Bij de waarschuwingen voor kennisspionage wordt steeds verwezen naar de ‘affaire Khan’. Nederlandse onoplettendheid leidde tot de Pakistaanse atoombom. Maar klopt deze beeldvorming wel? Argos-journalist Huub Jaspers in gesprek met defensiedeskundige Ko Colijn.

Abdul Qadir Khan was een Pakistaanse wetenschapper die begin jaren zeventig voor de uraniumverrijkingsfabriek in Almelo werkte. Hij stal een aantal blauwdrukken van die fabriek en stelde Pakistan in staat om een atoombom te maken. Maar om die bom te kunnen maken had Pakistan niet alleen deze blauwdrukken nodig. Er waren tal van onderdelen en materialen nodig, die via een internationaal netwerk van handelaren werden aangeschaft.

Waarom werd dit niet gestopt? Is de Nederlandse naïviteit de enige reden voor het falen van de internationale gemeenschap om de Pakistaanse atoombom te stoppen? Of speelde Washington dubbelspel?

Hadden Westerse inlichtingendiensten in de jaren zeventig niet in de gaten dat Pakistan bezig was een atoombom te ontwikkelen?

Dat hadden ze wel in de gaten. Maar Pakistan probeerde op twee manieren aan die bom te komen, via de verrijking van uranium en via de productie van plutonium. Wellicht waren de inlichtingendiensten een tijdje te veel gefocust op de plutoniumroute, waarbij overigens ook een meneer Khan (geen familie van) de leiding had. Uiteindelijk trok A.Q. Khan, de man die in Nederland de benodigde kennis over de uraniumverrijking had opgedaan, aan het langste eind. Die andere manier, de plutoniumroute, had overigens zonder een internationaal netwerk gedaan kunnen worden. Voor buitenlandse spionnen (vooral Amerikaanse en Britse) was het moeilijker om dáár zicht op te hebben. 

Heeft u een idee over de omvang van de leveringen van onderdelen die voor de uraniumverrijkingsfabriek naar Pakistan gingen? Dat zal niet om een enkele vrachtwagen zijn gegaan, die een keer vanuit Nederland of Duitsland naar Islamabad is gereden…

Dat weet ik niet. De opdrachten via het Nederlandse deel van het netwerk – onder meer Van Doorne Transmissie uit Tilburg en de later veroordeelde Henk Slebos uit St.Pancras - zullen enkele miljoenen hebben bedragen, maar zijn deels onderschept door de douane.

Uit welke andere landen kwamen die spullen?

Uit allerlei Westeuropese landen, maar ook uit de VS en de Golfstaten.

Voormalig premier Ruud Lubbers vertelde in een Argos-interview in augustus 2005 dat Nederland A.Q. Khan niet heeft aangepakt op verzoek van de CIA. De Amerikaanse inlichtingendienst zou indertijd tegen Nederland hebben gezegd: laat hem zijn gang gaan, wij volgen die man en willen kijken wat hij verder allemaal uitspookt, met wie hij samenwerkt enzovoorts. Vindt u het plausibel dat de CIA Khan in die tijd in de gaten hield en een dergelijk verzoek aan Nederland heeft gedaan? 

Ja, dat is aannemelijk. Ik kan niet zeggen waarom. Laat ik volstaan met te zeggen dat ik een zekere toegang tot ingewijden heb. Ik baseer me verder ook op een naar mijn mening uitstekend boek van de Amerikaanse hoogleraar Vipin Narang over de proliferatie van de bom, dat ik in augustus 2022 besprak voor NRC. Narang documenteert zijn boek uitgebreid en goed. 

De uitspraken van Lubbers werden betwist door enkele onderzoekers die hadden ontdekt dat Khan destijds door de Britse inlichtingendienst in de gaten werd gehouden. Is het feit dat de Britten hem in het vizier hadden in strijd met de stelling dat de CIA hem volgde? 

Nee, want de Britten (GCHQ) werkten op dit punt nauw samen met de CIA. Denk ook aan de zogeheten Five Eyes, een samenwerkingsverband van de inlichtingendiensten van de VS, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Bovendien liepen de belangen van de VS en Groot-Brittannië parallel. De Britten kenden Pakistan als voormalige koloniale mogendheid heel goed. Pakistan behoort tot op de huidige dag tot de zogenaamde Anglosphere. De Amerikanen konden daarvan profiteren. Zij hadden een slechte relatie met Pakistan.

Argos interviewde begin 2022 de voormalige Amerikaanse inlichtingenofficier Richard Barlow over de affaire Khan. Barlow werkte vanaf 1985 bij de CIA en later ook bij het Pentagon als kernwapenexpert en had als taak te verhinderen dat Pakistan een atoombom zou krijgen. Barlow vertelde dat er in de jaren tachtig een strijd woedde binnen de Amerikaanse veiligheidsinstanties - de CIA, het State Department, het Pentagon - tussen aan de ene kant mensen die vonden dat de niet-verspreiding van kernwapens de hoogste prioriteit had en aan de andere kant mensen die vonden dat de strijd tegen de toenemende Sovjet-invloed, zeker na de inval van de Sovjetunie in Afghanistan, in het Midden-Oosten en Azië een hogere prioriteit had. Is dat een realistisch beeld?

Dat is niet alleen een realistisch beeld, dat is volgens Vipin Narang en mij de ware reden geweest dat Pakistan ineens, sinds de regeringen van Carter en Reagan, zijn gang mocht gaan. Sterker nog: volgens Narang hebben de VS zelfs Pakistan een handje geholpen door bijvoorbeeld de eigen anti-proliferatie-haviken tegen te werken en Pakistan te waarschuwen als India of Israël jachtvliegtuigen naar Pakistan wilde sturen om de nucleaire installatie in Kahuta te bombarderen, zoals de Israëlis dat ook deden in Osirak

Volgens Barlow kreeg de anti-Sovjet-stroming in Washington - met neoconservatieven als Dick Cheney, Paul Wolfowitz, Scooter Libby en Steve Hadley - steeds meer de overhand. Zij zagen Pakistan als belangrijke bondgenoot in de strijd tegen de Sovjetunie en gedoogden derhalve oogluikend het Pakistaanse atoomwapenprogramma. Snijdt deze analyse hout? 

Ja dat klopt. De strijd tegen de Sovjetunie, die eind 1979 Afghanistan was binnengevallen, had de hoogste prioriteit. Narang schrijft expliciet dat de Pakistaanse atoombom (en misschien zelfs de Noordkoreaanse en Iraanse atoombom) er zonder de Russische invasie in Afghanistan nooit geweest zou zijn. Ik meen dat Narang Barlow ook heeft geïnterviewd. Die was nog steeds verontwaardigd over de Amerikaanse steun aan Pakistan. Dat is mede de reden geweest van zijn frustratie en vertrek bij de CIA. 

Klopt het dat die Pakistan-vriendelijke houding van Washington later weer omsloeg?

Ja, die sloeg apert om toen de Russen zich moesten terugtrekken uit Afghanistan en de Amerikanen hun vijandschap met Pakistan weer ‘hervatten’. Pakistan stond op goede voet met China, en dat ging de VS veel te ver. De toenadering van Kissinger tot China eind jaren zeventig was louter pragmatisch. China was en is een bondgenoot van Pakistan. Later, na de terreuraanslagen van Nine Eleven, heeft onder meer de Amerikaanse onderminister Richard Armitage Pakistan het mes op de keel gezet om de kant van de VS tegen Al Qaida te kiezen, maar de relatie tussen VS en Pakistan is altijd wezenlijk slecht geweest.

Is het terecht dat de spionage in Almelo en de naïviteit van Nederland als dé doorslaggevende factor worden gezien bij het falen van de internationale gemeenschap?

Ik vind dat niet terecht. De doorslaggevende factor was mijns inziens de prioritering door de Amerikaanse regeringen Carter en Reagan. Nederland moest de VS volgen. 

Kunnen we stellen dat het antwoord op de vraag of een land vijand is of vriend heel erg afhangt van de geopolitieke verhoudingen en het moment waarop die vraag wordt gesteld?  

Ja, zondermeer.

Wat leert de casus van de Pakistaanse atoombom ons over het beleid van Nederland om kennisspionage te voorkomen en de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan?

De casus Khan toont aan:

  • Ten eerste dat Nederland niet alleen een trouwe maar een volgzame en zelfs slaafse bondgenoot van de VS is. We veroorloven ons simpelweg geen ‘Nee’ tegenover Washington.
  • Ten tweede dat in de VS maar ook in Nederland nobele doelstellingen als het tegengaan van de verspreiding van kernwapens of de bescherming van mensenrechten steeds moeten wijken voor geopolitieke prioriteiten. We hebben Khan op last van de CIA te veel zijn gang laten gaan, ten koste van onze hooggestemde non-proliferatie-doelen.
  • Ten derde dat Nederland de kniebuigingen voor Washington liever niet aan de grote klok laat hangen. Misschien is dit wel het enige dat we bij de VS kunnen bedingen, dat de Amerikanen dit niet rondbazuinen.
  • Ten vierde dat we dit volgen van de VS ook nog eens op een klunzige manier doen. De strafzaak tegen A.Q. Khan in ons land eindigde met een stompzinnige vormfout. De dagvaarding werd gestuurd naar ‘meneer Khan, Pakistan’, zonder vermelding van zijn  adres. Daardoor flopte de hele zaak in hoger beroep en ging Khan uiteindelijk, nadat die eerst tot vier jaar gevangenis was veroordeeld, vrijuit.
  • Ten vijfde dat de worsteling met kennisspionage an sich wel een legitieme is. Met wapenexport en gevoelige kennisexport snijdt Nederland zichzelf (en ook bondgenoten) potentieel in eigen vlees.
  • Ten zesde dat Nederland desondanks - via bijvoorbeeld troika-constructies als Urenco, waarbij Nederland samenwerkte met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk - wel enige matigende invloed kon hebben op het exportbeleid van bondgenoten. Dit toont het proefschrift van Frederik Voûte mijns inziens aan

Over Ko Colijn

Ko Colijn (1951) is journalist en defensiedeskundige. Hij promoveerde op een proefschrift over het Nederlandse wapenexportbeleid en was bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 2011 tot 2016 was Colijn directeur van Clingendael, het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen.