Fröhlich (BNR Nieuwsradio) blikken terug op de serie en vertellen over de Nederlandse verhoudingen tussen politici en journalisten. ‘Die is bijna gepacificeerd.’

vlieg op de verkeerde muur

Van Cann, Fröhlich en Vandermeersch zijn het erover eens: de serie is inhoudelijk sterk en mooi gedraaid. Maar het journalisten betaamt vragen ze zich wel af wat de kijker niet ziet. Vandermeersch: ‘Je ziet ongetwijfeld ruzies en discussies niet, net als van welke gepubliceerde stukken ze achteraf spijt hadden. Maker Liz Garbus claimt onafhankelijk te zijn maar was natuurlijk totaal ingebed. Ze was een vlieg op de muur maar zat denk ik soms in de verkeerde kamer. Er zijn vast gesprekken in het toilet gevoerd die veel belangrijker waren dan de gesprekken die we in de serie zien.'

Van Cann ziet in de serie een sterke oriëntatie op Washington en mist zelfreflectie van The New York Times. ‘Het gaat vooral over de strijd die Trump voert met de media en hoe de journalisten ervoor kiezen om terug te vechten. Terwijl de serie begint met de verbazing van hoofdredacteur Baquet over de verkiezing van Trump. Je kunt ook de tegenvraag stellen: ‘Wat hebben we over het hoofd gezien? Wat is er gebeurd in dat achterland van Trump en waarom hebben wij die verhalen niet geschreven? Dat zie ik niet terug in de serie.’

The New York Times recenseert The Fourth Estate

Wil je weten wat The New York Times zelf van de serie vindt? Film- en televisiecriticus Maureen Ryan schreef een recensie namens de krant zelf.

laaghartig tuig

De verhouding tussen politici en journalisten in Nederland is duidelijk van een ander kaliber. Vandermeersch: ‘De New York Times verkeert sinds zijn verkiezing in een soort een-op-een conflict met Trump, waarbij hij de krant ook aanvalt. Trump noemde journalisten ooit de vijand van de mensen. Wilders zei in zijn laatste campagne: “journalisten zijn laaghartig tuig”. Het is dezelfde taal, maar Trump is president en Wilders een van de vele mensen die in de oppositie dingen zit te roepen.’

Ook Thierry Baudet liep onlangs weg tijdens een live-uitzending van BNR Nieuwradio. Hij kreeg in het programma The Friday Move vragen over de politiek. ‘Daarop liep hij weg en zei hij achteraf dat het de afspraak was alleen over zijn nieuwe boek te praten,' aldus Fröhlich. 'Wij hebben ook politici die weinig op hebben met de grote nieuwsorganisaties van het land, maar het is niet te vergelijken met Amerika. Het is van een Mickey Mouse-niveau.’

‘Bijna gepacificeerd’ noemt Vandermeersch de verhouding van journalisten met politici in Nederland: ‘Wij benaderen Den Haag kritisch, soms onevenredig hard en vice versa. Het is een spel van geven en nemen. In de acht jaar tijd dat ik hoofdredacteur ben, heeft Mark Rutte één interview aan de NRC gegeven. Dat geeft hij liever aan De Telegraaf, maar dat zijn normale verhoudingen. Bij The New York Times – dat toont The Fourth Estate goed – leven ze in een fundamentele conflictverhouding met het Witte Huis.’

twisten over woorden

Van Cann merkt dat mensen de media soms wantrouwen door uitspraken die politici of partijen doen. ‘Maar dat heeft te maken met iets wat ik breder in de samenleving zie: als je het niet eens bent met feiten of dingen die gebeuren in de samenleving, wordt de boodschapper neergezet als mainstream media of fake news-brenger in plaats van dat men ingaat op naar voren gebrachte feiten. Als je de top tussen Trump en Kim bijvoorbeeld niet historisch vindt, kun je zeggen ‘jullie brengen fake news’ en wantrouwen voeden. In plaats daarvan kun je ook twisten over of je zoiets historisch noemt of niet.’

Volgens Fröhlich moeten we de term nepnieuws in Nederland bovendien met een korreltje zout nemen: ‘We maken er best een groot punt van, minister Ollongren komt er ook regelmatig mee. Maar noem mij een bericht of website: eigenlijk hebben we nauwelijks bewijs van waar hier nepnieuws wordt verspreid.’

Fröhlich: 'Een terecht verwijt naar journalisten is dat ze erg slecht zijn in zeggen dat ze iets fout hebben gedaan'

De kans dat de verhouding tussen politici en de media in Nederland Amerikaanse proporties zou kunnen aannemen is volgens de hoofdredacteuren klein, in de eerste plaats door het Nederlandse coalitiestelsel. ‘Nederland versplintert, er zijn hier vier partijen nodig voor een coalitie. Het wordt daardoor veel moeilijker om naar een situatie te gaan zoals in Amerika, waarbij Trump in het Witte Huis alle macht heeft en bovendien een meerderheid in het Congres,’ aldus Vandermeersch. Je hoeft geen grote politicoloog te zijn om te voorspellen dat we die situatie in Nederland op korte en lange termijn niet gaan krijgen.’

De publieke omroep is in Nederland bovendien veel groter dan in Amerika. Van Cann: ‘Het is ook niet aan de NOS - aan andere omroepen misschien meer - om zo geprofileerd een politieke strijd aan te gaan. Wij proberen neutraal en voor iedereen te zijn, daar past het aangaan van zo’n politieke strijd niet in. Wat daar overigens wel bij past is leugens leugens noemen en feiten feiten.’

we maken ons weinig zorgen

Nederlanders hebben relatief veel vertrouwen in de journalistiek, zo bleek uit het Digital News Report van persbureau Reuters dat onlangs verscheen.

Van de 37 onderzochte landen staat Nederland op de derde plaats op het gebied van vertrouwen in nieuwsorganisaties. Dat vertrouwen steeg bovendien het afgelopen jaar van 51 naar 59 procent. We maken ons daarnaast weinig zorgen over nepnieuws.

terroristen of vrijheidsstrijders

Ondertussen doen nieuwsmedia van alles om vertrouwen vanuit de samenleving te winnen en te behouden: van een ombudsman die de redactie dagelijks vertelt wat er mis ging en de krantenrubriek ‘correcties en aanvullingen’ tot interne programma’s voor medewerkers over vertrouwen bij het publiek. Van Cann: ‘Evaluaties van uitzendingen gaan vaak over welke woorden we geven aan dingen. Als het gaat over terroristen, noemen we ze dan terroristen of vrijheidsstrijders? We weten dat alles wat we zeggen op verschillende manieren gehoord kan worden. Daar moet je rekening mee houden en het hoort bij journalistieke kwaliteit om dat goed te doen.’

Het vergrootglas op het journalistieke werk is tegelijkertijd een wake-up call voor de pers. Fröhlich: ‘Wij trekken soms een grote broek aan door te roepen dat wij de wereld en de macht in de gaten houden. Maar wij mogen ook gecontroleerd worden. Een terecht verwijt naar journalisten is dat ze erg slecht zijn in zeggen dat ze iets fout hebben gedaan. Het is ongelofelijk belangrijk dat journalisten hun werk goed doen en het ook durven zeggen als het fout gaat.’

correspondenten aan het woord